Brakwatersteurgarnaal
Palaemonetes varians

|
Brakwatersteurgarnaal
Palaemonetes varians
Garnaal.
Zout en (voornamelijk) brak water. Tot 5 cm. Grauwbruin tot vrijwel
doorzichtig. Het rostrum is recht. Duidelijke strepen ontbreken.
Item 1 of 0
| Brakwatersteurgarnaal | Palaemonetes varians | | Garnaal.
Zout en (voornamelijk) brak water. Tot 5 cm. Grauwbruin tot vrijwel
doorzichtig. Het rostrum is recht. Duidelijke strepen ontbreken. | Afmetingen: Tot 5 cm lang.
Kleur: Grauw, doorzichtig, soms met vage bruingrijze vlekken of strepen. Geen gele ringetjes om de poten. Soms komen melkachtig witte exemplaren voor, vermoedelijk als gevolg van een ziekte. Witte exemplaren kunnen overigens ook bij andere soorten voorkomen, met name bij steurgarnalen uit het geslacht Palaemon.
Vorm: De bovenrand van het rostrum is voorzien van 3-6 tandjes. Het eerste
tandje ligt iets achter de oogkassen. De onderkant draagt 2, soms 3
tandjes.
Poten: De vinger van de schaar van de tweede looppoot is iets minder dan de helft van de totale lengte van de schaar. | | In vrijwel alle kleine brakke binnenwateren in Zeeland en andere delen van het land. | In Nederland voornamelijk beperkt tot brak tot vrijwel zoet binnenwater: in sloten, watergangen, kanalen etc. vaak in enorme aantallen. In zoutwater zo nu en dan nabij gemalen, vooral na perioden met veel neerslag. | | 107624 | Nederland | Brakwater | MOO |
Gewone garnaal
Crangon crangon

|
Gewone garnaal
Crangon crangon
Mariene kreeftachtige. Tot 9 cm. Zandkleurig met donkere vlekjes en
meestal een zwarte staart. Goed gecamoufleerd op zandbodems. Rostrum
klein, ogen op de
bovenkant van de stompe kop. Schaarpoten met één vinger, die terugklapt
tegen de rechthoekige palm (subchelate schaar). De zwempoten bewegen opzij. Bij verstoring
schiet het dier een stukje achteruit en graaft zich dan bliksemsnel in.
Item 1 of 0
| Gewone garnaal | Crangon crangon | | Mariene kreeftachtige. Tot 9 cm. Zandkleurig met donkere vlekjes en
meestal een zwarte staart. Goed gecamoufleerd op zandbodems. Rostrum
klein, ogen op de
bovenkant van de stompe kop. Schaarpoten met één vinger, die terugklapt
tegen de rechthoekige palm (subchelate schaar). De zwempoten bewegen opzij. Bij verstoring
schiet het dier een stukje achteruit en graaft zich dan bliksemsnel in. | Afmetingen: lengte: tot 9 cm.
Kleur: De dieren hebben vaak de kleur van de ondergrond, soms met lichte en/of donkere vlekken of strepen en lijken zo min of meer zandkleurig. Ze zijn daardoor heel goed gecamoufleerd. Van dichtbij bekeken maken
de dieren vaak een gespikkelde indruk. De staart is soms helemaal zwart.
Vorm: Het rostrum is erg klein en
daardoor met het blote oog nauwelijks zichtbaar. De ogen staan op de
bovenkant van de stompe kop.
Poten: De schaar van de Gewone garnaal heeft een afwijkende (subchelate) vorm. Er is maar één vinger, die terugklapt tegen de rechthoekige palm. De zwempoten bewegen in tegenstelling tot
de andere garnalen opzij. Ze worden tevens gebruikt bij het ingraven.
Overig: Bij verstoring schiet de garnaal vaak een stukje achteruit, waarna het dier
zich bliksemsnel ingraaft. Eenmaal ingegraven steken gewoonlijk alleen
de ogen en voelsprieten boven het bodemoppervlak uit. | | De Gewone garnaal komt voor in de Oosterschelde, de Westerschelde, het Grevelingenmeer, de Noordzee en het Waddengebied. In het Grevelingenmeer en het Veerse Meer is de soort wat minder algemeen. | De Gewone garnaal leeft meestal op vlakke bodems, doorgaans bestaande uit zand, maar soms ook slib. In rust zitten de garnalen vaak ingegraven in de bodem, met alleen de ogen en de sprieten zichtbaar. De
dieren veranderen waarschijnlijk in de loop van hun leven van geslacht.
De kleine dieren zijn dan de mannetjes, de grote vrouwtjes. Deze garnalensoort is 's nachts actiever dan overdag. | | 107552 | Nederland | Zoutwater | MOO|KOR |
Gezaagde steurgarnaal
Palaemon serratus

|
Gezaagde steurgarnaal
Palaemon serratus
Garnaal. Mariene soort. Glasachtig lichaam, met op het achterlijf vertikale streepjes en rijen geelwitte stipjes. Ook het kop-borststuk is vaak voorzien van een zebra-achtig patroon. Het rostrum is lang. Vooral bij grotere dieren is het voorste deel van het rostrum naar boven gekromd. Door het lange gekromde rostrum maakt de soort een slankere indruk dan andere Palaemon-soorten.
Item 1 of 0
| Gezaagde steurgarnaal | Palaemon serratus | | Garnaal. Mariene soort. Glasachtig lichaam, met op het achterlijf vertikale streepjes en rijen geelwitte stipjes. Ook het kop-borststuk is vaak voorzien van een zebra-achtig patroon. Het rostrum is lang. Vooral bij grotere dieren is het voorste deel van het rostrum naar boven gekromd. Door het lange gekromde rostrum maakt de soort een slankere indruk dan andere Palaemon-soorten. | Afmetingen: Lengte tot 11 cm.
Kleur: Glasachtig lichaam, met op het achterlijf vertikale streepjes en rijen
geelwitte stipjes. Ook het kop-borststuk is vaak voorzien van een
zebra-achtig patroon. Er staan gele ringen op de 'gewrichten' van de poten, met vlak erboven donkerder ringetjes. Het rostrum heeft vaak een brede gele lengtestreep, omzoomd door een donkerbruin lijntje. Soms, bijvoorbeeld in het donker, zijn de streepjes op het lichaam meer roodachtig.
Vorm: Het rostrum is lang. Vooral bij grotere dieren is het voorste deel naar boven gekromd. Door dit lange gekromde rostrum maakt de
soort een slankere indruk dan andere Palaemon-soorten. De bovenrand van het rostrum heeft 6-7 tandjes. Achter de oogkas 2, aan de onderzijde
meestal 4-5 tandjes. Bovenop het gekromde
voorste deel ontbreken tandjes.
Poten: De schaarvinger van de tweede looppoot is vrij lang, ca. 1/2 van de totale schaarlengte. | | De Gezaagde steurgarnaal leeft verspreid door de hele Oosterschelde en de Westerscheldemonding. De soort is ook bekend van Het Grevelingenmeer, de Hollandse Noordzeekust en het Waddengebied. | De Gezaagde steurgarnaal is op sommige plaatsen talrijk in de wierzone en dieper. Plaatsen met veel slib lijken te worden gemeden. De dieren zijn buiten de zeegaten vaak talrijker dan de Gewone steurgarnaal en dus mogelijk beter bestand tegen zand en golfgeweld. De dieren leven vaak in holen tussen stenen en dergelijke en daardoor niet altijd makkelijk te vinden. ' s Nachts komen ze vaker tevoorschijn. | | 107616 | Nederland | Zoutwater | MOO |
Kreeftgarnaal
Athanas nitescens

|
Kreeftgarnaal
Athanas nitescens
Garnaal. Mariene soort. Tot ca. 2 cm.
Groen, bruin of rood, met vaak een witte lengtestreep op de rug. Schaarpunten lichter geel of wit. Plomp,
breed lichaam. Ze lijken op miniatuur-kreeften. Volwassen mannetjes
hebben schaarpoten met stevige, kreeftachtige scharen. Vrouwtjes met dunnere scharen. Ogen ongesteeld,
gedeeltelijk buiten het rugschild uitstekend. Rostrum kort, met scherpe punt. Slechte zwemmers; bewegen zich als rennende kreeftjes over de bodem. Vooral in Zeeland vrij algemeen.
Item 1 of 0
| Kreeftgarnaal | Athanas nitescens | | Garnaal. Mariene soort. Tot ca. 2 cm.
Groen, bruin of rood, met vaak een witte lengtestreep op de rug. Schaarpunten lichter geel of wit. Plomp,
breed lichaam. Ze lijken op miniatuur-kreeften. Volwassen mannetjes
hebben schaarpoten met stevige, kreeftachtige scharen. Vrouwtjes met dunnere scharen. Ogen ongesteeld,
gedeeltelijk buiten het rugschild uitstekend. Rostrum kort, met scherpe punt. Slechte zwemmers; bewegen zich als rennende kreeftjes over de bodem. Vooral in Zeeland vrij algemeen. | Afmetingen: Lengte tot ca. 2 cm.
Kleur: Groen, bruin of roodachtig, vaak met een brede witachtige lengtestreep op de rug. SChaarpunten vaak veel lichter, geel of wit.
Vorm: Kreeftgarnalen hebben een plompe lichaamsvorm. Ze lijken op miniatuur-kreeften met kreeftachtige lange scharen. De
ogen zijn ongesteeld maar steken wel gedeeltelijk buiten het rugschild uit, ernaast afgedekt door twee puntjes van het rugschild. Rostrum kort en recht met scherpe punt.
Poten: Volwassen mannetjes
bezitten zware, getande schaarpoten. Bij
vrouwtjes en jonge exemplaren zijn de schaarpoten relatief dunner, zonder tandjes. Het tweede paar poten heeft zeer kleine schaartjes, de overige niet. | | Uit Nederland is de Kreeftgarnaal bekend uit het Grevelingemneer, de hele Oosterschelde en uit de Westerscheldemonding. Vóór 1994 was de soort nooit in de de Zeeuwse wateren gezien. Van toen af aan opeens talrijk op allerlei plaatsen. Vooral algemeen in het najaar. | Overdag meestal onder stenen en dergelijke weggekropen. Het gemakkelijkst te vinden in het donker onder overhangende stenen en oesterklompen. De kleuren zijn dan wat bleker. Het dier is een slechte zwemmer die bij verstoring over de bodem rennend beschutting opzoekt. Voortplanting in Nederland in de zomer: vrouwtjes met eieren en zijn waargenomen in juli, jonge dieren eveneens. | | 107486 | Nederland | Zoutwater | MOO |
Ringsprietgarnaal
Pandalus montagui

|
Ringsprietgarnaal
Pandalus montagui
Garnaal. Mariene soort. Tot 8 cm. Doorzichtig met veel rode streepjes die op het
achterlijf niet verticaal maar schuin verlopen. De lange sprieten hebben
gewoonlijk een rood/wit
(geel) zebrapatroon. Rostrum relatief lang, de voorste helft is naar
boven
gebogen. Eerste paar poten met minieme scharen en een groot
aantal uiterst kleine geledingen, waardoor de poten buigzaam lijken. Van
het tweede paar poten is de ene veel langer. Vooral in Zeeland in wat
dieper water, lijkt iets toegenomen.
Item 1 of 0
| Ringsprietgarnaal | Pandalus montagui | | Garnaal. Mariene soort. Tot 8 cm. Doorzichtig met veel rode streepjes die op het
achterlijf niet verticaal maar schuin verlopen. De lange sprieten hebben
gewoonlijk een rood/wit
(geel) zebrapatroon. Rostrum relatief lang, de voorste helft is naar
boven
gebogen. Eerste paar poten met minieme scharen en een groot
aantal uiterst kleine geledingen, waardoor de poten buigzaam lijken. Van
het tweede paar poten is de ene veel langer. Vooral in Zeeland in wat
dieper water, lijkt iets toegenomen. | Afmetingen: Lengte tot 8 cm.
Kleur: Min of meer doorzichtig, met veel rode streepjes. Op het achterlijf lopen die streepjes niet verticaal, zoals bij sommige andere steurganalen, maar schuin. De lange sprieten vertonen vaak een rood/wit (geel) zebrapatroon (hiervan is de Nederlandse naam afgeleid).
Vorm: Een iets gebochelde garnaal met lange voelsprieten. Het rostrum is relatief lang. De voorste helft ervan is duidelijk naar boven gebogen. Op de bovenkant staan ca. 10 tandjes. Iets
achter de oogkassen liggen 3-4 tandjes. Op het naar boven gekromde
gedeelte van de voorste helft van het rostrum staan geen tandjes. De
onderkant draagt 5-6 tandjes. De punt van het rostrum eindigt in twee
tandjes.
Poten: Het eerste paar poten heeft uiterst kleine scharen, die met het blote oog nauwelijks te zien zijn. De schaarpoten bezitten een groot aantal uiterst kleine geledingen, die zorgen voor een grote beweeglijkheid. Het lijkt daardoor alsof een gedeelte van de schaarpoten buigzaam is. Het tweede paar poten is ongelijk, de ene is veel langer. De laatste drie paar poten hebben sikkelvormige uiteinden. | Lijkt toe te nemen. Dit wordt wel geweten aan de toename van Sabellaria in Zeeland. | De Ringsprietgarnaal is bekend van de Oosterschelde en van de Westerschelde-monding, de Noordzee en het Waddengebied. Waarschijnlijk komt de Ringsprietgarnaal niet voor in het Veerse Meer en de Grevelingen. | Ringsprietgarnalen komen vooral voor in wat dieper water, in het gebied beneden de wierzone. Het zijn nogal schuwe dieren. Ze worden op allerlei plaatsen waargenomen, maar zijn niet echt algemeen. Het voedsel bestaat vooral uit (koker-)wormen, met als bekende prooien Goudkammetje Lagis koreni, Schelpkokerworm Lanice conchilega en Honingraatworm Sabellaria alveolata. Voortplanting vermoedelijk vooral in december-april. | De Ringsprietgarnaal komt in het voorjaar vanuit de Noordzee de kustwateren in, met name in Zeeland. In de winter trekken ze de zeegaten weer uit. | 107651 | Nederland | Zoutwater | MOO |
Roodsprietgarnaal
Palaemon adspersus

|
Roodsprietgarnaal
Palaemon adspersus
Garnaal. Mariene soort. Tot 7 cm. De Roodsprietgarnaal heeft een halfdoorzichtig lichaam, meestal met een groene tot bruine waas. Gewoonlijk ontbreken verticale strepen. Het rostrum is recht, met een kenmerkende donker-roodbruine onderkant.
Item 1 of 0
| Roodsprietgarnaal | Palaemon adspersus | | Garnaal. Mariene soort. Tot 7 cm. De Roodsprietgarnaal heeft een halfdoorzichtig lichaam, meestal met een groene tot bruine waas. Gewoonlijk ontbreken verticale strepen. Het rostrum is recht, met een kenmerkende donker-roodbruine onderkant. | Afmetingen: Lengte tot circa 7 cm lang.
Kleur: De Roodsprietgarnaal heeft een doorschijnend lichaam, met meestal een geelgroene, maar soms een bruine of grijze waas. Vaak zijn verspreid over het achterlijf heel kleine witte stipjes te zien, vaak ook met donkere stipjes. Midden op de rug is soms een aantal korte witachtige lengtestreepjes zichtbaar, maar nooit een ononderbroken streep zoals bij de Rugstreepsteurgarnaal. De 'gewrichten' van de poten zijn een beetje geelachtig, maar fletser dan bij de Gewone steurgarnaal en de Gezaagde steurgarnaal. Soms is de gele kleur nauwelijks te zien. De onderste helft van het rostrum heeft een kenmerkende donker-roodbruine kleur. Deze kan soms moeilijk te zien zijn, omdat er andere kopaanhangsels naast zitten. De langste voelsprieten zijn kleurloos, de kortere roodachtig, met smalle witachtige ringetjes. Bij de Ringsprietgarnaal komen wél witte ringen om de langste voelsprieten voor. De witte ringen om de voelsprieten zijn bij die soort bovendien breder.
Poten: De vinger van de schaar van de tweede looppoot is relatief lang, ongeveer 1/2 van de totale lengte van de schaar. De bovenrand van het rostrum is recht, met 5-6 tandjes, waarvan 1-2 achter de oogkas liggen. De onderkant van het rostrum heeft meestal 3 tandjes.
Overig: Wordt ook wel Oostzeegarnaal genoemd. | | De Roodsprietgarnaal is in de Oosterschelde vrij zeldzaam en vooral te vinden op rustige plekken zoals haventjes. Ook in de Westerschelde is de soort vrij zeldzaam. In de Grevelingen daarentegen is het de talrijkste steurgarnaal. In het Veerse Meer eveneens talrijk.
| De soort wordt vooral aangetroffen in stilstaande brakke en zoute wateren, tussen wier. In getijdewateren vooral op rustige plaatsen zoals haventjes. | | 107613 | Nederland | Zoutwater | MOO |
Rugstreepsteurgarnaal
Palaemon macrodactylus

|
Rugstreepsteurgarnaal
Palaemon macrodactylus
Garnaal. Mariene soort, ook in brak water. Tot 6 cm. Grote exemplaren zijn meestal bruinachtig met meestal een witachtige lengtestreep midden op de rug. Kleine exemplaren gewoonlijk kleurloos met vage gele ringetjes op de pootgewrichten. Rostrum lang en recht met meestal 11-13 tandjes.
Item 1 of 0
| Rugstreepsteurgarnaal | Palaemon macrodactylus | | Garnaal. Mariene soort, ook in brak water. Tot 6 cm. Grote exemplaren zijn meestal bruinachtig met meestal een witachtige lengtestreep midden op de rug. Kleine exemplaren gewoonlijk kleurloos met vage gele ringetjes op de pootgewrichten. Rostrum lang en recht met meestal 11-13 tandjes. | Afmetingen: Lengte: tot circa 6 cm.
Kleur: Kleine exemplaren zijn grotendeels kleurloos met vage gele ringetjes op de 'gewrichten' van de poten. Grotere exemplaren zijn meestal bruinachtig met midden op de rug, van kop tot staart, een witachtige, ononderbroken lengteband.
Vorm: Meestal 11-13 tandjes op het lange rechte rostrum. Doorgaans is het rostrum niet erg diep. | | Exoot, oorspronkelijk afkomstig uit Azië en inmiddels verspreid over de hele wereld in estuaria in gematigde gebieden. In Nederland vooral in de Westerschelde, minder in Het Veerse Meer. Incidentele waarnemingen zijn bekend uit Het Grevelingenmeer en de Oosterschelde. Eveneens waargenomen in de Nieuwe Waterweg, het Noordzeekanaal en in het Waddengebied.
Verspreidingsatlas.nl: Rugstreepsteurgarnaal. | Voornamelijk brakke wateren die in verbinding staan met de zee. | Waarneming.nl: Rugstreepsteurgarnaal. | 181372 | Nederland | Zoutwater | MOO|Exoten |
Sierlijke steurgarnaal
Palaemon elegans

|
Sierlijke steurgarnaal
Palaemon elegans
Garnaal. Mariene soort. Tot 6 cm. De Sierlijke steurgarnaal heeft een
glasachtig lichaam, met op het achterlijf donkere verticale streepjes.
Ook het kopborststuk is vaak voorzien van een zebra-achtig patroon. Het
rostrum is recht.
Item 1 of 0
| Sierlijke steurgarnaal | Palaemon elegans | | Garnaal. Mariene soort. Tot 6 cm. De Sierlijke steurgarnaal heeft een
glasachtig lichaam, met op het achterlijf donkere verticale streepjes.
Ook het kopborststuk is vaak voorzien van een zebra-achtig patroon. Het
rostrum is recht.
| Afmetingen: Lengte: tot 6 cm.
Kleur: Steurgarnalen zijn vrijwel volledig doorzichtig. Over het achterlijf lopen dunne, bruine tot zwarte, verticale streepjes, met ertussen vaak verticale rijen geelwitte stipjes. De 'gewrichten' van de poten zijn voorzien van gele ringetjes. Direct boven de gele ringetjes zijn dunnere donkere ringetjes te onderscheiden, vaak donkergrijs of blauwgrijs van kleur. Boven de grote scharen een helderblauwe band, veel helderder blauw dan de rest van de schaarpoot. In bepaalde omstandigheden is de blauwe band fletser. De andere kleuren zijn in dat geval ook bleker.
Poten: De vinger van de schaar van de tweede looppoot is relatief kort, ongeveer 1/3 van de totale lengte van de schaar. De bovenrand van het rostrum is voorzien van 7-10 tandjes. 3 tandjes achter de oogkas. De onderkant draagt meestal 3 tanden. | | In Nederland vrijwel overal in de Oosterschelde talrijk. Ze komen ook voor langs de Noordzeekust, in het Waddengebied, de Westerscheldemonding, Het Grevelingenmeer en het Veerse Meer. | Sierlijke steurgarnalen leven vooral in de wierzone en iets dieper. Ze zijn ook vaak aanwezig in getijdenpoeltjes en regelmatig te vinden nabij pontons. De dieren zijn goede zwemmers en verplaatsen zich op gracieuze wijze
doorgaans in een rechte lijn. Bij verstoring schieten ze achteruit door
de staart onder het lichaam naar voren te slaan. Op deze manier bewegen
ook de andere Palaemon-soorten en de Ringsprietgarnaal zich voort. | | 107614 | Nederland | Zoutwater | MOO |
Veranderlijke steurgarnaal
Hippolyte varians

|
Veranderlijke steurgarnaal
Hippolyte varians
Garnaal. Mariene soort, soms in brak water. Lengte: tot 3 cm.
Zeer variabel qua kleurpatroon. Op spons vaak
geelachtig, op wier bruin of groen. Daarnaast nog diverse patronen,
waaronder doorzichtige dieren met een bruine marmering, blauwe stipjes
of
een witte
rugstreep. 's
Nachts vaak blauwachtig. Het zijn kleine slanke garnaaltjes met een
gebocheld achterlijf en een
lang,
recht, puntig rostrum met 2 tanden. De schaarpoten zijn zeer kort.
Vooral bekend uit Zeeland, ook in het
Waddengebied.
Item 1 of 0
| Veranderlijke steurgarnaal | Hippolyte varians | | Garnaal. Mariene soort, soms in brak water. Lengte: tot 3 cm.
Zeer variabel qua kleurpatroon. Op spons vaak
geelachtig, op wier bruin of groen. Daarnaast nog diverse patronen,
waaronder doorzichtige dieren met een bruine marmering, blauwe stipjes
of
een witte
rugstreep. 's
Nachts vaak blauwachtig. Het zijn kleine slanke garnaaltjes met een
gebocheld achterlijf en een
lang,
recht, puntig rostrum met 2 tanden. De schaarpoten zijn zeer kort.
Vooral bekend uit Zeeland, ook in het
Waddengebied. | Afmetingen: Lengte: tot 3 cm.
Kleur: Zeer variabel. Exemplaren op Geweispons zijn vaak geelachtig, op wier komen ook bruine of groene exemplaren voor. Op Zeesla vaak grasgroene garnalen. Er zijn ook exemplaren met tussenkleuren, evenals doorzichtige dieren met een bruine marmering. De kleuren zijn soms zeer fraai. Kleine blauwe stipjes of een witte rugstreep komen ook geregeld voor. Door de schutkleur is de Veranderlijke steurgarnaal meestal moeilijk te ontdekken. 's Nachts is de kleur vaak blauwachtig. De voelsprieten zijn gewoonlijk kleurloo.
Vorm: Een klein, slank garnaaltje. Het achterlijf is gebocheld. Het rostrum is lang,
recht en puntig. Bovenkant rostrum met 2 tanden, één boven de oogkas, één bij de punt. Onder op het rostrum meerdere tandjes.
Poten: De schaarpoten zijn zeer kort. | | In de Oosterschelde en de Wester-scheldemonding is de Veranderlijke steurgarnaal overal aanwezig waar een geschikte ondergrond is. De soort is ook bekend uit het Grevelingenmeer. In het Waddengebied worden ze in sommige jaren in kleine aantallen waargenomen. | De Veranderlijke steurgarnaal leeft vooral op Geweispons en fijn vertakte wieren. Gericht zoeken tussen de vertakkingen van Geweispons of Gaffelwier levert vaak resultaat op. De dieren zijn ook te vinden op Zeesla en stevige hydropoliepen als Haringgraat, Gorgelpijp en Penneschaft. De soort is het talrijkst in de zomer en het najaar. Het is een slechte zwemmer, die zich moeilijk in een
rechte lijn schijnt te kunnen voortbewegen. Bij verstoring zwemmen ze in
een grillige spiraallijn weer naar het substraat waarvan ze verjaagd
werden. | | 107518 | Nederland | Zoutwater | MOO |
Waaiergarnaal
Eualus cranchii

|
Waaiergarnaal
Eualus cranchii
Garnaal. Mariene soort. Tot 2 cm. Vaak min of meer doorzichtig met
bruine, roodachtige, groene of blauwe streepjes of soms stippeltjes.
Klein en gedrongen lichaam. Voor de ogen
twee minuscule waaiertjes van geveerde sprietjes. Rostrum zeer kort.
Schaarpoten vrij kort, schaartjes klein. Zeeland, Ooster- en
Westerschelde, Grevelingen. Niet zeldzaam, maar moeilijk te
onderscheiden onder water.
Item 1 of 0
| Waaiergarnaal | Eualus cranchii | | Garnaal. Mariene soort. Tot 2 cm. Vaak min of meer doorzichtig met
bruine, roodachtige, groene of blauwe streepjes of soms stippeltjes.
Klein en gedrongen lichaam. Voor de ogen
twee minuscule waaiertjes van geveerde sprietjes. Rostrum zeer kort.
Schaarpoten vrij kort, schaartjes klein. Zeeland, Ooster- en
Westerschelde, Grevelingen. Niet zeldzaam, maar moeilijk te
onderscheiden onder water. | Afmetingen: Lengte: tot ruim 2 cm.
Kleur: Zeer variabel, vaak min of meer doorzichtig, met vaak een bont patroon van bruine, roodachtige, groene of blauwe streepjes of soms stippeltjes.
Vorm: Het lichaam van de Bonte waaiergarnaal is klein en gedrongen. Voor de ogen staan
twee minuscule waaiertjes, gevormd door geveerde sprietjes. Het rostrum
is heel kort. Het korte, gebochelde achterlijf wordt meestal hoog
gehouden.
Poten: De schaarpoten zijn vrij kort en de schaartjes klein. Onder water zijn ze moeilijk te onderscheiden. Het tweede paar poten is langer dan de schaarpoten en de carpus bestaat uit 6 segmenten. (Bij Eualus occultus en E. pusiolus zijn dit er 7). | | In goede jaren is de Bonte waaiergarnaal overal in de Oosterschelde en de Westerscheldemonding te vinden. Ook bekend uit het Grevelingemeer. De soort kan zeer talrijk voorkomen na enkele opeenvolgende zachte winters. In strenge winters neemt deze soort enorm in aantal af. In het Waddengebied is de Waaiergarnaal slechts enkele keren waargenomen. Van het Veerse Meer zijn nog geen waarnemingen bekend | De dieren zitten vaak in aantallen op het plafond en de zijkanten van grotere holen tussen de stenen. Ze zijn hier het gemakkelijkst te ontdekken in het donker. De soort is af en toe ook te vinden op allerlei ander substraat met voldoende schuilgelegenheid. | | 156083 | Nederland | Zoutwater | MOO |