Search
Search

Soorten

Tweekleppigen

Tere platschelp
Mariene tweekleppige. Tot 30 mm. Variabel van kleur: rozerood tot wit met donkere kleurbanden. Dunschalig, vrij plat, aan de achterkant wat toegespitst. Slotband uitwendig, sterk. Beide kleppen ongestreept, met alleen  groeilijntjes. Dier met lange gescheiden sifonen. Voet krachtig, bijlvormig. Spoelt vaak als doublet op het strand aan, soms levend (vooral bij vorst).

[Lees verder...]


Tere dunschaal
Mariene tweekleppige. Tot 14 mm. Dunschalig. Glanzend wit. Opperhuid bruingeel; slijt minder snel af dan bij andere dunschalen. Glad en glanzend, alleen groeilijnen. Onder de top een scheef driehoekige ligamentholte. Mantellijn met diepe bocht. Ingegraven in de bodem in slikgebieden in Zeeland en het Waddengebied.

[Lees verder...]


Stippelschelpje

Mariene tweekleppige. Mariene tweekleppige. Tot 10 mm (meestal kleiner). Wit tot transparant, crème. Platte en fragiele schelp; boven, onder- en zijkanten vaak hoekig, waardoor een wat vierkante indruk ontstaat. Enkele duidelijke groeilijnen, schelpoppervlak bezet met minuscule putjes. Schaars in de Nederlandse Noordzee op plaatsen waar de bodem rijk aan slib is. (Oestergronden, inclusief Friese Front). Zelden op het strand.

 


[Lees verder...]


Ruwe boormossel
Mariene tweekleppige. Tot 85 mm. (Levende dieren in veen en hout vaak aanzienlijk kleiner). Wit of grijs, opperhuid bruingeel. Stevige, ovaal-langwerpige schelp. Sterk gapend aan voor- en achterrand. Top bedekt door naar binnen omgeslagen bovenrand. Aan de buitenzijde, ongeveer in het midden, een ondiepe groef. Aan de kant onder de top daarvan golvende lijnen, aan de andere zijde niet. Binnen in de schelp zit een dunne gebogen ‘tand’. Doubletten met tussen de obovenranden een derde (acessorisch) schelpstuk. Plaatselijk in de Noordzee, ingeboord. Spoelt soms aan in veen en hout. Strandmateriaal is vaak blauw of bruin verkleurd.

[Lees verder...]


Rechtsgestreepte platschelp

Mariene tweekleppige. Tot 25 mm. Variabele kleur, meestal oranjegeel of wit met bij de top een oranjerode vlek. Dunschalige schelpen, aan de achterkant toegespitst. Rechterklep met een sculptuur van schuin over de schelp lopende fijne streepjes. De linkerklep is glad, alleen groeilijnen Slotband uitwendig. Algemeen. noordzee en nabije kustgebied.

 

[Lees verder...]


Prismatische dunschaal

Mariene tweekleppige. Tot 24 mm. Wit, zeer sterk glanzend met bruingele opperhuid. Zeer dunschalig en breekbaar. Langwerpig, achterkant toegespitst. Glad en sterk glanzend. Aan de binnenkant een scheef driehoekige ligamentholte. Leeft in de hele Noordzee beneden de -20 meter dieptelijn, echter nergens in grote aantallen. In het kustgebied schaars tot zeldzaam. Nu en dan aangespoeld, soms invasiegewijs met meerdere doubletten tegelijk. Losse kleppen minder zeldzaam (Waddeneilanden).

[Lees verder...]


Ovale strandschelp

Mariene tweekleppige. Tot 30 mm. Crèmewit met een bruingele opperhuid. Gelijkmatig ovale vorm, top vrijwel in het midden. De buitenkant is glad met alleen groeilijnen. Afgeplat gedeelte aan beide kanten van de top in tegenstelling tot de andere Spisula-soorten niet waaiervormig gegroefd. Slotband grotendeels inwendig, in driehoekige ligamentholte. Noordzee, verder van de kust. Spoelt zelden vers of levend aan. Oude kleppen algemeen in strandmateriaal, meestal verkleurd met meerdere donkere banden op een grijswitte ondergrond.

[Lees verder...]


Noorse hartschelp

Mariene tweekleppige.Tot 75 mm (meestal kleiner). Licht- tot bruingeel, bij de top vaak oranjerode vlekken. Opperhuid geelgroen. Stevige, wat driehoekige schelp. Het oppervlak voelt glad aan, maar heeft 20-30 radiaire ribben. Voor- en achterzijde glad. Slotband uitwendig, stevig. Noordzee, verder van de kust: Doggersbank, Klaverbank, Friese Front, zuidelijke Noordzee. Schaars in de Oosterschelde. Doubletten slechts zeer zelden op het strand. Soms kleinere levende exemplaren (Waddeneilanden). 

 

[Lees verder...]


Noordse cirkelschelp

Mariene tweekleppige. Tot 35 mm. Grijswit met een bruingele opperhuid. Vrij stevige, bijna cirkelronde schelp. De bovenrand is recht, de top steekt daar bovenuit. Fijne concentrische richels. Voorste spierindruksel aan binnenzijde groter en langwerpiger. Mantellijn zonder bocht. Diepere delen Noordzee. Schelpen soms op het strand (Waddeneilanden). In Zeeland steeds fossiel.

 

[Lees verder...]


Noordelijke korrelschelp

Mariene tweekleppige. Tot 40 mm. Wit. Binnenzijde parelmoerachtig. Lichtbruine opperhuid. Dunschalig. Sommige exemplaren vrijwel gelijkkleppig, meestal is de linkerklep boller. De smalle achterrand gaapt, de voorrand soms ook. Sculptuur van fijne concentrische en radiaire groeilijnen, vooral aan de onderrand. Slot zonder duidelijke tandenl ligament op een matwitte kalkachtige inwendige ligamentdrager. Vage maar diepe mantelbocht. Zeldzaam in de Noordzee, verder van de kust. Niet van het strand bekend.

 

[Lees verder...]


Klein tafelmesheft

Mariene tweekleppige. Tot 14,5 cm. Zeer langgerekte, rechte schelp. Ruim 7x langer dan hoog. De voorrand is schuin afgeknot, de achterrand weinig of niet verbreed. Paarslila vlekken en bandjes op een lichtere ondergrond, ook naar de binnenkant doorschemerend of de hele binnenkant paarslila. Opperhuid lichtbruin met  sterke glans. Schelpoppervlak glad met alleen groeilijnen. Sinds de vestiging in 1917 sterk toegenomen tot 1985, daarna sterk afgenomen. Spoelt nog maar weinig op het strand aan. Nog wel verder van de kust. 

[Lees verder...]


Halfgeknotte strandschelp

Mariene tweekleppige. Tot 35 mm. Verse exemplaren zijn crèmewit met een grijsgele opperhuid. Min of meer driehoekig, aan een kant meer afgerond dan aan de andere (halfgeknot). Afgeplatte gedeelten aan beide zijden van de top waaiervormig gegroefd. Oppervlak met sterke, ribvormige groeilijnen. Slotband voornamelijk inwendig, in een driehoekige ligamentholte onder de top. Fossiele vormen met dikkere schelp en een grover slot, oude kleppen geelbruin, donkerbruin, blauwgrijs of zwart verkleurd. Hele Noordzeekustgebied en Zeeland. Spoelt ook algemeen levend en als doublet aan.

[Lees verder...]


Grote zwaardschede

Mariene tweekleppige. Tekst in bewerking.

[Lees verder...]


Groot tafelmesheft
Mariene tweekleppige. Tot 21,5 cm. Diagonaal gescheiden kleurpatroon van paarsroze gekleurde horizontale, en verticale vlekken en strepen. Opperhuid lichtgroen tot donkerbruin, schilferig. Ons grootste mesheft: 6-7 keer zo lang als hoog. Boven- en onderrand vrijwel recht. Achterkant vaak breder dan voorkant. Oppervlak glad, alleen groeilijnen. Noordzee, in dieper water. Spoelt vooral op de Noordelijke Waddeneilanden aan.

[Lees verder...]


Golfschelp
Mariene tweekleppige. Tot 12 mm. Bijna driehoekige schelp. Dun, iets hoger dan breed. Bleek geelwit, zwak doorschijnend, met een licht geelbruine opperhuid. Top in het midden, iets gebogen. Parallel aan de achterrand loopt een brdere wordende plooi naar de achteronderrand, waardoor de achteronderrand een indeuking vertoont. Glad met fijne en grovere groeilijntjes. Mantellijn zonder mantelbocht. Diepere Noordzee. Op het strand alleen fossiel.

[Lees verder...]


Gevlamde tapijtschelp
Mariene tweekleppige. Tot 6 cm. Geelbruin tot roze, met paars of bruin patroon van stralende V-vormige vlekken en strepen. Binnenzijde crème of lichtroze. Vrij stevige, ovale schelpen. Sculptuur van vlakke, regelmatige concentrische ribben en groeilijnen. Diepere Noordzee en schaars in Zeeland.

[Lees verder...]


Brede kleine zwaardschede
Mariene tweekleppige. Ca 100 mm (tot 120 mm). Onder de glanzend olijfgroene opperhuid staan roze tot bruinpaarse vlekken en bandjes. Vrij dunschalige, duidelijk gebogen, langgerekte schelp. Ruim 7x langer dan breed Onderrand meer gebogen dan bovenrand, achterkant toegespitst. Grootste breedte in het midden. Glad met alleen groeilijnen. Zelden op het strand (overschaduwd door banken Amerikaanse zwaardschedes).

[Lees verder...]


Brakwater-strandschelp

Tweekleppige uit brak water. Exoot/ingevoerde soort. Tot 90, meestal ca. 60 mm. Crèmewit, met geelgrijze opperhuid. Vaak donkerder tot zwart in modder, na droging veel lichter. Dikke, vrij ovale schelpen. Oppervlak met dicht opeen staande groeilijnen. Slot met driehoekige holte. Mantelbocht kort. Sifonen vergroeid tot korte sifobuis, aan de uiteinden korte tentakelkransjes. Leeft ingegraven in slik, modder en zand in brakke wateren en havenkommen etc.

[Lees verder...]


Brakwaterkokkel

Tweekleppige uit brak water. Tot 50 mm. Crèmewit met bruin, binnenzijde vaak deels paarsbruin. Opperhuid groenbruin. Vrij dunschalig. Langwerpig met  verlengde achterkant. Meestal 23 (18-32) radiale, iets verheven tot zwak gekielde ribben, bezet met schubjes. Groeven tussen ribben smaller dan de ribben, aan de binnenkant doorlopend tot bij de top. De korte slotband ligt direct achter de top. In rustig, niet droogvallend (brak) water. Meestal binnendijks.

 

[Lees verder...]


Bolle papierschelp

Mariene tweekleppige. Tot 65 mm. Wit tot crème. Opperhuid geelgroen. Dunschalige, tamelijk opgeblazen, ongelijkkleppige schelpen. Rechterklep  boller en iets groter dan de linker. Achterzijde afgeknot. Sculptuur van talloze concentrische groeilijnen en daarnaast bedekt met een uiterst fijne korrelige oppervlaktesculptuur, met name op de achterzijde. In het slot ontbreken echte slottanden. In de Noordzee alleen in wat dieper water, spoelt zelden of nooit aan.

[Lees verder...]


Pagina 4 van 7Eerste   Vorige   1  2  3  [4]  5  6  7  Volgende   Laatste   

Diensten

Weekdieren (EU-Habitatrichtlijn)

Mariene soorten en ecologie

Contact

Stichting ANEMOON
Postbus 29
2120 AA Bennebroek

anemoon@cistron.nl

06-11442009

Back To Top