Zoekbeeld:
Zoetwatervis. Ook in brak water. Tot 25 cm, meestal ca. 15 cm. Zijdelings afgeplatte kleine karperachtige. Zilverachtig, In zonlicht parelmoerachtig, met blauwgroene flanken en een smalle zijlijn. Kop puntig, de onderkaak steekt voor de bovenkaak uit. Tussen de buikvinnen en anaalvin zit een scherpe schubloze kiel.
Kenmerken:
Afmetingen: Vaak ca. 15 cm, maximaal 25 cm.
Kleur: Zilverachtige rug en buik, flanken blauwgroen, met vaak een smalle, lichtgele, volledige zijlijn. Bij direct zonlicht vallen ook parelmoerachtige
kleuren op, veroorzaakt door de grote hoeveelheid
guaninekristallen in de schubben.
Vorm: Een zijdelings afgeplat, wat stug aandoende kleine karperachtige vis. De zijlijn
is ononderbroken. De kop is puntig. De bek is bovenstandig: de onderkaak steekt voor de bovenkaak uit.
Vinnen: Lange anaalvin, de eerste straal begint onder de laatste rugvinstralen. Tussen de buikvinnen en anaalvin zit een scherpe schubloze kiel.
Te verwarren met:
Jonge Alvers kunnen gemakkelijk worden verward met exemplaren van het Vetje. Bij de Alver is de zijlijn volledig, de anaalvin is langer en het het lichaam is veel sterker en opvallend zijdelings afgeplat. Ook is de kop puntiger. De ogen van het Vetje zijn in verhouding veel groter.
Areaal en verspreiding:
West-Europa tot in de Wolga. Ook inheems in
Ierland, Schotland en Scandinavië. Ook in de Oostzee. Vroeger zeer algemeen in Europa, tegenwoordig steeds minder
door de vervuiling van het leefmilieu. Ook de opkomst van de Roofblei lijkt nadelig voor de Alver, zowel veroorzaakt door juveniele Roofbleien (voedselcompetitie) als door volwassen exemplaren (directe predatie).
Habitat en ecologie:
Alvers leven aan het oppervlak van het zoete water en komen vaak in grote scholen voor. Vaak te vinden in bewogen water, bijvoorbeeld nabij
gemalen, maar ook in stilstaand zoet water en brak water. De dieren eten plankton, insecten, insectelarven en wormen.
De Alver wordt vooral bejaagd door de Snoek, de Roofblei, de Snoekbaars en de Baars.
Literatuur:
Nijssen, H. & S. J. de Groot, 1987. De
vissen van Nederland. Uitg. KNNV, Utrecht. nr. 42. 224 pp.
Redeke, H.C., 1941. Fauna van Nederland. Afl. X: Pisces (Cyclostomi-Euichthyes)
(Ti-Tii). 1-331. Sijthoff, Leiden.
Auteurs:
Onbekend (2013)
[IvL feb. 2014]
NadereInformatie:
Vroeger was er een commerciële visserij op de Alver, waarbij het vooral ging om de winning van
guaninekristallen, die voor de productie van kunstparels gebruikt kunnen
worden.
Na 1928 liepen de vangsten dusdanig terug dat deze visserij is gestopt.
De sportvisserij op Alver is belangrijk bij sommige wedstrijden waar
op aantal. Alvers zijn ook als aasvis gebruikt door sportvissers.
De Alver behoort tot de
eigenlijke karpers.
Andere (volks-)namen voor de Alver zijn: 'Alvenaar', 'Alfje', 'Alft', 'Nesteling', 'Moertje', 'Panharing' en in
Vlaanderen 'Schieter', 'Spekje' en 'Ablette'.
Aphia ID:
154285
Gebied:
Nederland
Biotoop:
Zoetwater
Project:
MOO