Search
Search

Soorten

Soorten

Berevachtpoliep
zie aangepaste velden


Gestreepte vlokreeft
zie aangepaste velden


Bultrug
Zeezoogdier. Middelgrote walvis. Tot ongeveer 17 meter lang. Baleinwalvissen zonder tanden, maar met baleinplaten met vezelige uitsteeksels, waarmee ze voedsel uit het water filteren. De Bultrug staat bekend om de hoge sprongen uit het water en de goed zichtbare 'blow' van de waterfontein die ze uit het spuitgat blazen. Die spuit recht omhoog. In de Noordzee de laatste 10 jaar vaker waargenomen. Vooral tussen oktober t/m maart. Let op grote zwemmende dieren die rechte waterfonteinen blazen en een blauwzwart gekleurde rug hebben met een klein gebogen rugvinnetje.

[Lees verder...]


Noordse stormvogel
Zeevogel. Komt zelden aan land. Broedt op klippen. 45-50 cm (vleugelspanwijdte: 101-117 cm). Grijs en wit met geelgrijze snavel. Lijkt op een meeuw, maar hoort bij een heel andere groep. Korte dikke nek, vrij stijve, rechte vleugels. Snavel met grijsachtige opbouw met twee neusbuizen. Vliegt dicht boven de golven. Verder op zee ook achter schepen vliegend. Uitstekende vliegers. Kunnen stormen goed doorstaan. Aan land kunnen ze vrij slecht lopen. In Nederland verder op zee en soms bij harde aanlandige wind ook dicht onder de kust (najaar).

[Lees verder...]


Zeespriet
Stijve, rechtopstaande, sprietige kolonies. Tot 30 cm. Geelbruin tot donkerbruin. Aan de voet zit een sponzige massa van hydrorhiza's. Spoelt regelmatig aan op het strand. Autochtoon zeldzaam in de Oosterschelde. Minder schaars op enige afstand van de kust in de Noordzee, o.a. bij wrakken.

[Lees verder...]


Geplaats in: Soorten, Hydropoliepen
Noorse grondel
Mariene vissoort (zeevis). Langwerpige grondel. 5-6 cm. Lichtbruin met  donkerdere en lichtere oranje tot roestbruine vlekjes. Volwassen mannetjes met 10-12 vertikale donkere dwarsstrepen en een donkere vlek achter op de eerste rugvin. Vrouwtjes zonder vlek. Soms blauwachtige vlekken of strepen. Achter en onder de oogkas rijen gevoelspapillen. Bek is breed, bovenstandig, onderkaak met twee rijen tanden. Twee gescheiden rugvinnen, achterste  en anaalvin ongeveer identiek. Staartvin ovaal afgerond. Borstvinnen vergroeid tot een zuignap.Zeldzaam in diepere Noordzee. Enkele keren in Nederlandse wateren.

[Lees verder...]


Geplaats in: Soorten, Vissen
Knorrepos
Mariene vissoort (zeevis, ook in brak water). Langwerpig, spoelvormig lichaam. De rug is vrij hoog, de buik nogal afgeplat. 35-40 cm (tot 60 cm). Zilvergrijs, mannetjes in de paaitijd goudkleurig. Het lichaam heeft een patroon van donkere vlekjes in een soort golfpatroon. Vooraan op de flanken staan schuine, verticale strepen, gevormd door kleine schubben. Twee gescheiden rugvinnen, waarvan de eerste met stekels en korter en hoger. Bek onderstandig. Onder de kin drie tot vijf paar tastdraden. De dieren maken harde knorrende geluiden met spieren rond de zwemblaas. Exoot.

[Lees verder...]


Geplaats in: Soorten, Vissen
Grijze zeehond
Zeezoogdier. Groter dan de Gewone zeehond en herkenbaar aan het forse lichaam en de rechte snuit. Mannetjes tot 3,30 meter lang, vrouwtjes tot 2,50 m. Donkergrijs met lichtere vlekken (man), zilvergrijs met donkerdere vlekken (vrouw). Jongen eerst wit, na circa vijf weken verkleurend. Rust bij laagwater op rotsen, in ons land vooral op droogvallende zandbanken. Met name in het Waddengebied, maar ook in Zeeland. Ze eten vooral vis, daarnaast kreeftachtigen, weekdieren en soms zelfs Bruinvissen.

[Lees verder...]


Braam
Mariene vissoort (zeevis). Diepwatersoort. 40 cm (tot 100 cm). Rugzijde donker groengrijs, flanken zilverachtig bij levende vissen, maar zwart indien dood. Lichaam zijdelings afgeplat en hoog. Stompe platte kop, oog in het midden. Kleine bek met scherpe tandjes. Eén driehoekige rugvin met een veel smallere achterkant. Anaalvin idem. Staartvin sterk gevorkt en sikkelvormig. Borstvinnen  lang, smal en puntig. Over het hele lichaam, behalve de snuit, kleine maar duidelijke schubben. Rugvin met 3-5 harde en 30-32 gewone vinstralen. Schaarse dwaalgast. In de Noordzee alleen in de winter. Spoelt in sommige jaren veel aan.

[Lees verder...]


Geplaats in: Soorten, Vissen
Tweevlek-zuignapvis
 


Geplaats in: Soorten, Vissen
Noorse meun
Mariene vissoort (zeevis). 15-16 (tot 19 cm). Donkerbruine rug en een lichte buik. Langgerekt glad lichaam. Kop groot, 1/5 deel van het lichaam. Bek eveneens groot. Vooraan vijf tastdraden: één aan de kin, twee op de bovenlip en twee bij de neusgaten. Daarnaast kleinere draadjes op de gelobde bovenlip en in de mondhoeken. Twee rugvinnen: de voorste met één verlengd stekeltje en een kort rijtje in een groeve gelegen vinstraaltjes. De achterste rugvin en de anaalvin zijn ook lang. Zeldzaam langs de Nederlandse kust. Soms opgevist, verder o.a. bekend uit het Grevelingenmeer en de Oosterschelde.

[Lees verder...]


Geplaats in: Soorten, Vissen
Leng
Mariene vissoort (zeevis). Zeer langwerpig en slank, met een spitse kop. Circa 160 cm (tot 2 meter). Rug bruingroen gemarmerd met lichtere vlekken. Flanken naar onderen lichter, buik wit. Jonge dieren altijd veel lichter met soms iriserende paarsbruine lijnen. Rug- anaal- en staartvinnen met een witte rand. Op de rugvinnen en anaalvin achteraan een donkere vlek. Korte en langere rugvin. Anaalvin begint in het midden. Bek breed met grote tanden, bovenkaak langer. Op de kin een tastdraad. Diepwatersoort. Volwassen dieren schaars, in de Noordzee vooral jonge exemplaren. Zeldzaam langs Nederlandse kust.

[Lees verder...]


Geplaats in: Soorten, Vissen
Gestreepte zeebaars
Mariene vissoort (zeevis, ook in brak en zoet water). Forse grote vis. Lichaam hoog, zijdelings afgeplat. Circa 80-100 cm (vaak groter 120-200 cm). Rug groen, flanken zilverachtig met 7-8 karakteristieke, smalle, groene of bruine lengtestrepen. Vaak een streep boven en om de ogen en om het kieuwdeksel. Buik wit. Twee lage, dicht opeenstaande driehoekige rugvinnen. De voorste met stevige stekels. Anaalvin ver naar achteren. Exoot. Leeft in Nederlandse kweek- en forellenvijvers (zoet water).

[Lees verder...]


Geplaats in: Soorten, Vissen
Makreel
Mariene vissoort (zeevis). Langwerpige vis, in doorsnede vrijwel rond. Circa 40-50 (tot 66) cm. Bovenzijde glanzend groenblauw, rug en bovendeel flanken donker zigzagvormig gestreept. Onder de zijlijn ongestreept, roze of zilverbrons. Kop met een spitse snuit. Twee kleine rugvinnen ver uit elkaar. Na de achterste rugvin tot aan de staart 5 driehoekige bijvinnetjes. Dit is ook bij de anaalvin het geval. Staartvin gevorkt, halvemaanvormig. Borstvin klein, buikvin eveneens. Makrelen hebben geen zwemblaas en moeten alsmaar blijven zwemmen. Algemeen in de Nederlandse Noordzee. Wordt gestoomd en gerookt veel gegeten.

[Lees verder...]


Geplaats in: Soorten, Vissen
Kleurige grondel

Mariene vissoort (zeevis). Kleine vis met een taps toelopend lichaam met een vrij lange kop. 5-7 (tot 9,5) cm. Bruingeel, rug iets donkerder met vier lichtere kleurbanden. Op de flanken vier paar donkere vlekken. Geen brede zwarte vlek achterop de voorste rugvin. Rugvinnen soms lichtblauw met twee rijen donkere stippen. Hoogstaande bolle ogen. Mond met verdikte lippen. Twee gescheiden rugvinnen, relatief dicht tegen elkaar. Tot zuignap vergroeide buikvinnen. Schaars in dieper water in de Nederlandse Noordzee.

[Lees verder...]


Geplaats in: Soorten, Vissen
Golfrog
Sterk afgeplat, ruitvormig lichaam, met twee aan de kop vergroeide borstvinnen. Staart lang en puntig. Gemiddeld  65-75 cm (tot circa 85 cm). Rug donker of lichter. Geelbruin met lichtere ovaalronde stippen en vlekjes en onregelmatige golvende lijnen en vlekken. Snuit vaak lichter. Buik wit, met donkergrijze randen. Snuit kort, matig spits. Rand langs lichaamsschijf duidelijk gegolfd (hiervan komt de Nederlandse naam). Op het lichaam aan de rugzijde kleine doornachtige stekels, die op de snuit staan het dichtst op elkaar. Rugvinnen op de staart afgerond, ver uit elkaar. Buikvinnen tegen de staartbasis aan, inclusief twee lobvormige uitsteeksels. Stekels bij jonge dieren onregelmatig, bij volwassen dieren regelmatig. Mannetjes op middenlijn een rij van 20–55 stekels. Ogen en spuitgaten (spiraculi) klein, Mond, neusgaten en vijf paar kleine kieuwspleten aan de buikzijde.

[Lees verder...]


Geplaats in: Soorten, Vissen
Kleine koornaarvis
Mariene vissoort (zeevis, ook in brak en soms zelfs zoet water). Slanke dunne visjes. Circa 7-8 cm (tot 10 cm). Rug helder grijsblauw tot bruin. Flanken met een groen-zilverkleurig glans, een donkere lengtestreep en een rij donkere puntjes. Twee rugvinnen. Staartvin gevorkt. Anaalvin op gelijke hoogte van de tweede rugvin. Buikvin klein. Ogen groot. Bek schuin bovenstandig. Begin jaren zestig voor het eerst uit Nederland gemeld. Tegenwoordig plaatselijk algemeen (o.a. in het Veerse Meer en Grevelingenmeer).

[Lees verder...]


Geplaats in: Soorten, Vissen
Zeewolf
Mariene vissoort (zeevis). Grote, langwerpige vis. Tot 160 cm worden. Rug blauwgrijs, flanken groenbruin met donkere verticale banden. Stompe kop met een grote bek met krachtige kaken. Vooraan in de bek lange, stevige tanden., achteraan stompe tanden. Rugvin lang, anaalvin eveneens. Brede borstvinnen. Geen buikvinnen, kleine staartvin. Langs de Nederlandse kust zeldzaam, nu en dan jonge dieren.

[Lees verder...]


Geplaats in: Soorten, Vissen
Dwergzeedonderpad
Mariene vissoort (zeevis). Tot 7,4 cm). Rug en flanken bruinachtig. Vaak vier donkerdere dwarsbanden. Kop grijsgeel. Mannetjes in de paaitijd met rode vlekken. Kop en lichaam gepantserd met ruwe, deels gestekelde beenplaten. Rugzijde wat verhoogd. Brede, eindstandige bek met verdikte lippen. Kieuwdeksels ruw, met een lange stekel. Twee gescheiden rugvinnen, de eerste heeft stevige stekels. Buikvinnen en anaalvin hebben ook stekelvormige vinstralen. Borstvinnen groot. Geen met de buikhuid verbonden overstekende flap onder de kieuwen. Zeldzame, noordelijke soort. Nu en dan in de Nederlandse Noordzee.

[Lees verder...]


Geplaats in: Soorten, Vissen
Kleine pieterman
Mariene vissoort (zeevis). Circa 12-15 (tot 18 cm). Rugzijde goudgeel, buikzijde zilverwit. Rugvin zwart, langs de staartvin vaak een zwarte rand. Langwerpig, matig slank, zijdelings platgedrukt lichaam. Geen stekeltjes voor de ogen. Buikvinnen vóór de borstvinnen. Korte eerste rugvin met scherpe (giftige) stekels. Op de kieuwdeksels aan beide kanten ook een lange gifstekel. Schuin naar boven gerichte bek. Tweede rugvin en anaalvin lang. De vis injecteert via de rugvin gif indien er op wordt getrapt. Het (eiwit)gif kan worden geneutraliseerd door snel heet water over de wond te gieten. Langs de Nederlandse kust vrij algemeen in zandbodems, o.a. direct beneden de laagwaterlijn.

[Lees verder...]


Geplaats in: Soorten, Vissen
Pagina 1 van 44Eerste   Vorige   [1]  2  3  4  5  6  7  8  9  10  Volgende   Laatste   

Diensten

Weekdieren (EU-Habitatrichtlijn)

Mariene soorten en ecologie

Contact

Stichting ANEMOON
Postbus 29
2120 AA Bennebroek

anemoon@cistron.nl

06-11442009

Back To Top