|
Zoekbeeld:Mariene huisjesslak. Tot 1 cm, meestal kleiner. Paarsbruin of zwart.
Onderaan de laatste winding vaak een gele kleurband.
Mondopening paarslila, opperhuid paarszwart. Dunschalig horentje met 5-6
vlakke
windingen. Top zeer spits, maar vaak afgesleten. Mondopening eivormig,
operculum bruin. Geen navel. Glad, met alleen onregelmatige groeilijnen,
geen dwarsgroeven of ribben. Zeldzame autochtone soort in Nederland. Kenmerken:Afmetingen: Tot 1 cm, meestal kleiner.
Schelpkleur: Bruingroen tot donker paarsbruin of zwart. Zelden met smalle kleurlijntjes. Onderaan de laatste winding meestal een brede gele kleurband. Mondopening vaak paarslila. Opperhuid paarszwart, Oppervlak vaak met een matgrijze kalkwaas bedekt.
Vorm: Dunschalig horentje, 5-6 vlakke windingen. Spitse top. Mondopening eivormig. Operculum hoornachtig, donkerbruin, eivormig, bovenin spits.
Schelpvorm: Vrij dunschalig horentje met 5-6 vlakke windingen. Top zeer spits, maar vaak afgesleten. Mondopening eivormig. Operculum hoornachtig. Geen navel.
Sculptuur: Glad, met onregelmatige groeilijntjes. Areaal en verspreiding:Zuidelijke soort. De Noordzee en Nederland liggen op de noordgrens van het verspreidingsgebied (met enkele incidentele vondsten van Helgoland, West-Noorwegen en Denemarken). Vanaf Nederland en de Britse eilanden tot Portugal, West-Afrika en in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee.
Uit Nederland bekend van meerdere plaatsen langs de Hollandse kust (Texel, Den Helder, Callantsoog, Wijk aan Zee, IJmuiden, Scheveningen) en uit Zeeland (Westkapelle). Op de pieren van IJmuiden al jarenlang een autochtoon, zij het zeldzaam fauna-element. De dieren worden steeds met meerdere exemplaren bijeen gevonden, maar nooit in grote aantallen. Steeds gevonden tussen exemplaren van de Ruwe alikruik Littorina saxatilis. Recent aangetroffen op de zeedijk van Texel, bij ’t Horntje (2011). Zo nu en dan ook te vinden op drijvende voorwerpen. Habitat en ecologie:Hoog in het supralitoraal van rotskusten, op
plaatsen waar ze alleen door opspattend water worden bereikt
(spatzone). De dieren leven verscholen in holten en spleten in steen of hout, vaak tussen zeepokken. Alleen bij hoge
luchtvochtigheid actief. Het voedsel bestaat uit zwarte korstmossen
(lichenen), minieme algen en planten en detritus van algen. Voortplanting in het
voorjaar, dichter bij het water. De dieren zijn van gescheiden geslacht. Vrouwtjes leggen de eieren
steeds onder water, ongeveer om de 15 dagen bij hoog tij. Eicapsules miniem,
schijfvormig. Ze bevatten slechts één ei en komen na 7-8 dagen
uit. De larven verblijven ca 3 weken in de waterkolom,
waarna ze zich met slijm vastzettenin rotsspleten en lege zeepokschalen.
Dieren met een schelp van meer dan 5 mm
zijn gewoonlijk vrouwtjes. Ze worden tot 7 jaar oud. Literatuur:- Bruyne, R.H. de, S.J. van
Leeuwen, A.W. Gmelig Meyling & R. Daan (red.), 2013. Schelpdieren van het
Nederlandse Noordzeegebied. Ecologische atlas van de mariene weekdieren
(Mollusca). Tirion Uitgevers, Utrecht en Stichting Anemoon, Lisse 414 pp.
- ANEMOON, 2016. Kleine alikruik terug bij scheveningen. Nature today. Auteurs:(De Bruyne, Van Leeuwen, Gmelig Meyling, Daan
et al, 2013 -Ecologische atlas- 2013)
[B. Oonk, jan. 2014; IvL feb. 2014] Aphia ID:140266 Gebied:Nederland Biotoop:Zoutwater Project:SMP|ANM Gerelateerde soorten:Alikruik
Ruwe alikruik
Stompe alikruik
Kleine alikruik
| |