Bruingevlekte spookkreeft
Caprella equilibra
|
Bruingevlekte spookkreeft
Caprella equilibra
Mannetjes tot 22 mm, vrouwtjes tot 12 mm. Geelwit doorschijnend, vaak met oranje vlekken. Oog zwart, rondom soms roodoranje. Staafvormig, slank, gesegmenteerd lichaam. Twee paar kopantennes, die overgaan in een gesegmenteerde spriet (flagellum). Eerste antennepaar ongeveer even lang als de halve lichaamslengte, spriet met tot 15 segmenten. Tweede antennes een vijfde tot hoogstens een derde van lichaamslengte, met twee segmenten. Onderzijde tweede antennepaar met lange haren. Lichaam (rugzijde) glad, op soms wat gepaarde knobbels op segment 5 na. Kop glad en plat. Scharen van het subchelate type (klapscharen). Eerste paar schaarpoten (Gnathopoda), met kleine scharen, elk met op de propodus twee korte grijpstekels en een hoekige gifstekel. Randen van propodus fijn gekarteld. Scharen van tweede paar schaarpoten groter, met lange gebogen puntige dactylus en grote gifstekel binnenin op de propodus. De palm is behaard. Basis van schaar zeer kort en stevig. Geen poten aan middelste segmenten, wel ovale, flapvormige kieuwblaasjes. Bij vrouwtjes zit onder de buiksegmenten de broedbuidel, omgeven door twee buikplaten. Aan het achterlijf meerdere korte poten en twee zeer lange (pereiopoda 6 en 7), met 2 korte grijpstekls en eindigend in een kromme dactylus.
Item 1 of 0
| Bruingevlekte spookkreeft | Caprella equilibra | | Mannetjes tot 22 mm, vrouwtjes tot 12 mm. Geelwit doorschijnend, vaak met oranje vlekken. Oog zwart, rondom soms roodoranje. Staafvormig, slank, gesegmenteerd lichaam. Twee paar kopantennes, die overgaan in een gesegmenteerde spriet (flagellum). Eerste antennepaar ongeveer even lang als de halve lichaamslengte, spriet met tot 15 segmenten. Tweede antennes een vijfde tot hoogstens een derde van lichaamslengte, met twee segmenten. Onderzijde tweede antennepaar met lange haren. Lichaam (rugzijde) glad, op soms wat gepaarde knobbels op segment 5 na. Kop glad en plat. Scharen van het subchelate type (klapscharen). Eerste paar schaarpoten (Gnathopoda), met kleine scharen, elk met op de propodus twee korte grijpstekels en een hoekige gifstekel. Randen van propodus fijn gekarteld. Scharen van tweede paar schaarpoten groter, met lange gebogen puntige dactylus en grote gifstekel binnenin op de propodus. De palm is behaard. Basis van schaar zeer kort en stevig. Geen poten aan middelste segmenten, wel ovale, flapvormige kieuwblaasjes. Bij vrouwtjes zit onder de buiksegmenten de broedbuidel, omgeven door twee buikplaten. Aan het achterlijf meerdere korte poten en twee zeer lange (pereiopoda 6 en 7), met 2 korte grijpstekls en eindigend in een kromme dactylus. | Â | Â | In Nederland in de Westerschelde.
Zie waarneming.nl van 1900 - 2017: Bruingevlekte spookkreeft.
Zie verspreidingsatlas.nl: Bruingevlekte spookkreeft. | Â | Â | 101830 | Nederland | Zoutwater | LIMP |
Bruinvis
Phocoena phocoena
|
Bruinvis
Phocoena phocoena
Zeezoogdier. Lengte tot 1,80. De kleinste walvisachtige in de Europese wateren. De dieren zijn vrij plomp en hebben een stompe, afgeronde kop, zonder uitstekende snuit. De donkergrijze tot zwarte rug gaat via en vlekkerige of egaal grijze flank over in een witte buik. Het staartstuk is geheel zwart. De vrij kleine, driehoekige, brede rugvin is niet naar achteren gebogen en staat midden op de rug. De flippers zijn donker, kort en afgerond. Van de flippers naar de mondhoek loopt een smalle streep.
Item 1 of 0
| Bruinvis | Phocoena phocoena | | Zeezoogdier. Lengte tot 1,80. De kleinste walvisachtige in de Europese wateren. De dieren zijn vrij plomp en hebben een stompe, afgeronde kop, zonder uitstekende snuit. De donkergrijze tot zwarte rug gaat via en vlekkerige of egaal grijze flank over in een witte buik. Het staartstuk is geheel zwart. De vrij kleine, driehoekige, brede rugvin is niet naar achteren gebogen en staat midden op de rug. De flippers zijn donker, kort en afgerond. Van de flippers naar de mondhoek loopt een smalle streep. | Afmetingen: 1,35 m - 1,90 m.
Gewicht: tot 75 kg
Geluid: Bruinvissen kunnen een knorrend geluid maken. Bovendien maken ze gebruik van echolocatie, zowel om zich te oriënteren als om voedsel te vinden. Met hun sonar kunnen ze zelfs vissen ontdekken die zich in het zand hebben ingegraven. Het geluid dat bruinvissen maken tijdens het uitademen wordt door sommigen omschreven als een ‘plof’, door anderen als een ‘nies’.
 |  |  | Leeft voornamelijk in relatief ondiep water. Zwemt het meest van alle walvisachtigen rivieren op. Bruinvissen leven meestal solitair, in paren (moeder en jong) of in kleine groepen van 3 tot 5 dieren. Soms wordt gezamenlijk gejaagd; grotere groepen worden meestal daarom steeds in nabijheid van scholen vis gezien.Â
| Â | 137117 | Nederland | Zoutwater | MOO |
Bruinwier
Ochrophyta
|
Bruinwier
Ochrophyta
Item 1 of 0
| Bruinwier | Ochrophyta | | Â | Â | Â | Â | Â | Â | 345465 | Nederland | Zoutwater | MOO|LIMP|SMP |
Buikstreepnemertijn
Tubulanus superbus
|
Buikstreepnemertijn
Tubulanus superbus
Snoerworm. Mariene soort. Zeer lange worm, tot 75-80 cm en 5 mm in diameter. Glanzend lichtbruin tot kastanjebruine huid, met opvallende karakteristieke witte lengte- en breedtestrepen, waaronder een lengtestreep op de buik. Nogal weke dieren die zich sterk kunnen samentrekken. Kop breder dan het lichaam, stomp afgerond, staart spits eindigend. Meestal in dieper water, deels ingegraven onder stenen op een zachte bodem. Scheiden slijm af. Nu en dan in de Oosterschelde.
Item 1 of 0
| Buikstreepnemertijn | Tubulanus superbus | | Snoerworm. Mariene soort. Zeer lange worm, tot 75-80 cm en 5 mm in diameter. Glanzend lichtbruin tot kastanjebruine huid, met opvallende karakteristieke witte lengte- en breedtestrepen, waaronder een lengtestreep op de buik. Nogal weke dieren die zich sterk kunnen samentrekken. Kop breder dan het lichaam, stomp afgerond, staart spits eindigend. Meestal in dieper water, deels ingegraven onder stenen op een zachte bodem. Scheiden slijm af. Nu en dan in de Oosterschelde.
| Afmetingen: 75-80 cm lang, ca 5 cm in diameter.
Â
Kleur: Huid glanzend lichtbruin tot kastanjebruin of meer roodbruin, met opvallende karakteristieke witte lengte- en breedtestrepen. Het onderscheidend kenmerk voor deze soort is een witte buikstreep. De eerste twee witte dwarsringen liggen ver uiteen, de overige staan dichter op elkaar.
Vorm: Zeer lange, nogal weke dieren die zich sterk kunnen samentrekken. Kop breder dan het lichaam, stomp afgerond, staart spits eindigend.
Â
| Â | Zweden, de Britse eilanden, Frankrijk en de Middellandse Zee. In augustus 2008 voor het eerst in Nederland waargenoemen (Osterschelde bij Goes op een diepte van 24 meter). Mogelijk een met oesterimport verspreide soort.
| Onder stenen, in zand, gravel of in rotsspleten vertoeven. Sublitoraal tot 80 meter of dieper. De dieren scheiden een slijmerige laag om zich heen af, waaraan kleine voorwerpen blijven kleven. Voortplanting rondom de Britse eilanden in de zomermaanden.
| Â | 122639
| Nederland | Zoutwater | MOO |
Bultrug
Megaptera novaeangliae
|
Bultrug
Megaptera novaeangliae
Zeezoogdier. Middelgrote walvis. Tot ongeveer 17
meter lang. Baleinwalvissen zonder tanden, maar met baleinplaten met vezelige uitsteeksels, waarmee ze voedsel uit
het water filteren. De Bultrug staat bekend om de hoge sprongen uit het
water en de goed zichtbare 'blow' van de waterfontein die ze uit het spuitgat blazen.
Die spuit recht omhoog. In de Noordzee de laatste 10 jaar vaker waargenomen.
Vooral tussen oktober t/m maart. Let op grote zwemmende dieren die rechte waterfonteinen
blazen en een blauwzwart
gekleurde rug hebben met een klein gebogen rugvinnetje.
Item 1 of 0
| Bultrug | Megaptera novaeangliae | | Zeezoogdier. Middelgrote walvis. Tot ongeveer 17
meter lang. Baleinwalvissen zonder tanden, maar met baleinplaten met vezelige uitsteeksels, waarmee ze voedsel uit
het water filteren. De Bultrug staat bekend om de hoge sprongen uit het
water en de goed zichtbare 'blow' van de waterfontein die ze uit het spuitgat blazen.
Die spuit recht omhoog. In de Noordzee de laatste 10 jaar vaker waargenomen.
Vooral tussen oktober t/m maart. Let op grote zwemmende dieren die rechte waterfonteinen
blazen en een blauwzwart
gekleurde rug hebben met een klein gebogen rugvinnetje. | Afmetingen: Tot ongeveer 17
meter lang.
Kleur: blauwzwart
gekleurde rug. Onderzijde wit. [Nog nadere kleurkenmerken toevoegen].
Vorm: Bultruggen zijn middelgrote walvissen. Ze behoren tot de baleinwalvissen en hebben geen tanden
(zoals orca's), maar baleinplaten met vezelige uitsteeksels, waarmee ze voedsel uit
het water filteren.
Nadere kenmerken: De Bultrug staat bekend om de hoge sprongen uit het
water en de goed zichtbare 'blow' van de waterfontein die ze uit het spuitgat blazen.
Die spuit recht omhoog.
De Nederlandse naam komt van de vlezige 'bultige' uitstulping
op de kleine rugvin. Die zie je vooral goed als ze voor een duik hun rug
buigen. | Â | In de Noordzee wordt de bultrug de laatste 10 jaar vaker waargenomen.
In 2015 zwom er een de Oosterschelde in en weer uit. Ook voor de kust (Kijkduin, Scheveningen, IJmuiden, Texel, Den Helder) zijn ze gezien. De beste tijd om een Bultrug te
zien is van oktober t/m maart. | Het voedsel bestaat uit krill - bepaalde zwemmende kreeftjes. Maar ze jagen
ook op inktvis en allerlei vissoorten. Ze komen op veel manieren aan voedsel.
Zo kunnen ze een prooi verlammen door met hun lange borstvinnen of
sikkelvormige staart op het wateroppervlak te slaan, of met opengesperde bek
door een school krill of vis te zwemmen. Bekend is verder het 'bubbelnet',
waarbij meerdere bultruggen samen jagen en in een steeds kleinere cirkel rond
prooidieren cirkelen, terwijl ze een gordijn van luchtbellen uit hun spuitgaten
blazen. Ze maken ook allerlei geluiden, mannetjes zingen heel mooi tijdens het
paarseizoen. | Â | Â | Nederland | Â | Â |
Californische kokerworm
Euchone limnicola
|
Californische kokerworm
Euchone limnicola
Mariene borstelworm. Sabellidae zijn wormen met een zachte koker en een kieuwkrans en zijn als zodanig makkelijk te herkennen. Deze soort heeft ongeveer 7 paar geveerde kieuwen die in een cirkel uit de koker steken. De basis van de kieuwkrans heeft een witte tekening. De uiteinde van de kieuwkransen is voorzien van een lang filament., veel langer dan de uitstekels van de veertjes. Naast de geveerde kieuwen zijn soms ook tot drie paar onvertakte draden te zien.Â
Item 1 of 0
| Californische kokerworm | Euchone limnicola | | Mariene borstelworm. Sabellidae zijn wormen met een zachte koker en een kieuwkrans en zijn als zodanig makkelijk te herkennen. Deze soort heeft ongeveer 7 paar geveerde kieuwen die in een cirkel uit de koker steken. De basis van de kieuwkrans heeft een witte tekening. De uiteinde van de kieuwkransen is voorzien van een lang filament., veel langer dan de uitstekels van de veertjes. Naast de geveerde kieuwen zijn soms ook tot drie paar onvertakte draden te zien. |  |  |  |  |  | 332800 | Nederland | Zoutwater|Brakwater | MOO |
Chileense zakpijp
Corella eumyota
|
Chileense zakpijp
Corella eumyota
Grijsachtige, halfdoorzichtige mariene groepsvormende zakpijp met helder gestreepte oranje sipho's. De ovaal-eivormige individuen leven in groepen die aan elkaar zitten vastgegroeid. Meestal niet overgroeid door andere organismen. De instroomsipho zit aan de bovenzijde en is opvallend langgerekt. De in- en
uitstroomopening (siphonen) kunnen niet worden ingetrokken. Rond de 4 cm groot.
Item 1 of 0
| Chileense zakpijp | Corella eumyota | | Grijsachtige, halfdoorzichtige mariene groepsvormende zakpijp met helder gestreepte oranje sipho's. De ovaal-eivormige individuen leven in groepen die aan elkaar zitten vastgegroeid. Meestal niet overgroeid door andere organismen. De instroomsipho zit aan de bovenzijde en is opvallend langgerekt. De in- en
uitstroomopening (siphonen) kunnen niet worden ingetrokken. Rond de 4 cm groot.
| Afmetingen: Gemiddeld 2-4 cm.
Er zijn echter ook exemplaren bekend tot 8 cm. Kott (1969) noemt zelfs
een 15 cm groot Antarctisch exemplaar.
Kleur: De meeste exemplaren zijn grijsachtig, halfdoorzichtig
van kleur, met bij de sifo’s een soms helder oranje tekening die uit
stipjes en/of streepjes bestaat. (Vandaar de soms gebruikte Engelse
naam, zie bij opmerkingen). Vaak heeft de soort echter ook een oranje,
bruine of gele waas. De darm is gewoonlijk door de mantelhuid zichtbaar
en loopt vanaf de onderzijde rechtstreeks naar de uitstroomopening.
Vorm: C. eumyota is erg variabel van uiterlijk. Dat maakt herkenning in het veld soms moeilijk. De soort komt het meest voor in dichte groepen; de individuen leven dan, zoals veel zakpijpen, op en aan elkaar vastgegroeid. Het lichaam is meestal rond of ovaal-eivormig en zijdelings afgeplat. Er is een duidelijke gescheiden in- en uitstroomopening (siphonen). Deze kunnen niet worden ingetrokken. De instroomsipho zit aan de bovenzijde en is opvallend langgerekt. De uitstroomsipho staat meestal in een rechte hoek op de zijkant van de zakpijp, op een derde tot de helft van de lichaamslengte. Volgens de literatuur (o.a. Brewin, 1946) zou de instroomopening 8 lobben en de uitstroomopening 6 lobben tellen. Ligthart telde bij Nederlandse exemplaren echter respectievelijk steeds 7 en 5 lobben (Ligthart, 2007).
Sculptuur: In veel gevallen, maar niet altijd, ziet de zakpijp er glad en schoon uit omdat sprake is van weinig aangroeiing door andere organismen. | Â | Een sterk invasieve exoot in grote delen
van de wereld. In Nederland tot dusver voornamelijk bekend uit Zeeland. De soort is voor het eerst aangetroffen in maart 2007 in de jachthaven van Burghsluis op een ponton. Latere vondsten stammen eveneens uit Zeeland, al is duidelijk dat lang niet alle waarnemers de soort herkennen en melden. Gezien de grote expantiedrift elders in Europa, is het vermoedelijk slechts en kwestie van tijd (en juiste determinatie!) of de soort ook elders langs de Nederlandse kust zal worden aangetroffen. Gericht onderzoek is daartoe aanbevolen. | De Chileense zakpijp is feitelijk een solitaire soort, die bij voorkeur met de rechterzijde plat op het substraat ligt. Vanwege de extensieve mate van voortplanting en het feit dat het larvaal stadium zeer kort is en jonge individuen zich meestal in de directe omgeving van de ouderdieren vestigen, onstaan vaak grote aaneengegroeide groepen die hele oppervlakken bedekken. Deze zakpijp is, zoals gebleken is uit laboratoriumproeven (Dupont et. al., 2007) in staat tot zelfbevruchting. Gewoonlijk wordt de soort qua voortplanting getypeerd als hermafrodiete 'broeders'. Enkele duizenden embryo’s worden geovuleerd in de peribranchiale holte, waar ze samenkleven in een gelatineuze massa. Hier worden de larven na het uitkomen vastgehouden en pas losgelaten wanneer ze dusdanig volgroeid zijn dat ze in staat zijn zich direct op een harde ondergrond te vestigen (Lambert, 2004). De dieren prefereren kalm water met weinig stroming, waar ze zich vasthechten aan steigers, palen, touwen en drijvende voorwerpen, meestal vlak onder de laagwaterlijn. Er zijn echter ook vondsten bekend uit de getijdenzone zelf, op stenen (Brewin, 1946), terwijl de soort eveneens bekend is van zachte bodems, op diepten van meer dan 10 meter, vastgehecht aan steentjes of schelpen (Varela, 2007). |  | 173223 | Nederland | Zoutwater | MOO |
Chinees hoedje
Calyptraea chinensis
|
Chinees hoedje
Calyptraea chinensis
Mariene huisjesslak. Tot 15 mm (diameter). Wit tot créme, opperhuid
lichtgeel.
Qua vorm een verbreed, plat, puntig rond hoedje, zoals in
Aziatische landen wordt gedragen. Een deels gedraaid schot dekt een deel
van de mondopening aan de binnenkant af. Oppervlak met groeilijnen en
soms knobbeltjes. Dier met korte snuit.
Platte, korte koptentakels, het oog aan de basis. Voet ovaalrond.
Lichaamskleur bleekwit tot geelachtig, soms roze. Zelden, aangevoerd met
materiaal schelpdiervisserij (Oosterschelde).
Item 1 of 0
| Chinees hoedje | Calyptraea chinensis | | Mariene huisjesslak. Tot 15 mm (diameter). Wit tot créme, opperhuid
lichtgeel.
Qua vorm een verbreed, plat, puntig rond hoedje, zoals in
Aziatische landen wordt gedragen. Een deels gedraaid schot dekt een deel
van de mondopening aan de binnenkant af. Oppervlak met groeilijnen en
soms knobbeltjes. Dier met korte snuit.
Platte, korte koptentakels, het oog aan de basis. Voet ovaalrond.
Lichaamskleur bleekwit tot geelachtig, soms roze. Zelden, aangevoerd met
materiaal schelpdiervisserij (Oosterschelde). | Afmetingen: H. tot 6 mm, B. tot 15 mm (diameter).
Schelpkleur: Van buiten wit tot crémegeel, met een lichtgele opperhuid, binnenzijde glanzend wit.
Schelpvorm: Vrij dunschalige, laag kegelvormige schelp in de vorm
van een min of meer rond, verbreed, plat, puntig hoedje, zoals in
Aziatische landen veel wordt gedragen. Mondopening in vorm aangepast aan de
ondergrond, vaak min of meer rond. Aan de binnenkant bevindt
zich een karakteristiek, gedeeltelijk gedraaid schot dat een deel van de mondopening afdekt.
Sculptuur:Â Het schelpoppervlak is glad met groeilijnen, maar kan ook bedekt zijn met vage tot scherpe knobbeltjes.
Dier: Korte snuit.
Platte, korte koptentakels, met het oog aan de basis. Voet ovaalrond.
Lichaamskleur bleekwit tot geelachtig, soms roze. | Â | Van de Britse
Eilanden tot de Canarische Eilanden en
verder
zuidwaarts tot Congo. Ook in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee.
In Nederland
in het verleden incidenteel een aantal keren levend in Zeeland
aangetroffen
op oesterbanken nabij Yerseke, vermoedelijk via
import door de schelpdierindustrie.
Ook later
enkele keren levend aangetroffen op schelpen in de Oosterschelde. Daarnaast als vers aangevoerd materiaal bekend
van de
Kalkbranderij Yerseke en als fossiel van diverse plaatsen in Zeeland. | Onder in de
getijdenzone en in het sublitotraal, tot diepten
van enkele
tientallen meters. Vastgehecht op hard substraat, bijvoorbeeld op
schelpen
of kleinere stenen. De dieren vangen met behulp van
slijm kleine
voedseldeeltjes uit het water, die op vergelijkbare wijze als bij het
Muiltje naar
de monddelen worden getransporteerd (zie aldaar). De dieren
zijn protandrisch hermafrodiet; jonge dieren zijn mannetjes, die in de
loop van hun
bestaan veranderen in vrouwtjes. Er is sprake van
broedzorg; de
vrouwtjes houden de eieren tijdens hun ontwikkeling onder de
schelp of
blijven dicht in de buurt. Na het uitkomen van de eitjes kruipen
de larven
meteen rond over het substraat. Er is geen pelagisch larvenstadium. | Â | 138961 | Nederland | Zoutwater | SMP|ANM |
Chinese moerasslak
Cipangopaludina chinensis
|
Chinese moerasslak
Cipangopaludina chinensis
Zoetwaterslak. Exoot / ingevoerde soort. Tot 7 cm. (Grootste zoetwaterslak in Nederland). Egaal licht- tot (zeer) donkerbruin. Géén horizontale kleurbanden. Relatief dunschalig met 6-7 bolle windingen.
Mondopening peervormig. Operculum hoornachtig. Sculptuur van
onregelmatige groeilijnen en (soms) oude mondranden. Stilstaande en iets bewogen wateren met modderbodems en onderwatervegetatie. Ingevoerd met aquariummateriaal. Vermoedelijk uitbreidend.
Item 1 of 0
| Chinese moerasslak | Cipangopaludina chinensis | | Zoetwaterslak. Exoot / ingevoerde soort. Tot 7 cm. (Grootste zoetwaterslak in Nederland). Egaal licht- tot (zeer) donkerbruin. Géén horizontale kleurbanden. Relatief dunschalig met 6-7 bolle windingen.
Mondopening peervormig. Operculum hoornachtig. Sculptuur van
onregelmatige groeilijnen en (soms) oude mondranden. Stilstaande en iets bewogen wateren met modderbodems en onderwatervegetatie. Ingevoerd met aquariummateriaal. Vermoedelijk uitbreidend. | Afmetingen: H. tot 7 mm, B. tot 5,5 mm.
Schelpkleur: Egaal bruin tot zeer donkerbruin. Geen horizontale kleurbanden zoals bij de andere moerasslakken. Operculum hoornachtig, lichtbruin.
Schelpvorm: Relatief dunschalig. Kegelvormig, met tot 7
matig bolle windingen. Top spits, mondopening peervormig. Navel open, smal, rond. Behalve
groeilijnen ook vaak oude mondranden op de laatste winding.
Dier: Grijsachtig, bruingrijs met vooral op de koptentakels gele, oranje of goudkleurige stippen. Het
oog zit op de verdikte basis van de voelsprieten. |  | Het oorspronkelijk leefgebied ligt in zuidoost Azië. Het omvat China, Taiwan, Korea en Japan. Als exoot is de slak inmiddels ook bekend uit Canada, de VS en Hawaï. In Europa is Nederland nu nog het enige land waar deze soort zich in de vrije natuur heeft weten te vestigen. Inmiddels is de Chinese moerasslak bekend van een tiental Nederlandse lokaties. Voor het eerst gemeld in 2010 uit Eijsden (Limburg). Later bleek de oudste vondst uit 2008 te zijn. Aangenomen wordt dat de dieren via tuincentra of de aquariumhandel in de Nederlandse natuur terechtkwamen. | Stilstaande en zwak bewogen wateren met een modderbodem, waarin de dieren zich gedeeltelijk ingraven. Ook gedurende de winter zitten ze in de bodem. De slakken zijn van gescheiden geslacht en bovendien eierlevendbarend (ovovivipaar). De eieren komen in de uterus van het moederdier tot ontwikkeling en pas enige tijd na het uitkomen verlaten de jongen, compleet met een huisje van enkele millimeters, het moederdier. Moerasslakken kunnen meerdere jaren leven (schattingen lopen uiteen van 5-15 jaar). |  | 594807 | Nederland | Zoetwater | ANM|Exoten |
Chinese schijfhoren
Gyraulus chinensis
|
Chinese schijfhoren
Gyraulus chinensis
Zoetwater-huisjesslak.
Exoot/ingevoerde soort. Tot 7 mm. Geelwit, lichtbruin, vaak wat doorschijnend.
Schijfvormig met 3-4Â windingen. Sculptuur van fijne groeilijntjes,
gekruist door spiraallijntjes. Exoot, enkele keren gevonden in het wild,
daarnaast vrij algemeen in aquaria, kassen etc. Wordt verspreid met aquarium-planten
e.d.
Item 1 of 0
| Chinese schijfhoren | Gyraulus chinensis | | Zoetwater-huisjesslak.
Exoot/ingevoerde soort. Tot 7 mm. Geelwit, lichtbruin, vaak wat doorschijnend.
Schijfvormig met 3-4Â windingen. Sculptuur van fijne groeilijntjes,
gekruist door spiraallijntjes. Exoot, enkele keren gevonden in het wild,
daarnaast vrij algemeen in aquaria, kassen etc. Wordt verspreid met aquarium-planten
e.d. | Afmetingen: H. tot 1,5 mm, B. tot 7 mm.
Schelpkleur: Geelwit tot lichtbruin, vaak wat doorschijnend, waarbij de doorschemerende mantel met zwarte pigmentvlekjes opvalt.
Schelpvorm: Schijfvormig huisje, met 3-4 langzaam toenemende windingen. De sculptuur bestaat uit fijne groeilijntjes, gekruist door spiraallijntjes. Geen operculum. Mondrand onverdikt.
Dier: Door het huisje is de mantel te zien met zwarte pigmentvlekjes. | Â | In het wild beperkt tot enkele meldingen uit Friesland en
Noord-Holland (Gittenberger et al., 1998). Daarnaast bekend uit kassen, aquaria,
vijvers e.d.
[zie bij Opmerkingen: extra gegevens bij exoten] | Meren, diverse zoete wateren, stilstaand en stromend. Leeft op
waterplanten | Â | 742049 | Nederland | Zoetwater | ANM|Exoten |