Michelinmannetje
Pycnogonum litorale

|
Michelinmannetje
Pycnogonum litorale
Plompe dikke zeespin met korte en gedrongen poten. Het lichaam bestaat uit drie goed herkenbare lichaamsdelen: kopborststuk, middenstuk en achterlijf. Vier paar sterk gelede poten die vrijwel even dik zijn en even lang als het lichaam. Tot 20 mm. Vrouwtjes worden het grootst, mannetjes blijven kleiner. Mannetjes zijn Oranjebruin, grijswit, geelwit tot grijsbruin, vrouwtje lichter, tot bijna wit.
1 / 1
| Michelinmannetje | Pycnogonum litorale | | Plompe dikke zeespin met korte en gedrongen poten. Het lichaam bestaat uit drie goed herkenbare lichaamsdelen: kopborststuk, middenstuk en achterlijf. Vier paar sterk gelede poten die vrijwel even dik zijn en even lang als het lichaam. Tot 20 mm. Vrouwtjes worden het grootst, mannetjes blijven kleiner. Mannetjes zijn Oranjebruin, grijswit, geelwit tot grijsbruin, vrouwtje lichter, tot bijna wit.
| Afmeting: tot 20 mm. Vrouwtjes bereiken de maximale afmetingen, mannetjes blijven kleiner.
Kleur: De kleur verschilt tussen mannetjes en vrouwtjes. Mannetjes zijn vaak oranjebruin, grijsbruin, geelwit of grijswit, vrouwtjes veel lichter, tot bijna wit. Pas vervelde dieren zijn lichter.
Vorm: Het lichaam bestaat uit drie goed herkenbare lichaamsdelen: kopborststuk, middenstuk en achterlijf.
Poten: In vergelijking met andere zeespinnen hebben Michelinmannetjes korte en gedrongen poten. De vier paar sterk gelede poten zijn vrijwel even dik en even lang als het lichaam. Aan het eind van elke poot zit een soort haakje.
Overig: Mannetjes dragen de eieren en hebben, anders dan vrouwtjes, daarvoor speciale poten (ovigeren). Aan de voorzijde ligt een slurfachtig orgaan, waarmee de zeespin zijn prooien uitzuigt.
| | De soort komt voor in koudere zeeën in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan, van het Noordpoolgebied via het Kattegat en de Noordzee tot Zuid-Spanje en de Middellandse Zee en leeft ook langs de Atlantische kust van Noord-Amerika
| Het Michelinmannetje is te vinden vanaf het sublitoraal tot diepten van ruim 400 meter. Zo nu en dan ook direct beneden de laagwaterlijn of zelfs in het litoraal (stenen keren). Volwassen Michelinmannetjes voeden zich met Zeeanemonen (Cnidaria), in ons land voornamelijk de Zeeanjelier Metridium senile en in mindere mate de Rode paardenanemoon Actinia equina. Elders ook op andere voedselorganismen, waaronder anemonen als Anemonia viridis, Calliactis parasitica en Metridium dianthus. Juveniele dieren voeden zich met hydropoliepen. Ze steken hun zuigsnuit (proboscis) in de prooi en zuigen daarmee lichaamssappen op. Daarmee zijn het parasieten en geen echte predatoren, aangezien ze hun prooi niet doden. Hoewel krabben als de Strandkrab Carcinus maenas zeespinnen op het menu hebben staan, wordt het Michelinmannetje met rust gelaten, aangezien bepaalde hormonen daarvan het vervellen van de krab kunnen verstoren. Voortplanting vindt plaats in het voorjaar en de zomer, met uitloop in de herfst. Mannetjes klemmen zich aan vrouwtjes vast, direct boven de kop, hetgeen haar stimuleert tot de ei-afzetting uit openingen in de poten. Het mannetje vangt de eieren op, scheidt een stof uit waardoor ze samenkleven en plakt de eiermassa aan de onderkant. De eieren blijven bij het mannetje tot het uitkomen, ca 3 weken later. De dan uitkomende larven (protonymphon-type) vervellen nog diverse keren voor ze de volwassen vorm krijgen. Ook volwassen dieren vervellen nog diverse keren.
| | | Nederland | Zoutwater | MOO, SMP, LIMP |
Slanke zeespin
Nymphon gracile

|
Slanke zeespin
Nymphon gracile
Zeespin. Mariene soort. Tot 8 mm, poten
tot 15 mm. Grijswit met donkere lengtebanden op de poten. Het lichaam is
zeer tenger, met 4 paar zeer lange, uit 10 geledingen bestaande poten
met aan de
uiteinden haakjes. Kop met zuigslurf, daarnaast minieme tasters en nog
een
paar zeer korte schaarpoten met kleine bolle schaartjes. Taster met vijf segmenten waarvan het laatste segment net zolang is als het op één na laatste segment. Het voorste paar looppoten dient als eidragers. Vooral in Zeeland.
1 / 1
| Slanke zeespin | Nymphon gracile | | Zeespin. Mariene soort. Tot 8 mm, poten
tot 15 mm. Grijswit met donkere lengtebanden op de poten. Het lichaam is
zeer tenger, met 4 paar zeer lange, uit 10 geledingen bestaande poten
met aan de
uiteinden haakjes. Kop met zuigslurf, daarnaast minieme tasters en nog
een
paar zeer korte schaarpoten met kleine bolle schaartjes. Taster met vijf segmenten waarvan het laatste segment net zolang is als het op één na laatste segment. Het voorste paar looppoten dient als eidragers. Vooral in Zeeland. | Afmetingen: Tot 8 mm lang, de poten
tot 15 mm.
Kleur: Grijswit met donkere lengtebanden op de poten.
Vorm: De Slanke zeespin heeft een tenger lichaam, met 4 paar zeer lange poten. Aan de kop zit een zuigslurf.
Poten: De poten zijn zeer lang, ruim twee keer de lengte van het lijf, met aan de uiteinden haakjes. Ze bestaan uit 10
geledingen. Naast de zuigslurf op de kop zitten minieme tasters en een paar zeer korte schaarpoten met kleine bolle schaartjes. Het voorste paar looppoten dient als eidragers. Het dier kan tot 10.000 eieren meenemen. | | Atlantische Oceaankusten van Noorwegen, via de Britse eilanden, de Noordzee en Het Kanaal tot Marokko en delen van de Middelllandse Zee. | Slanke zeespinnen leven in het kustgebied, o.a. in poeltjes in het litoraal en sublitoraal tot een diepte van enkele meters. Ze eten
zachte ongewervelden zoals poliepen en mosdiertjes. De Slanke zeespin is actiever en zwemt ook meer dan andere
zeespinnen. | | 134687 | Nederland | Zoutwater | MOO |