Baars
Perca fluviatilis
|
Baars
Perca fluviatilis
Zoetwatervis. Ook in brak water. Tot 60 cm, meestal kleiner. Meestal met zes donkere dwarsbanden
en een zwarte vlek achteraan de eerste rugvin.Twee aparte rugvinnen, waarvan de eerste met scherpe puntige stekels. Bek uitstulpbaar, kaken met kleine
tandjes. Rug groenbruin, flanken bronskleurig, buik grijswit. Staart en buikvinnen oranje tot oranjerood. Zichtjager, algemeen.
Item 1 of 0
| Baars | Perca fluviatilis | | Zoetwatervis. Ook in brak water. Tot 60 cm, meestal kleiner. Meestal met zes donkere dwarsbanden
en een zwarte vlek achteraan de eerste rugvin.Twee aparte rugvinnen, waarvan de eerste met scherpe puntige stekels. Bek uitstulpbaar, kaken met kleine
tandjes. Rug groenbruin, flanken bronskleurig, buik grijswit. Staart en buikvinnen oranje tot oranjerood. Zichtjager, algemeen. |
Afmetingen: Tot 60 cm.
Kleur: Rug groenbruin, flanken lichtbruin met geelbruine tot bronskleurige tint. Buik grijswit. Kenmerkend
is het strepenpatroon van meestal zes brede, donkerbruine of grijsbruine dwarsbanden. Aan het einde van de eerste rugvin zit een zwarte vlek. De staart en de onderste
vinnen hebben een oranje zweem, of kunnen fel oranjerood zijn. Kop met zeer kleine vlekjes.
Vorm: Baarzen hebben een vrij hoog lichaam met twee grote gestekelde rugvinnen. De bek is uitstulpbaar, de ogen vrij groot. Op het kieuwdeksel zit een stevige stekel. Kaken met veel kleine tandjes.
Vinnen: Rugvinnen gescheiden. De rugvin en anaalvin bevatten zeer scherpe puntige stekels.
Overig: Tot 4,5 kilo. Leeftijd tot 16 jaar. | | Verspreid over bijna heel Europa en Noord-Azië, in meren, plassen, moerasland, rivieren en niet te zoute brakke wateren. De Baars is een smakelijke vis die ook door de mens wordt gegeten. In de vijftiger en zestiger jaren vingen beroeps- en hengelsportervissers veel Baars in het IJsselmeer en andere grote wateren. De aantallen liepen later terug. Het is echter nog steeds een van de meest algemene roofvissen van ons land.
In Nederland geldt voor de baars een vangverbod van 1 april tot de laatste zaterdag van mei. Dieren tot 22 cm zijn beschermd door de Visserijwet. Niet op de Rode Lijst. | Algemeen in zoet water, ook in licht brak water en in voedselarme wateren (vennen). Vaak een van de eerste kolonisatoren van nieuw aangelegde wateren. Prefereert als zichtjager helder
water, maar kleinere dieren komen echter ook regelmatig in meer troebele en kleinere slootjes voor waar ze zich vooral ophouden in de ondiepere waterlagen met
voldoende schuilmogelijkheden. De dieren komen vaak voor in scholen. Grotere dieren zijn meer solitair en leven meer in grote meren, rivieren. Vaak in scholen met dieren van ongeveer gelijke grootte. Paaitijd van maart tot juni in zeer ondiep water. In lange netvormige linten worden tot 200.000 eieren afgezet. De jongen komen na 3 weken
uit. Prooi wordt opgezogen met de uitstulpbare bek. Het voedsel bestaat bij jonge dieren uit muggelarven, wormen, aasgarnalen, insecten en plankton. Grote dieren eten uitsluitend andere vissoorten (waaronder jonge Baarzen). Jaagt gewoonlijk langs de oever en bij de bodem.
Ondanks de vervaarlijke stekels vallen Baarzen vaak ten prooi aan de Snoek. | | 151353 | Nederland | Zoetwater | MOO |
Basters drijfslakje
Heleobia stagnorum
|
Basters drijfslakje
Heleobia stagnorum
Huisjesslak uit brak tot bijna zoet water. Tot 6,5 mm.
Glanzend wit, soms doorschijnend. Vaak met
aangroeiing. Opperhuid bruin. Operculum lichtbruin.
Dunschalig, torenvormig, tot 7 matig
bolle windingen. Top spits, mondopening ovaal, bovenin spitser.
Mondrand onverdikt. Navel nauw. Groeilijnen en
minieme spiraallijntjes.
Leeft plaatselijk in binnendijks brak water (Zeeland). Verder niet uit Nederland bekend.
Item 1 of 0
| Basters drijfslakje | Heleobia stagnorum | | Huisjesslak uit brak tot bijna zoet water. Tot 6,5 mm.
Glanzend wit, soms doorschijnend. Vaak met
aangroeiing. Opperhuid bruin. Operculum lichtbruin.
Dunschalig, torenvormig, tot 7 matig
bolle windingen. Top spits, mondopening ovaal, bovenin spitser.
Mondrand onverdikt. Navel nauw. Groeilijnen en
minieme spiraallijntjes.
Leeft plaatselijk in binnendijks brak water (Zeeland). Verder niet uit Nederland bekend. | Afmetingen: H. tot 6,5 mm, B. tot 3 mm.
Schelpkleur: Glanzend wit, zeer licht geelachtig of doorschijnend en kleurloos. Vaak met
aangroeiing op de schelp. Opperhuid geelbruin,
schilferig. Operculum hoornachtig, lichtbruin.
Schelpvorm: Dunschalig, torenvormig horentje, met tot 7 matig bolle windingen. Top spits, mondopening ovaal, bovenin toegespitst. Mondrand dun, onverdikt. Navel zeer nauw. Behalve groeilijnen ook minieme spiraallijntjes.
Dier: Zie Opgezwollen brakwaterhorentje, echter de lichte velden, bestaande uit kleine gele pigmentstippen, ontbreken, het oog is ovaal, iets groter dan bij Ecrobia ventrosa en ligt niet op een verhoogde tentakelbasis. Lichaamskleur variabel, egaal licht tot donkergrijs. Snuit vaak donkerder, met lichter uiteinde. Details in de kop-pigmentatie en vooral de gele pigmentkorrels in de tentakels zijn als onderscheidingskenmerk met het Opgezwollen brakwaterhorentje te gebruiken. | | Bekend uit Noordwest-Duitsland en het Middellandse-Zeegebied. In Nederland een zeldzame brakwatersoort, die in Zeeland voorkomt in verscheidene binnendijks gelegen brakke kreken, wielen, watergangen en inlagen. Er zijn geen recente meldingen uit het Waddengebied of van de Hollandse kusten bekend. | Brakwatersoort die een brede range van zoutgehalten verdraagt. In Nederland in brak water met een zoutgehalte tussen 2,6 en 13,2‰. Veel lagere, maar ook hogere waarden worden (tijdelijk) ook geaccepteerd. Gewoonlijk van gescheiden geslacht, echter ook voortplanting door zelfbevruchting is waargenomen. De eikapsels bevatten één ei en worden onder andere op de schelpen van soortgenoten afgezet. Geen pelagisch larvenstadium. De verdere levenscyclus is niet goed bekend. | | 153928 | Nederland | Zoutwater | SMP|ANM |
Berevachtpoliep
Garveia franciscana
|
Berevachtpoliep
Garveia franciscana
Hydropoliep. De poliep vormt sterk vertakte kolonies tot 20 cm hoog met assen tot 0.3 mm in doorsnede. Deze kolonies ontspringen uit een dun web van stolonen. De perisarc (buitenste omhulsel van chitine) is geelbruin en kan rimpelig of onduidelijk geringd zijn. De poliepen staan aan het eind van de assen en zijn knotsvormig. Elke poliep heeft 10-12 tentakels die in een krans rond de kegelvormige mondopening staan geplaatst. De mannelijke en vrouwelijke gonoforen (voortplantingsstructuren) staan op aparte kolonies. Mannelijke gonoforen zijn eivormig (0.4 mm lang) en hebben een kort steeltje. Vrouwelijke gonoforen zijn bolrond (0.15 mm in diameter). Mannelijke kolonies zijn meestal ook regelmatiger vertakt dan vrouwelijke kolonies.
Item 1 of 0
| Berevachtpoliep | Garveia franciscana | | Hydropoliep. De poliep vormt sterk vertakte kolonies tot 20 cm hoog met assen tot 0.3 mm in doorsnede. Deze kolonies ontspringen uit een dun web van stolonen. De perisarc (buitenste omhulsel van chitine) is geelbruin en kan rimpelig of onduidelijk geringd zijn. De poliepen staan aan het eind van de assen en zijn knotsvormig. Elke poliep heeft 10-12 tentakels die in een krans rond de kegelvormige mondopening staan geplaatst. De mannelijke en vrouwelijke gonoforen (voortplantingsstructuren) staan op aparte kolonies. Mannelijke gonoforen zijn eivormig (0.4 mm lang) en hebben een kort steeltje. Vrouwelijke gonoforen zijn bolrond (0.15 mm in diameter). Mannelijke kolonies zijn meestal ook regelmatiger vertakt dan vrouwelijke kolonies. | | | Atlantische Oceaan, Middellandse zee, Grote Oceaan, India, westkust Afrika, Australië.
In Nederland werd G. franciscana vooral veel gevonden in de voormalige Zuiderzee, en nu minder talrijk in o.a. de Westerschelde en het Noordzeekanaal.
verspreiding Nederland: Berevachtpoliep. | deze soort groeit op vast substraat en kan ook voorkomen in gebieden met laag zoutgehalte. | | 117340 | Nederland | Brakwater | MOO |
Blaasjeskrab
Hemigrapsus sanguineus
|
Blaasjeskrab
Hemigrapsus sanguineus
Krab. Marien en (licht) brak water. Rugschild tot 45 mm. Meest kenmerkend is de doorlopende dunne lijn net onder de ogen. Kleur groengrijs met
donkere roodbruine tot donkerrode vlekken. Of
donker met groenbeige vlekken. Meestal met duidelijk
symmetrisch
vlekkenpatroon op rugschild en lichte
en donkere banden
over de looppoten. Vierkant schild en drie tanden aan de zijkant. Poten van de
mannetjes groter, met een bolle, lederachtige blaas aan de basis van
het beweegbare schaardeel. Zeeland, Waddengebied. Exoot, sterk toegenomen.
Item 1 of 0
| Blaasjeskrab | Hemigrapsus sanguineus | | Krab. Marien en (licht) brak water. Rugschild tot 45 mm. Meest kenmerkend is de doorlopende dunne lijn net onder de ogen. Kleur groengrijs met
donkere roodbruine tot donkerrode vlekken. Of
donker met groenbeige vlekken. Meestal met duidelijk
symmetrisch
vlekkenpatroon op rugschild en lichte
en donkere banden
over de looppoten. Vierkant schild en drie tanden aan de zijkant. Poten van de
mannetjes groter, met een bolle, lederachtige blaas aan de basis van
het beweegbare schaardeel. Zeeland, Waddengebied. Exoot, sterk toegenomen. | Afmetingen: Rugschild tot 45 mm.
Kleur: Lichter groengrijs met veel donkere roodbruine tot zeer donkerrode vlekken. Of donker met lichtere, groenbeige vlekjes. Er is een duidelijk symmetrisch
vlekkenpatroon op het rugschild aanwezig en er lopen opvallende lichte en donkere banden
over de looppoten.
Rugschild: Een vierkant schild
met een rechte voorrand en drie tanden aan de zijkant.
Poten: Mannetjes met een bolle, lederachtige blaas aan de basis van het
beweeglijke bovendeel van de scharen. Niet aanwezig bij de vrouwtjes. De scharen van het mannetje zijn een stuk groter dan die van het vrouwtje.
Overig: Mannetjes worden groter dan vrouwtjes [N.B.: hier stond enige tijd per abuis vermeld dat juist de vrouwtjes groter worden; de praktijk wijst echter anders uit (met dank aan Mick Otten). Dit staat ook verkeerd aangegeven in de 'Basisgids strandvondsten' 2019]. | | Exoot, afkomstig uit Azië of mogelijk Amerika waar de soort ook geïntroduceerd is. In 1999 voor het eerst ontdekt in Nederland. Sindsdien sterk toegenomen. Komt ook al voor in het Waddengebied. | Getijdegebieden, vooral hoog in de getijdezone. | | 158417 | Nederland | Zoutwater | MOO|LIMP|SMP|Exoten |
Blaaswier
Fucus vesiculosus
|
Blaaswier
Fucus vesiculosus
Zeewier. Bruinwier. Tot 50 cm lang en ca 2 cm breed. Olijfgroen tot bruin. Thallus met
vrij regelmatige, dichotome vertakkingen. Vooral kenmerkend zijn de luchtblazen,
die paarsgewijs aan weerszijden van de duidelijke middenrib voorkomen en in de
vork van vertakkingen. Voortplantingsorganen sterk gezwollen. Groeit langs de hele kust op hard substraat in de getijdenzone, vooral onder de zone van Kleine zee-eik. Vooral aspectbepalend in geëxponeerde gebieden.
Item 1 of 0
| Blaaswier | Fucus vesiculosus | | Zeewier. Bruinwier. Tot 50 cm lang en ca 2 cm breed. Olijfgroen tot bruin. Thallus met
vrij regelmatige, dichotome vertakkingen. Vooral kenmerkend zijn de luchtblazen,
die paarsgewijs aan weerszijden van de duidelijke middenrib voorkomen en in de
vork van vertakkingen. Voortplantingsorganen sterk gezwollen. Groeit langs de hele kust op hard substraat in de getijdenzone, vooral onder de zone van Kleine zee-eik. Vooral aspectbepalend in geëxponeerde gebieden. | Afmetingen: Het thallus wordt tot 50 cm lang en tot
ongeveer 2 cm breed.
Kleur: Olijfgroen tot bruin.
Vorm: Het thallus heeft vrij regelmatige, dichotome
vertakkingen. Deze zijn vaak van uniforme breedte. Soms komt proliferatie voor
(uitgroeisel, vaak uit oudere thallusdelen, buiten het normale vertakkingschema
om), met name aan de basis. Heel kenmerkend zijn de ronde luchtblazen, vaak
paarsgewijs aan weerszijden van de duidelijke middenrib en in de vork van de vertakkingen.
Discusvormige hechtschijf. Door omgevingsfactoren kan de vorm van de thallus
sterk variëren ten opzichte van de typische variant. Soms vormen de luchtblazen
zich anders, bijvoorbeeld vanwege blootstelling aan sterke golven. De voortplantingorganen
groeien aan het eind van een vertakking, zijn zelf onvertakt of eenmaal gevorkt
en sterk gezwollen.
Textuur:
Stevig. | | Blaaswier is een algemene soort
in Zeeland, langs de Noord- en Zuid-Hollandse kust en in het Waddengebied.
Op het strand: Ook aangespoeld
wordt Blaaswier veel gevonden. Soms komen de aangespoelde exemplaren zelfs uit Frankrijk of Zuid-Engeland. | Deze soort groeit op hard
substraat, alleen in de getijdenzone, vooral onder de zone van Kleine zee-eik.
Blaaswier komt voor van blootgestelde kusten tot beschutte dijken, maar is
vooral aspectbepalend in geëxponeerde gebieden. Op rustige plekken wordt de
plek meestal ingenomen door Knotswier.
Fucus vesiculosus is tweehuizig: mannelijke en vrouwelijke
voortplantingsorganen komen op verschillende individuen voor. Deze soort kan
zich het hele jaar door voortplanten. | Deze soort is meerjarig en kan
zich het hele jaar door voortplanten. | 145548 | Nederland | Zoutwater | MOO|LIMP|SMP |
Blankvoorn
Rutilus rutilus
|
Blankvoorn
Rutilus rutilus
Zoetwatervis, Tot 45 cm. Lichaam zijdelings sterk samengedrukt, rug variërend van hoog tot slank. Eindstandige bek met relatief kleine mondspleet. De iris van het oog heeft aan de bovenkant een oranjerode vlek (soms ontbreekt deze). Grote schubben. De voorzijde van de rugvin begint gelijk met de voorzijde van de buikvinnen. Rug bruin- tot blauwgroen gekleurd. Flanken zilver van kleur. Buik licht (zilverwit). In de paaitijd loopt de buik van beide geslachten soms roodachtig aan en krijgen mannetjes paaiuitslag (witte knobbeltjes) op de kop en op het lichaam.
Item 1 of 0
| Blankvoorn | Rutilus rutilus | | Zoetwatervis, Tot 45 cm. Lichaam zijdelings sterk samengedrukt, rug variërend van hoog tot slank. Eindstandige bek met relatief kleine mondspleet. De iris van het oog heeft aan de bovenkant een oranjerode vlek (soms ontbreekt deze). Grote schubben. De voorzijde van de rugvin begint gelijk met de voorzijde van de buikvinnen. Rug bruin- tot blauwgroen gekleurd. Flanken zilver van kleur. Buik licht (zilverwit). In de paaitijd loopt de buik van beide geslachten soms roodachtig aan en krijgen mannetjes paaiuitslag (witte knobbeltjes) op de kop en op het lichaam. | | | Heel Nederland. Algemeen. | Stilstaand en stromend water, in vrijwel alle watertypen: grote meren, plassen, kanalen, vaarten, sloten, rivieren en beken. | | 154333 | Nederland | Zoetwater | MOO |
Blauwe haarkwal
Cyanea lamarckii
|
Blauwe haarkwal
Cyanea lamarckii
Schijfkwal. Mariene soort. Tot 30 cm in doorsnede. Kenmerkend zijn de wratjes/bultjes op de hoed en het ontbrekenvan gaatjes in de spieren bij dieren >8cm doorsnede. Van kleurloos tot
zilverachtig lilablauw, soms meer
geel. De soort heeft een platte, schotelvormige scherm (hoed) met 20 of
meer (tot 32) lobben, waaraan circa 60-65 dunne, haarachtige
tentakels zitten. Kan pijnlijk steken (netelen).
Item 1 of 0
| Blauwe haarkwal | Cyanea lamarckii | | Schijfkwal. Mariene soort. Tot 30 cm in doorsnede. Kenmerkend zijn de wratjes/bultjes op de hoed en het ontbrekenvan gaatjes in de spieren bij dieren >8cm doorsnede. Van kleurloos tot
zilverachtig lilablauw, soms meer
geel. De soort heeft een platte, schotelvormige scherm (hoed) met 20 of
meer (tot 32) lobben, waaraan circa 60-65 dunne, haarachtige
tentakels zitten. Kan pijnlijk steken (netelen).
| Afmetingen: Tot 30 cm in doorsnede.
Kleur: Blauw, soms met zilverwit. Gele exemplaren komen echter ook voor.
Vorm: Platte, gelei-achtige kwal met een
schotelvormig scherm. Vanuit het midden lopen radiaire lijnen naar de rand van
het scherm. De schijf heeft 32 lobben waaraan circa 60-65 dunne, haarachtige
tentakels zitten. Deze tentakels bevatten netelcellen en kunnen zeer lang
worden. Onder de schotel bevinden zich vier geplooide mondarmen, die korter
zijn dan de tentakels. De rand van de schotel heeft 32 lobben.
Overig: De draadvormige
tentakels van haarkwallen kunnen ook voor de mens pijnlijk steken. Desondanks hebben deze en andere kwallen bij nadere beschouwing prachtige vormen. Ze kunnen zich uiterst gracieus door het water bewegen. De in Nederland aanspoelende
kwallensoorten zijn, zoals terecht aangehaald door Ates (2004), zeker niet
“dom, blind en dodelijk”. | | Vanaf het Noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (IJsland, Noorwegen, Oostzee) via
het Kattegat, de Noordzee, Britse Eilanden en Ierse Zee tot in de Golf van Biskaje. In Nederland regelmatig in de kustwateren van de Waddenzee en Oosterschelde en langs de Noordzeekust. Van de beide uit ons land bekende soorten haarkwallen komt de Blauwe haarkwal het meest langs de Nederlandse kust voor. Het poliepstadium van deze soort is in het wild nog niet waargenomen.
| De schijfkwal, het kwalstadium van deze soort, beweegt zich vrij in de waterkolom. De kwalpoliepjes groeien op hard substraat. Haarkwallen hebben gescheiden geslachten. Na bevruchting verlaten de
planula-larven de kwal en zoeken een plek om zich te vestigen. Het
grootste deel van hun leven brengen kwallen door als poliepje op harde
substraten op de zeebodem, welke zich ongeslachtelijk kunnen
voortplanten. Het kwalstadium, waarin de soort zich geslachtelijk voortplant, duurt ongeveer een half jaar.
De poliepen eten dierlijk plankton, zoals roeipootkreeftjes, vislarven en andere kwallen. Volwassen dieren in het kwalstadium vangen ook grotere prooien, waaronder visjes, die met de netelcellen verdoofd worden en
daarna door de tentakels naar de mondopening gebracht worden. | De blauwe haarkwal is een van de vroegst aan de kust optredende kwallensoorten; de piek in aantallen is meestal tussen april en juni. | 135302
| Nederland | Zoutwater | MOO|SMP |
Blauwe zwemkrab
Callinectes sapidus
|
Blauwe zwemkrab
Callinectes sapidus
Krab. Mariene soort. Ook in brak water. Exoot uit Amerika. Schildbreedte tot 25 cm. Bovenkant rugschild
olijfkleurig tot bruin, soms bijna zwart. Poten en (bij mannetjes) de scharen opvallend blauw. Vrouwtjes hebben rode scharen. Rugschild breed, aan beide kanten een grote zijwaarts wijzende stekel. Achterste poten peddel-achtig afgeplat. Mannetjes worden groter dan vrouwtjes. Nu en dan individuen in (meestal) brak water.
Item 1 of 0
| Blauwe zwemkrab | Callinectes sapidus | | Krab. Mariene soort. Ook in brak water. Exoot uit Amerika. Schildbreedte tot 25 cm. Bovenkant rugschild
olijfkleurig tot bruin, soms bijna zwart. Poten en (bij mannetjes) de scharen opvallend blauw. Vrouwtjes hebben rode scharen. Rugschild breed, aan beide kanten een grote zijwaarts wijzende stekel. Achterste poten peddel-achtig afgeplat. Mannetjes worden groter dan vrouwtjes. Nu en dan individuen in (meestal) brak water. | Afmetingen: Schildbreedte tot 25 cm.
Kleur: De soort dankt de naam aan de blauwe kleur van de poten en (bij mannetjes) de scharen. De bovenkant van het rugschild is
olijfkleurig tot bruin, soms bijna zwart.
Vorm: Makkelijk te
herkennen aan de kleur en het brede rugschild met aan beide kanten een
zeer grote zijwaarts wijzende stekel. Het achterste paar poten is, zoals
bij alle zwemkrabben,
peddel-achtig afgeplat. Mannetjes hebben twee, vrouwtjes vijf
buikplaten.
Poten: Volwassen vrouwtjes hebben rode scharen, mannetjes blauwe. mannetjes worden groter dan vrouwtjes. | | Meerdere malen gevonden in Nederland, o.a. in de Amsterdamse havens langs het Noordzeekanaal. | Oorspronkelijk uit Amerika afkomstige exoot. Al in de jaren dertig in Nederland aangetroffen. De dieren leven langs de kust bij
riviermondingen en kan in zowel zoet, brak als zout water overleven. Ze hebben een hoge temperatuurstolerantie, van enkele graden boven nul tot ruim 30º C. Het voedsel bestaat
uit aas, andere organismen, waaronder zeesterren en soms ook kleinere krabben of andere kreeftachtigen. De dieren kunnen zich in grote hoeveelheden voortplanten. Bijna volwassen vrouwtjes produceren een feromoon
dat mannetjes lokt. Er worden minstens twee
keer eieren afgezet, per keer gemiddeld meer dan een
miljoen. Het eerste
larvestadium is vrijzwemmend, later volgen nog 7-8 andere
stadia, tot de krab volwassen is. De larven kunnen alleen
vervellen in water rond de 20º C. | | 107379 | Nederland | Zoutwater | MOO|SMP |
Blauwgestreepte schaalhoren
Patella pellucida
|
Blauwgestreepte schaalhoren
Patella pellucida
Mariene huisjesslak. Tot 7 mm. Lichtbruin, met 2-8, (zelden 10)
stralende lichtblauwe tot groene, onderbroken
kleurlijnen. Mutsvormige schelp met stompe top. Geen operculum. Lijkt glad, maar bij vergroting
is vaak een radiaire sculptuur te zien. Soms met sterkere ribben. Naast de ovale
dunschalige vorm is er een dikschaliger, meer ronder vorm (forma laevis Pennant). Leeft op grote bruinwieren. In Nederland uiterst zeldzaam. Wel regelmatig op aangespoeld wier.
Item 1 of 0
| Blauwgestreepte schaalhoren | Patella pellucida | | Mariene huisjesslak. Tot 7 mm. Lichtbruin, met 2-8, (zelden 10)
stralende lichtblauwe tot groene, onderbroken
kleurlijnen. Mutsvormige schelp met stompe top. Geen operculum. Lijkt glad, maar bij vergroting
is vaak een radiaire sculptuur te zien. Soms met sterkere ribben. Naast de ovale
dunschalige vorm is er een dikschaliger, meer ronder vorm (forma laevis Pennant). Leeft op grote bruinwieren. In Nederland uiterst zeldzaam. Wel regelmatig op aangespoeld wier. | Afmetingen: H. tot 7 mm, B. tot 20 mm.
Schelpkleur: Lichtbruin tot hoornkleurig, bij jonge dieren deels
doorschijnend. Vanuit de top lopen 2-8, (zelden 10)
stralende lichtblauwe tot groene, onderbroken
kleurlijnen.
Schelpvorm: Dunschalige tot meer stevige, mutsvormige schelp. De top is stomp en ligt vrij dicht bij de achterrand. De schelp lijkt glad met alleen duidelijke groeilijnen en -banden, maar bij vergroting is vaak een fijne radiaire sculptuur te zien. Naast de ovale dunschalige vorm is er een dikschaliger, meer ronder vorm, die ook groter wordt (forma laevis Pennant).
Dier: mantelranden deels met franjevormige tentakels. Kop met brede snuit, koptentakels weinig buitende schelp uitstekend en slank, iets afgeplat, met kleine ogen aan de basis. Lichaamskleur grijswit tot crème, kop en voetrand soms donkerder geel totbruin. Geen operculum. | | IJsland, Noorwegen, Atlantische kust van Groot-Brittannië en Frankrijk tot Portugal. Zeldzaam in het westelijk deel van de Middellandse Zee en langs de Afrikaanse westkust. De soort leeft vooral in wat koudere wateren. In de Noordzee onder meer op Helgoland en langs de Noordzeekust van Groot-Brittannië. Uit Nederlandse voornamelijk bekend van vaak nog levende dieren, die op het strand aanspoelden op wieren als Knotswier en Laminaria. Autochtoon bekend van uit de Waddenzee gevist Veterwier Chorda filum. | Langs rotskusten, vastgehecht op bruinwieren. De soort prefereert zilte plaatsen met een sterke waterbeweging in het sublitoraal. Van iets beneden de laagwaterlijn tot een diepte van ca. 30 m. Vooral aanwezig op Laminaria-achtig zeewier, zoals Suikerwier Saccharina latissima en Vingerwier Laminaria digitata. Ook gevonden op wieren uit het geslacht Fucus en op Riemwier Himanthalia elongata. Het voedsel bestaat uit de bruinwieren en detritus.
Afwijkend van dan veel andere schaalhorens zijn de dieren gedurende hun hele leven van gescheiden geslacht. Voortplanting in het voorjaar. Eieren vormen een groengele, geleiachtige massa, met een dun membraam, afgezet in het plankton.
Het verschil tussen de typische dunschalige kom- of badkuipvorm en de dikkere, meer mutsvormige f. laevis wordt veroorzaakt door de plaats op het wier waar de dieren zich na het larvale stadium vasthechten. Dieren in holten in de nerf van het wier ontwikkelen zich tot de forma laevis, dieren die op de bladen van het wier zitten tot de typische dunschalige vorm. | | 147459 | Nederland | Zoutwater | MOO|LIMP|SMP |
Blauwpoot zwemkrab
Liocarcinus depurator
|
Blauwpoot zwemkrab
Liocarcinus depurator
Krab. Marien. De Blauwpootzwemkrab is een opvallende krab met een steenrood- of bruinrood rugschild. De naam heeft dit dier te danken aan de opvallend blauw gekleurde 'zwemvliesjes' van de twee achterste poten. Het meest onderscheidende kenmerk is dat het rugschild ruw is en bezet met duidelijke richels. Bij volwassen dieren kan het rugschild een breedte bereiken van iets meer dan vijf centimeter. Tussen de ogen staan drie duidelijk tanden. Wijfjes met eieren zijn gemakkelijk te herkennen. De eieren van deze soort zijn opvallend zwart van kleur.
Item 1 of 0
| Blauwpoot zwemkrab | Liocarcinus depurator | | Krab. Marien. De Blauwpootzwemkrab is een opvallende krab met een steenrood- of bruinrood rugschild. De naam heeft dit dier te danken aan de opvallend blauw gekleurde 'zwemvliesjes' van de twee achterste poten. Het meest onderscheidende kenmerk is dat het rugschild ruw is en bezet met duidelijke richels. Bij volwassen dieren kan het rugschild een breedte bereiken van iets meer dan vijf centimeter. Tussen de ogen staan drie duidelijk tanden. Wijfjes met eieren zijn gemakkelijk te herkennen. De eieren van deze soort zijn opvallend zwart van kleur. | Afmetingen: Mannetjes rugschild tot 67 mm breed en wijfjes tot 56 mm breed.
Kleur: Rugschild is rood/bruinrood gekleurd. De twee achterste peddels (poten) zijn tevens blauw gekleurd.
Rugschild: Ruw oppervlak bedekt met vele kleine haartjes.
Overig: Eitjes zijn makkelijk te herkennen aan de zwarte kleur. Deze Blauwpoot zwemkrab beweegt zich tevens ook zwemmend zijdelings door het water.
| | De Blauwpoot zwemkrab is een zeldzame verschijning. Deze soort komt voor vanaf Noord Noorwegen tot Noord Afrika en in de Middellandse Zee. Het gebied met de grootste trefkans voor het vinden van deze soort bevindt zich in de driehoeksvorm: Zierikzee, Goese sas en Stavenisse. | Getijdenzones tot 550 m diepte. Levend op zacht substraat zoals zandbodems en zandbodems gemengd met schelpen. Hard substraat wordt gemeden door deze soort. | | 107387 | Nederland | Zoutwater | MOO |