Search
Search

Soorten

Huisjesslakken

Stomp buishorentje
Mariene huisjesslak. Buislente tot 4 mm. Wit, enigszins transparant. Dunschalig. Volwassen exemplaren met een gebogen holle, buisvormige schelp, aan de topzijde afgesloten met een afgerond septum. De andere zijde kan worden afgesloten met het cirkelronde operculum. De protoconch wordt, nadat een inwendig schotje is gevormd, afgestoten. Schelpoppervlak glad, alleen groeilijnen. Leeft tussen zandkorrels. Spoelt regelmatig aan, nu en dan ook levend. Vanwege de afmetingen echter vaak gemist.

[Lees verder...]


Stomp groeftandhorentje
Mariene huisjesslak. Tot 3,8 mm. Crème of vuilwit. Plomp-ovaal, dunschalig horentje. Top stomp, embryonale topwindingen (protoconch) ingedraaid en met korreltjes bedekt. Naast de mond een smalle navel. Aan de spilzijde van de mond een vage tandvormige plooi. Op de onderste helft van de windingen fijne spiraalgroeven. Noordzee, verder van de kust. Schaars. Spoelt zelden of nooit aan op het strand.

[Lees verder...]


Stomp traliehorentje
Mariene huisjesslak. Tot 2,8 mm. Melkwit doorschijnend, tot glanzend wit. 4-6 vlakke windingen. Op de binnenlip zit een flauw tandplooitje. Geen of zeer smalle navel. Top afgeplat en ingedraaid. Dunne golvende verticale ribjes die onder het midden gekruist worden door spiraalgroeven, zodat een traliewerksculptuur ontstaat. Pyramidellidae leven parasitair op gastheren die ze met een zuigslurf met spitse zuigstekel aanboren. Van deze soort zijn de gastheren niet bekend. Spoelt algemeen aan op het strand in fijn gruis.

[Lees verder...]


Tandtolhoren
Mariene huisjesslak. Tot 30 mm. Grijsbruin met bruinpaarse, zigzaglijnen. Onderkant witgrijs. Mondopening  parelmoerkleurig. 5-6 windingen, top matig stomp, vaak afgesleten. Mondopening met tandvormige knobbel. Geen duidelijke navel. Operculum rond, hoornachtig. Vage spiraallijnen en groeilijnen. Koptentakels lang en puntig, ogen op verbredingen aan de basis. Drie paar voettentakels. Lichaamskleur grijsgroen, met paarszwarte lijnen en vlekken. Alleen rondom Yerseke. Geïmporteerd met materiaal schelpdierkweek.

[Lees verder...]


Priktolhoren
Mariene huisjesslak. Tot 3 cm. Van egaal grijswit tot geeloranje en donkerpaars, mondopening met parelmoer. Onregelmatige oranjerode tot paarsbruine vlekken, op de onderste spiraalrib vaak een blokkenpatroon. 8-12 vlakke windingen, top zeer spits. 5-7 spiraalribben, de onderste als verbrede kiel onderaan de windingen. Mondopening ruitvormig. Geen navel. Operculum rond. Noordzee, verder van de kust, maar ook levend in de Oosterschelde. Schaars.

[Lees verder...]


Penhoren
Mariene huisjesslak. Tot 50 mm. Lichtbruin, soms met donkerbruine vlekken. Operculum hoornachtig, cirkelrond. Priemvormige horen met 18-20 vrij bolle windingen en een ronde mondopening. Sculptuur van meestal drie dikkere spiraalrichels, met daartussen kleinere. Leeft verder van de kust op slibrijke bodem (Oestergronden). Spoelt het meest aan op de Friese Waddeneilanden.

[Lees verder...]


Ovale oubliehoren

Mariene huisjesslak: Tot 4 mm (in kruipende toestand tot 6 mm). Licht glimmend of dof kalkwit. Dunwandig, cilindrisch, min of meer ovaal. Top verzonken in de schelp. De mondrand steekt slechts weinig boven de rest van de schelp uit. Schelpoppervlak bij vergroting met fijne spiraalgroefjes. Geen operculum. De slak kan zich geheel binnen de schelp terugtrekken. Noordzee, zeldzaam. Ver van de kust. Niet op het strand.

[Lees verder...]


Ovale boothoren
Mariene huisjesslak:  H. tot 15 mm. Dunwandig maar stevig. De laatste winding sluit alle voorgaande in, de top ligt verzonken, de mondrand steekt iets boven de schelp uit. Sculptuur van fijne spiraalgroefjes, deels opgebouwd uit putjes. In de lengte fijnere groeilijnen. Crèmewit, in de spiraalgroeven donkerbruin. Opperhuid roestbruin. Geen operculum. Noordzee, in dieper water verder van de kust. Spoelt zelden of nooit aan.

[Lees verder...]


Opgezwollen brakwaterhorentje
Mariene huisjesslak. Leeft in brak water. H. tot 6 mm. Dunschalig horentje. Tot 7 bolle windingen met ertussen een diepe naad. Top spits, mondopening ovaalrond, duidelijke navel. Schelpoppervlak met alleen groeilijnen. Geelwit tot bruin, opperhuid donkerbruin. Operculum ovaalrond, hoornachtig. Vrij algemeen in binnedijks brak water. Zelden buitendijks.

[Lees verder...]


Noordhoren
Mariene huisjesslak. Tot 20 cm. Beige tot bruin, mondopening geeloranje. 7-8 bolle windingen. Mond peervormig, uitlopend in een bijna recht sifokanaal. Geen dwarsribben, alleen spiraalgroeven. Vaak met met breuklijnen van beschadigingen. Dier: lange koptentakels, ogen op verdikt onderste deel. Mantel met korte, dikke sifo. Monddelen uitstulpbaar in een voedingsslurf (proboscis). Lichaam crème, oranje tot lichtrood, met zwarte vlekjes op sifo en kop. Noordzee, dieper water. Lege horens soms op het strand (Waddeneilanden).

[Lees verder...]


Melkwit priemhorentje
Mariene huisjesslak. Tot 8,5 mm, meestal kleiner. Melkwit of glasachtig. 10-12 windingen. Top gekanteld: de tot 3 embryonale windingen staan haaks op de latere windingen. Mondopening langwerpig, spil met vage columellaire tandplooi. 18-20 stevige dwarsribben die breder zijn dan de tussenruimten en onderaan vervagen. Geen duidelijke spiraalsculptuur. Noordzee, verder van de kust. Schaars. Zelden vers aangespoeld.

[Lees verder...]


Melkwit traliedrijfhorentje
Mariene huisjesslak. Tot 6 mm. Levend roomkleurig, lege schelpen wit. Opperhuid geeloranje. 5-7 bolle windingen. Mondopening eivormig. Geen navel. Operculum dun. Oppervlak met netvormig patroon van spiraalrichels gekruist door verticale richels (traliewerk). Op de laatste winding zetten de verticale richels zich niet voort op de onderste helft. Plaatselijk in de Noordzee, mogelijk ook dichter bij de kust (Zeeland). Spoelt de laatste tijd ook vers (maar leeg) aan in Zeeland en op de Waddeneilanden. Ook vaak oude, fossiele huisjes.

[Lees verder...]


Meertandig muizenoortje
Mariene huisjesslak. Tot 8 mm. Lichtbruin, topwindingen vaak wat donkerder. Het huisje komt overeen met dat van het Gewone muizenoortje, maar is slanker. Tot 8 vrij vlakke windingen. Aan beide zijden in de mondopening zitten meerdere tandvormige plooien, dus ook in de buitenlip. Geen navel. Oppervlak glad met alleen groeilijnen. Onder stenen, in hout, Meestal in het litoraal en sublitoraal. Zeeland en Waddengebied. Lijkt inmiddels een schaarse soort.

[Lees verder...]


Kleine fuikhoren
Mariene huisjesslak. H. tot 14 mm. Licht- tot donkerbruin, soms met vlekken en donkerdere kleurbanden. Mondrand en varices meestal lichter. Tot 8 vrij bolle windingen. Mond ovaal, onderin met een kort sifokanaal. Mondrand altijd verdikt. Eelt op spilzijde en deel laatste winding. In de mond knobbeltjes. Vrij fijne traliewerksculptuur, met op willekeurige plaatsen een sterk verdikte verticale rib (varix). Slechts eenmaal uit de Noordzee bekend. Nu en dan op het strand (drijvende voorwerpen).

[Lees verder...]


Valse oubliehoren
Mariene huisjesslak. Tot 11 mm. Glanzend crèmewit, opperhuid oranjegeel tot bruin. Cilindervormige horen. De laatste winding sluit alle voorgaande in, de mondrand steekt boven de top van de schelp uit. Groeilijnen en fijne spiraalgroefjes. Geen operculum. Het dier kan zich deels nog in de schelp terugtrekken. Het hele dier, inclusief kopschild, kan in uitgestrekte toestand tot 18 mm worden. Tijdens het kruipen is voornamelijk het kopschild zichtbaar. De maag bevat drie ovale verkalkte kauwplaten. Noordzee, dieper water verder van de kust. Spoelt met name op de Friese Waddeneialnden tegenwoordig veel aan (invloed zandsuppleties; Ameland).

[Lees verder...]


Vliezig drijfhorentje
Mariene huisjesslak (ook in brakkere lagunes, niet meer in NL). Tot 8 mm. Crème, lichtbruin, soms donkerder. Topwindingen en mond vaak paarsroze. Tussen de ribben vaak bruine vlekken. Ongeribde vormen vaak met verticale vlekken. Opperhuid geelbruin. Variabel horentje met tot 9 vlakke tot bolle windingen. Mondopening eivormig, verdikt, binnenin vaak met een knobbel. Geen navel. Tot 10 dwarsribben, die naar onder vervagen. Soms spiraalsculptuur of ongeribd. Leefde ooit algemeen op zeegras in de Waddenzee en in de Zeeuwse wateren. Toen in de jaren 30 het zeegras door ziekte afstierf, verdween de soort geheel uit Nederland.

[Lees verder...]


Wit muizenoortje
Mariene huisjesslak. Tot 7 mm. Wit, glanzend, opperhuid bruingeel. 6-7 vrij vlakke windingen, de laatste winding ca. 65% van de totale schelphoogte. Aan de columellaire zijde in de mond steeds twee witte tandvormige plooien. Mondopening spits, geen operculum. Oppervlak met alleen groeilijnen. Dier met korte koptentakels die aan het uiteinde knopvormig zijn. Lichaamskleur wit, deels glasachtig transparant. Leeft vaak ondergronds onder deels in de bodem liggende stenen langs de hoogwaterlijn, op vaak min of meer grofzandige bodems. Zeer plaatselijk in Zeeland.

[Lees verder...]


Zwakgebogen glanshorentje
Mariene huisjesslak. Tot 4 mm. Levende exemplaren met glasachtige schelp, lege huisjes melkwit. Dunschalig, spits horentje, met ca. 10 vlakke, gladde, glanzende windingen. Meestal licht gekromd, sommige exemplaren vrijwel recht, ook licht S-vormig gebogen exemplaren. Mondopening peervormig, operculum smal, hoornachtig . geen sculptuur, oppervlak glad. Noordzee verder van de kust. Leeft vermoedelijk ectoparasitair met zee-egels, zeekomkommers en/of slangsterren.

[Lees verder...]


Witte wenteltrap
Mariene huisjesslak. Tot 13 mm, meestal kleiner. Porseleinwit, nooit met bruine vlekjes. 11-12 windingen. Mondopening rond-ovaal, altijd samenvallend met een rib. Geen navel. Operculum rond, hoornachtig. Een groot aantal dicht opeenstaande ribben, tot 18-22 op de laatste omgang. Kop met een lange uitstulpbare zuigslurf, waarin aan het uiteinde de mondopening met rasptong zit. Noordzee en Zeeland (Ooster- en Westerschelde). Lege schelpen spoelen vooral aan in Zeeland, elders schaars in aanspoelsel.

[Lees verder...]


Turtons wenteltrap
Mariene huisjesslak. Tot 40 mm. Beige tot lichtbruin met vage bruine vlekjes. Stevig priemvormig horentje. 12-15 windingen. Top spits, mond rond en samenvallend met een rib. Geen navel. Operculum rond, hoornachtig, Tot ca. 12 afgeplatte ribben, die plat op het schelpoppervlak liggen. De ribben sluiten meestal niet precies aan op die van de vorige en volgende winding en vaak zijn er een of meerdere breder. Tussen de ribben fijne, maar duidelijke spiraalsculptuur. Noordzee ver van de kust, schaars. Spoelt vooral op de Friese Waddeneilanden aan.

[Lees verder...]


Pagina 3 van 6Eerste   Vorige   1  2  [3]  4  5  6  Volgende   Laatste   

Diensten

Weekdieren (EU-Habitatrichtlijn)

Mariene soorten en ecologie

Contact

Stichting ANEMOON
Postbus 29
2120 AA Bennebroek

anemoon@cistron.nl

06-11442009

Back To Top