Search
Search

Soorten

Reuzensnoerworm
mariene worm. Zeer lange, dunne donkere worm: bijna altijd langer dan een meter, gewoonlijk 5-15 m, in extreme gevallen tot 30 m lang. Dikte 5 mm of minder. Ogen nauwelijks zichtbaar. Zwart of donkerbruin, jongere exemplaren lichter. Wordt ook langste snoerworm genoemd.

[Lees verder...]


Geplaats in: Soorten, Snoerwormen
Kleine hoefijzerworm
Hoefijzerworm. Mariene soort. Tentakelkrans in diameter 5-10 mm, koker enkele cm hoog, geelbruin. Krans zilverwit of geelachtig. Zichtbaar is alleen de hoefijzervormige tentakelkrans (lophophoor), op een  hoornachtige, deel samentrekbare koker. Leeft op of ingeboord in kalksteen of ander stevig substraat. In het midden zit de mondopening. Het wormachtige dier heeft geen geledingen zoals borstel- of ringwormen. De tentakels worden bij verstoring snel ingetrokken. Oosterschelde. Schaars.

[Lees verder...]


Slijmkokerworm
Borstelwormen. Mariene soorten. Slijmkokerwormen zijn gelede wormen (ongeveer honderd segmenten) die leven in een zelf gegraven gang in slibachtig zand of slib, zelden in zand. Alleen de lange en fijne geel-oranje draden steken boven de gang uit waar ze in alle richtingen verspreid op het zand liggen. Deze draden, met een diameter van 2 à 3 mm, trekken zich bij de minste aanraking samen. De worm zelf, die niet zichtbaar is, meet 25 tot 30 cm en heeft een diameter van 1 tot 2 cm. Hij is zalmkleurig, helderbruin of bleekgeel; de kieuwen, die zich net achter de tentakels bevinden, zijn donkerrood.  

[Lees verder...]


Geplaats in: Soorten, Borstelwormen
Waaierkokerworm
Borstelworm. Marien. Deze soort uit de familie Sabellidae, de Waaierkokerwormen, heeft mooi gekleurde 'geveerde' tentakels, die in een krans staan. De diameter daarvan kan meer dan 6 cm zijn. De kleuren liggen vaak in twee of drie banden: afwisselend roodbruin en wit. De koker staat doorgaans op hard substraat. Volwassen dieren kunnen tot 40 cm worden. De meeste exemplaren worden echter niet groter dan 20 cm. Bij de geringste verstoring trekt het dier de tentakelkrans in. Wordt ook waaierkokerworm genoemd.

[Lees verder...]


Geplaats in: Soorten, Borstelwormen
Weke balletjesspons

Mariene spons. Exoot. Kleine exemplaren van 1-2 cm hebben vaak een bolvorm. Grotere exemplaren zijn sliertig en kunnen andere organismen overwoekeren. Rose tot lichtbruin, vaak met een slijmerig witachtig vlies. De spons heeft een opvallend zachte (weke) structuur. Bij deze soort ontbreken kleine silicium- of kalknaaldjes die in andere sponzen voorkomen. Inmiddels algemeen in de Oosterschelde.

[Lees verder...]


Geplaats in: Soorten, Sponzen
Geep

Zeevis. Tot 1 meter lang, vaak kleiner. Slanke langgerekte soort met tot spitse vogelssnavel uitgegroeide snuit, verlengde onderkaak en kleine tandjes. De rug is donker groenblauw,  flanken en buik zilver. De kleine rug- en anaalvinnen staan ver naar achteren. Zwemt in scholen aan het oppervlak en wordt weinig door duikers gezien.

[Lees verder...]


Geplaats in: Soorten, Vissen
Dikkopje

Zeevis. Ook in brak water. Tot 10 cm, meestal kleiner. Zandkleurig tot bruin, met vaak een donkerder patroon op het lichaam. Bovenkant kop tot eerste rugvin met schubben. Bij de mannetjes zit achterop de rugvin een donkere vlek met witte rand, die vooral in de paaitijd scherp is afgetekend. Staartwortel met donkere vlek.

[Lees verder...]


Geplaats in: Soorten, Vissen
Pitvis

Zeevis. Een platte, slanke bodemvis tot 30 cm, met een driehoekige kop waar de ogen boven op staan. De voorste rugvin is verhoudingsgewijs hoog, de tweede lager en langer. Lichtbruin met van bovenaf gezien drie donkere banden. Mannetjes zijn in de paaitijd erg kleurrijk, met iriserend blauwe en gele vlekken en strepen op de vinnen en het lijf.

[Lees verder...]


Geplaats in: Soorten, Vissen
Gehoornde slijmvis

Zeevis. 17,5-20 (tot 30) cm. Langwerpige bodemvis met een gladde slijmerige huid. Geelgroen tot bruin, vaak met bruine en oranje vlekken en dwarsbanden op de flanken. Doorlopende, niet ingedeukte rugvin over de hele rug. Anaalvin half zo lang. Kenmerkend zijn de twee opvallende, vertakte tentakels boven de ogen. Ondiep water tussen stenen. Eieren bewaakt door het mannetje (broedzorg). Nu en dan in Zeeland.

[Lees verder...]


Geplaats in: Soorten, Vissen
Steenslijmvis

Zeevis. 15-20 (tot 30) cm. Langwerpige bodemvis met een gladde slijmerige huid. Grijsachtig tot groen en onregelmatig gevlekt. Geen hoorntjes boven de ogen. Rugvin over de gehele lengte doorlopend, met in het midden een lichte inkeping. In ondiep water tussen stenen en ander hard substraat. Vooral in voorjaar en zomer. Eieren bewaakt door het mannetje (broedzorg).

[Lees verder...]


Geplaats in: Soorten, Vissen
Puitaal

Zeevis. Ook in brak water. Tot 50 cm, meestal kleiner. Zandkleurig bruin, grijs of groen, met donkere vlekken. Langgerekte slangachtige soort met zeer kleine schubben en slijmerige huid. Kop met dikke, vlezige lippen. De lange rug- en anaalvin lopen door in de staartvin. De soort is eierlevendbarend: de bevruchte eitjes worden inwendig ontwikkeld en de jonge visjes worden uitgebroed ter wereld gebracht. Vrij algemeen langs de hele kust. Litoraal, sublitoraal, tot ca 20 m.

[Lees verder...]


Geplaats in: Soorten, Vissen
Zwartooglipvis

Zeevis. Mannetjes tot 25 cm, vrouwtjes tot 12 cm. Geel- tot groenbruin met een lichtrode tint. Mannetjes met een blauwgroene tekening en strepen op kop en rugvin. Zwarte vlek achter het oog en op de staartwortel. Vrouwtjes kleiner, geelbruin. Lichaam hoog, spitse snuit, één van tot 17 stekels voorziene lange rugvin met duidelijke vinstralen (vlagstaart, borst- en anaalvinnen idem). Nu en dan in de Oosterschelde. Bouwt nestjes die door het mannetje verdedigd worden.

[Lees verder...]


Geplaats in: Soorten, Vissen
Zeebaars

Zeevis. Ook in brak water (riviermondingen). 50-100 cm. Forse baarsachtige vis met twee rugvinnen met stevige vinstralen. Zilvergrijs, met zilverachtige tot staalblauwe kleine schubben. Jonge Zeebaarsjes hebben zwarte vlekjes. Regelmatig in scholen, oudere dieren solitair.

[Lees verder...]


Geplaats in: Soorten, Vissen
Groene zeedonderpad
Zeevis. Tot 20 cm. Bruin tot groen met donkere vlekken of dwarsbanden. Veel kleurvarianten. Soms wit, oranje, geel of met rode tinten. In paaitijd met geelgroene buik. Kop breed, met dikke lippen. Grote, hoog ingeplante ogen. Lichaam gepantserd met beenplaten. Kieuwdeksels met stekels, de bovenste langer dan de oogdiameter. Mondhoeken met vliiezig draadje. Twee rugvinnen, de eerste met stevige stekels. De in kluitjes gelegde eieren worden door het mannetje verdedigd. Voornamelijk in Zeeland en plaatselijk verder van de kust (wrakken).

[Lees verder...]


Geplaats in: Soorten, Vissen
Driedoornige stekelbaars

Zoetwatervis. Ook in brak en zout water. Tot 10 cm maar meestal veel kleiner. Langwerpig visje met drie stekels op de rug, met daarachter een rugvin. Zilverkleurig met een bruinie rug. Soms op de zijkanten donkere banden of vlekken. In het voorjaar hebben de mannetjes een rode keel en buik. In zoet water en kustwateren. Zwemt meestal in scholen. Vrij algemeen.

[Lees verder...]


Geplaats in: Soorten, Vissen
Grote koornaarvis

De koornaarvis is een scholenvormend visje. Ze zijn helder groen tot blauwachtig glanzend met een opvallend glanzende zijdestreep. 

[Lees verder...]


Geplaats in: Soorten, Vissen
Dunlipharder

Zeevis. Ook in brak en soms in zoet water. 50-60 cm (tot 70 cm). Groot, stevig en slank torpedovormig lichaam, met een blauwgroene rug en bijna zilverachtige witte flanken en buik. De bovenlip is dunner dan de halve ooglengte en niet voorzien van papillen. Zwemmen meestal in groepsverband te vinden.

[Lees verder...]


Geplaats in: Soorten, Vissen
Diklipharder
Zeevis. 50-60 cm (tot 70 cm). Grote, stevige torpedovormige vis, met een blauwgroene rug en bijna zilverachtige witte flanken en buik. Stevige dikke lippen. Huid met grote schubben die op afstand op lengtestrepen lijken. Eerste rugvin met vier harde vinstralen, tweede rugvin en de anaalvorm hoekig van vorm. De staart is gevorkt. zwemmen vaak in groepsverband, o.a. veel bij pontons en wrakken.

[Lees verder...]


Geplaats in: Soorten, Vissen
Dwergbolk
Zeevis. Tot 30 cm, meestal kleiner. Egaal geelbruin, rug iets donkerder, buik lichter. Nooit band- of streeppatronen. Kleine zwarte stip boven de basis van de borstvinnen. Bek iets onderstandig. Duidelijke baarddraad onder de kin. Drie rugvinnen en twee niet vergroeide anaalvinnen. Voorzijde eerste anaalvin net achter de eerste rugvin beginnend. Vrij algemeen op zandbodems, rond wrakken en in Zeeland langs stenige oevers. Zwemt in kleine scholen.

[Lees verder...]


Geplaats in: Soorten, Vissen
Steenbolk

De Steenbolk heeft een tamelijk hoog lichaam met drie rugvinnen, waarvan de voorste opvallend puntvormig is. Onder de kin hangt een stevige baarddraad. De dieren worden gekenmerkt door 4 a 5 donkerbruine vertikaalbanden op de flanken.

[Lees verder...]


Geplaats in: Soorten, Vissen
Pagina 35 van 46Eerste   Vorige   30  31  32  33  34  [35]  36  37  38  39  Volgende   Laatste   

Diensten

Weekdieren (EU-Habitatrichtlijn)

Mariene soorten en ecologie

Contact

Stichting ANEMOON
Postbus 29
2120 AA Bennebroek

anemoon@cistron.nl

06-11442009

Back To Top