Search
Search

Soorten

Weekdieren

Groene mosdierslak

Zeenaaktslak. Tot 20 mm. Grijsgroen of geelgroen. Basis van rhinoforen en kieuwen met donkerder groen pigment. Top rhinoforen geel tot geelbruin, tuberkels en mantelrand grijs of ongekleurd. Kleine slanke slak met gereduceerd mantelschild. Gelamelleerde rhinoforen . Op de rug 3-7 drievoudig geveerde kieuwen, lichaam  met afgeronde, intrekbare tuberkels. Eieren in een open spiraalvormig wit, geel-oranje of vaalroze lint van 1-2 windingen op het voedsel of substraat. 

 

[Lees verder...]


Bleke plooislak
Zeenaaktslak. Tot 28 mm. Transparant tot wit, soms wat geel of roze. Plooivormige mantelranden, vaak in een gele lijn. Aan de basis van de rhinoforen en achter de kieuwen vaak witte vlekken. Slank, met brede voet,  gelamelleerde rhinoforen en afgeplatte mondtentakels. De gereduceerde geplooide mantel loopt vanaf de rhinoforen tot achter de kieuwen. Rug met knobbeltjes, 7-13 geveerde kieuwen. Eisnoeren als cirkelronde witte spiralvormige band, afgezet op hard substraat in voorjaar en herfst.

[Lees verder...]


Oranje plooislak
Zeenaaktslak. Tot 33 mm. Transparant wit, rug soms met drie oranje strepen. Uitsteeksels met witte, gele of oranje toppen. Op de rug van de staartsoms een gele streep. Langs de kieuwen rijen witte vlekjes. In Nederland is de vorm met witte toppen het meest gevonden. Slanke slak met 2-3 drievoudig geveerde kieuwen, met daar omheen 2-7 vingervormige uitsteeksels. Twee vingervormige uitsteeksels bij de basis van de rhinoforen. Rhinoforen met tot 12 grove lamellen. Eisnoeren als witte onregelmatig afgezette band. Zeldzaam. Vroeger algemener in Waddengebied en Zeeland.

[Lees verder...]


Zuiderzee-schijfslak
Zeenaaktslak (brak water). Tot 7 mm. Lichaam geelwit tot groen met donkere vlekjes. Ovaal tot cirkelrond mantelschild. De spitse rhinoforen zijn intrekbaar en dragen twee lamellen in de lengterichting. Twee paar gelamelleerde kieuwen die niet op de rug maar onder het mantelschild zitten. Leeft vaak in associatie met het mosdiertje Palingbrood Einhornia crustulenta en kalkhoudende korstvormige mosdiertjes en wieren. Vroeger in de Zuiderzee. Nu uitgestorven.

[Lees verder...]


Wrattige sterslak
Zeenaaktslak. Tot 14 mm. Wit of lichtgeel, iets  transparant. Brede, ovale slak. Het mantelschild bedekt het hele lichaam en is bezet met ronde, ongelijke, wratachtige tuberkels. Daartussen staan stevige kalknaalden. De tuberkels midden op de rug zijn groter. Rhinoforen met ca. 12 lamellen, stekend uit een gladde opening. Kieuwkrans met ca. 14 enkelvoudig geveerde kieuwen. Eisnoer als gespiraliseerde, meerdere windingen vormende lage band, het smalle deel zit vastgehecht aan hard substraat. Zeldzaam. Noordzee. Vroeger ook in het kustgebied gevonden.  

[Lees verder...]


Satijnslak
Zeenaaktslak. Tot 55 mm. Wit, crème, roze of zandkleur. Soms bruine vlekken opzij van de rug, in 1-3 soms gepaarde rijen. Rug met dicht op elkaar staande zachte, korte wratachtige tuberkels met een zachte vingervormige top in een krans stevige naaldjes. Lijkt qua textuur op de sponzen die het voedsel vormen. Rhinoforen gelamelleerd, met witte top. Kieuwkrans intrekbaar. Eisnoeren als crèmekleurig tot wit, dik, golvend spiraalvormig lint van meerdere windingen. Schaars in Oosterschelde.

[Lees verder...]


Kaalslak

Zeenaaktslak. Tot 32 mm. Transparant wit of gelig, met langs de gehele mantelrand karakteristieke brede geelgekleurde (soms helderwitte) klieren. Het brede mantelschild bedekt de hele rug. Rug bedekt met kleine wratachtige tuberkels. Rhinoforen met op de bovenste helft lamellen, in een ondiepe schede met gegolfde rand. De relatief kleine kieuwkrans heeft 5-7 drievoudig geveerde kieuwen. De eisnoeren vormen een witte spiraal. Vermoedelijk niet meer in Nederland. Kan mogelijk terugkomen door opkomst Weke slijmspons.

[Lees verder...]


Citroenslak

Zeenaaktslak. Ook in brak water. Tot 120 mm. Grote, ovale soort met breed mantelschild met halfronde wratachtige tuberkels. Rhinoforen schuin gelamelleerd en intrekbaar. Kieuwkrans op de rug met 7-9 drievoudig geveerde kieuwen. Mondopening in een klein mondveld met aan weerszijden zeer kleine mondtentakels. In Nederland zeldzaam. O.a. bekend van Den Helder, Vlissingen, Grevelingenmeer, westelijke deel Oosterschelde. Spoelt ook op het strand aan.

[Lees verder...]


Groene rolsprietslak
Zeenaaktslak. Tot 20 mm. Crèmekleurig, met meestal een groenachtig witte waas. Vertakkingen van de middendarmklier groen. Vrij slanke slak. Op de kop twee in de lengterichting opgerolde, gladde rhinoforen. De rugpapillen zijn lang en glad, maximaal 8 dwarsrijen met tot 4 papillen per rij.  Eisnoeren als een gelatineuze spiraal in een relatief dik lin op zachte groenwieren.

[Lees verder...]


Schorrenslak
Zeenaaktslak. Tot 8 mm. Lichtbruin tot zwart, vaak met lichtere vlekjes. Voet geel, ook rondom de geslachtsopening lichter. Groene vertakkingen van de middendarmklier kunnen door de huid schemeren. Plompe slak zonder tentakels, rhinoforen of cerata. Ogen zwart, in lichter gekleurde velden aan de buitenzijden op de kop. Bol, maar afgeplat achter op de rug. Eieren als geelwitte worstvormige klompjes op het voedsel. Schorrengebieden en kwelders, Waddengebied en Zeeland.

[Lees verder...]


Gekielde schorrenslak

Zeenaaktslak. Leeft op schorren en kwelders. 4-8 mm. Bij de Gekielde schorrenslak ontbreken tentakels, rhinoforen en cerata op de kop en rug. Langs beide zijden van de kop loopt een verhoogde richel, dit in tegenstelling tot de (gewone) Schorrenslak. De ogen liggen elk in een licht gekleurd veld aan de buitenzijden van de lengterichel op de kop. Het lichaam is vrij bol.

[Lees verder...]


Kwelderslak
Zeenaaktslak. Tot 12 mm. Kleurloos of bruin, groen, geel, met zwarte, bruine, donkergroene of witte vlekjes. Groene kleur van vertakkingen middendarmklier door het lichaam en de papillen heen zichtbaar. Geen koptentakels en rhinoforen, mondhoeken soms iets gelobd. Rugpapillen in maximaal 7 schuine dwarsrijen, met per rij 2-6 knotsvormige papillen. Rug vooraan zonder papillen. Eieren aanvankelijk gelig, later verkleurend naar grijs, afgezet als een worstvormige, gelatineuze massa. Schorren- en kwelders in Zeeland en Waddengebied.

[Lees verder...]


Gewone pijlinktvis

Tienarmige inktvis. Mariene soort. Aan de kop zitten 5 armen, waarvan een paar langer is. Het lichaam is langgerekt, pijlvormig met aan weerszijde een driehoekige vin die twee derde van het lichaam omvat. In het voorjaar trekken ze naar de kust om daar hun eieren af te zetten. Deze zitten in langwerpige, wit doorschijnende capsules. Ieder capsule bevat meerdere eitjes. 

[Lees verder...]


Dwerginktvis
Tienarmige inktvis. Mariene soort.Tot ca. 5 cm. Melkachtig transparant, met bruinrode en gele pigmentvlekjes. Kleine soort met plomp, zakvormig lichaam, aan de rugzijde met de kop vergroeid. Aan de kop 5 paar armen, waarvan één paar langer. Aan weerszijden een ronde flapvormige vin. Schelp: 18 mm, inwendig, chitineus zonder kalk. Ondiep tot 90 m. Noordzee, Waddenzee, Zeeland (Ooster- en Westerschelde, Grevelingen).

[Lees verder...]


Stompe alikruik

Mariene huisjesslak. Tot 17 mm. Meestal olijfgroen of donkerbruin. Soms geel of met kleurbanden of geblokt. De mondrand heeft vaak een paarslila zweem. Dikschalig, 5-6 iets gezwollen, vrijwel gladde windingen, top en eerste windingen steken weinig boven de lichaamswinding uit. Geen navel. Operculum dun, hoornachtig. Leeft tussen bruinwieren in het litoraal en bovenste sublitoraal. Algemeen in Zeeland, iets minder in het Waddengebied.

[Lees verder...]


Wenteltrap
Mariene huisjesslak. Tot 35 mm. Glanzend wit, tussen de ribben vaak roodbruine vlekken en strepen. Dunschalig. Priemvormig. 10-12 bolle windingen. Top spits. Mondopening rond, aan de buitenzijde samenvallend met een dwarsrib. Geen navel. Op de windingen staan smalle vertikale ribben, tot 10 op de laatste, die aansluiten op de ribben op voorgaande windingen. De tussenruimten zijn glad. Spoelt langs de hele kust aan, echter zelden levend. In Zeeland levend in o.a. Oosterschelde.

[Lees verder...]


Zeekat

Tienarmige inktvis. Mariene soort. Aan de kop zitten 5 armen, waarvan één paar langer is. Het lichaam is breed en afgeplat. Het is geheel omzoomd met een franje-achtige vin. De grote kop heeft opvallende ogen en 5 paar relatief korte tentakels. Er is een inwendige schelp (rugschild) dat vooral uit kalk bestaat. Paait in het voorjaar in de Oosterschelde. Dieren spoelen zelden, eieren nu en dan, rugschilden zeer regelmatig op het strand aan.

[Lees verder...]


Gladde olifantstand

Stoottand. Mariene soort. Tot 45 mm lang. Ivoorwit tot vuilwit, soms lichtcréme. Geen anderen kleuren. Vaak met aanslag overdekt. Slanke, holle, zwakgebogen buis, aan beide zijden open. Lijkt op een miniatuur olifantenslagtand. Op een derde vanaf de smalste zijde iets sterker gebogen. Leeft ingegraven in de zeebodem, in de Noordzee (en elders) alleen in dieper water, niet nabij de kust. Soms met vissers aangevoerd of in/aan drijvende voorwerpen (wulkeneieren, poliepenbosjes).

[Lees verder...]


Karmozijnrode knotsslak

Zeenaaktslak. Tot 15 mm. Lichaam transparant. Kop en rug met witte vlekjes. Toppen van tentakels, papillen en rhinoforen geheel wit. Aan de basis van de voorste tot de middelste papillen vaak een karakteristieke karmozijnrode vlek. Halverwege de rhinoforen eveneens een brede karmozijnrode band. Slanke slak met gladde tentakels en rhinoforen en dunne en lange papillen, geplaatst in maximaal 11 borstelvormige rijen, met tot zes papillen per rij. Eisnoeren als dunne, gelatineuze band met een korrelige witte kern. Meestal om het voedsel gewikkeld. Schaars in de Oosterschelde.

[Lees verder...]


Slanke ringsprietslak
Zeenaaktslak. Tot 40 mm. Halfdoorschijnend wit, kop en papillen met blauw iriserende waas. Soms met witte vlekken. Tentakels en papillen met witte top, papilinhoud bruinrood of grijs. Vooraan op de papillen een gebroken witte lijn. Staart met streep van witte puntjes. Bovenkant rhinoforen geel. Slanke slak, papillen lang, in 6 of meer clusters. Tentakels ca. 2x langer dan de gelamelleerde rhinoforen. Eisnoer als dunne witte, golvende draad, op plat vlak of op het voedsel; in dat geval als linksdraaiende spiraal tot 6 windingen. Oosterschelde, vrij schaars.

[Lees verder...]


Pagina 13 van 16Eerste   Vorige   7  8  9  10  11  12  [13]  14  15  16  Volgende   Laatste   

Diensten

Weekdieren (EU-Habitatrichtlijn)

Mariene soorten en ecologie

Contact

Stichting ANEMOON
Postbus 29
2120 AA Bennebroek

anemoon@cistron.nl

06-11442009

Back To Top