Breedgeribde venusschelp
Clausinella fasciata
/Breedgeribde%20venusschelp_Clausinella%20fasciata_Bretagne.jpg)
Lees verder...
|
Breedgeribde venusschelp
Clausinella fasciata
Mariene tweekleppige. Tot 25 mm. Crèmewit, lichtroze tot diep
paarsbruin. Meestal met een aantal vanuit
de top stralende donkerpaarse of oranjebruine kleurbanden, afgewisseld
met een patroon van V-vormige zigzagstrepen. Stevig, driehoekig. Top
omgebogen. Oppervlak met onregelmatige, brede concentrische ribben,
afgewisseld
door smallere. De ribben kunnen breed en plat zijn, maar ook
smaller en hoger, soms min of meer lamelvormig. Spitse mantelbocht.
Onderrand niet gecreneleerd. Noordzee, ver van de kust. Spoelt zelden of
nooit vers aan. Wel fossiel (Waddeneilanden).
Lees verder...
| Breedgeribde venusschelp | Clausinella fasciata | Mariene tweekleppige. Tot 25 mm. Crèmewit, lichtroze tot diep
paarsbruin. Meestal met een aantal vanuit
de top stralende donkerpaarse of oranjebruine kleurbanden, afgewisseld
met een patroon van V-vormige zigzagstrepen. Stevig, driehoekig. Top
omgebogen. Oppervlak met onregelmatige, brede concentrische ribben,
afgewisseld
door smallere. De ribben kunnen breed en plat zijn, maar ook
smaller en hoger, soms min of meer lamelvormig. Spitse mantelbocht.
Onderrand niet gecreneleerd. Noordzee, ver van de kust. Spoelt zelden of
nooit vers aan. Wel fossiel (Waddeneilanden). | Afmetingen:
L. tot 25 mm, H. tot 25 mm.
Schelpkleur: Crèmewit, oranjegeel, lichtroze tot diep paarsbruin. Meestal met een aantal vanuit de top stralende donkerpaarse of oranjebruine kleurbanden, afgewisseld met een patroon van V-vormige zigzagstrepen.
Schelpvorm: Stevig, driehoekig. Top sterk omgebogen.
Sculptuur: Oppervlak met onregelmatige, brede concentrische ribben, afgewisseld door smallere. Het aantal ribben is altijd veel geringer dan bij de (gewone) Venusschelp. De ribben kunnen breed en plat zijn, maar ook smaller en hoger, soms min of meer lamelvormig.
Slot: Heterodont slot, bestaat uit drie cardinale tanden in beide kleppen.
Binnenzijde schelp: Spitse mantelbocht. Onderrand niet gecreneleerd.
Dier: Sifonen kort, grotendeels samengegroeid, alleen aan het uiteinde los. Uiteinden met franjevormige tentakelkrans. Lichaamskleur: wit of roze met witte vlekken. | | Vanaf de
Lofoten tot de Atlantische kust van Marokko,
de Canarische
Eilanden en in de Middellandse Zee. Weinig gemeld uit het Nederlandse
deel van de
Noordzee. (Onder andere
opgevist op de Doggersbank). Uit
bodembemonsteringen zijn alleen enkele waarnemingen bekend uit
het uiterste
noordwesten van het NCP. | De dieren
leven ondiep ingegraven in een grove zand- of
grindbodem,
vanaf iets beneden de laagwaterlijn tot diepten van ruim 180 m. Filteraars. Dieren van gescheiden geslacht. Voortplanting tussen februari-november. De dieren produceren relatief weinig
eieren (met
dooiervulling). Leeftijd:
3-4 jaar. | | 141909 | Soortenalbum | Nederland | Zoutwater | SMP|ANM |
Breedkop-harlekijnslak
Polycera faeroensis
/Breedkop-harlekijnslak_Polycera%20faroensis_Nederlandse%20Noordzee_Arjan%20Gittenberger%20(1000x667).jpg)
Lees verder...
|
Breedkop-harlekijnslak
Polycera faeroensis
Zeenaaktslak. Tot 45 mm. Een meestal plompe of gezwollen slak met twee korte mondtentakels en 6-12 (meestal 8) gele tot oranje vingervormige kopuitsteeksels die voor de gelamelleerde rhinoforen staan. Halverwege kop en staart zit de kieuwkrans met 5-8 korte enkelvoudig geveerde kieuwen. Karakteristieke exemplaren met aan weerszijden van de kieuwkrans twee breed afgeplatte papillen.
Lees verder...
| Breedkop-harlekijnslak | Polycera faeroensis | Zeenaaktslak. Tot 45 mm. Een meestal plompe of gezwollen slak met twee korte mondtentakels en 6-12 (meestal 8) gele tot oranje vingervormige kopuitsteeksels die voor de gelamelleerde rhinoforen staan. Halverwege kop en staart zit de kieuwkrans met 5-8 korte enkelvoudig geveerde kieuwen. Karakteristieke exemplaren met aan weerszijden van de kieuwkrans twee breed afgeplatte papillen. | Afmetingen: Lengte tot 45 mm.
Kleur: Het lichaam is halfdoorschijnend wit, met helder geel of oranje op de uiteinden van alle aanhangsels. Op de rug en staart is in tegenstelling tot de Harlekijnslak geen pigment aanwezig. Sommige exemplaren kunnen zwart pigment hebben, dit is echter van Nederlandse exemplaren niet bekend.
Vorm: Plompe, vaak gezwollen slak met twee korte mondtentakels en
6-12 (meestal 8) gele tot oranje vingervormige kopuitsteeksels die voor
de gelamelleerde rhinoforen staan. Halverwege kop en staart zit de
kieuwkrans met 5-8 korte enkelvoudig geveerde kieuwen. Karakteristieke
exemplaren met aan weerszijden van de kieuwkrans twee breed afgeplatte
papillen.
Eieren: De eieren vormen een 2-3 mm. breed wit lint, met een lengte van ongeveer 30 mm., bestaande uit anderhalve winding of minder. | | Typisch West-Europese soort, oorspronkelijk beschreven van de
Faeröer-Eilanden. Momenteel bekend uit het noordoostelijke deel van de
Atlantische Oceaan tot het zuidelijke deel van Spanje. In Nederland waargenomen tijdens de
Doggersbank-expeditie 2011, op een diepte van 30 m. In de jaren 90 is de
soort ook waargenomen ten noorden van Ameland en Schiermonnikoog.
- Verspreiding breedkop-harlekijnslak in Nederland uit de verspreidingsatlas. | Overwegend op hard substraat, in ondiep water op plekken waar het voedsel voorkomt. Typische exemplaren voeden zich met struikvormige mosdiertjes zoals Cellepora pumicosa, Bugula plumosa en Crisia denticulata. De soort voedt zich in tegenstelling tot de Harlekijnslak niet met kortstvormende mosdiertjes.De dieren leven hoogstens een jaar, meestal veel korter. | | 140834 | Soortenalbum | Nederland | Zoutwater | MOO| |
Bretel-zakpijp
Clavelina lepadiformis
/Bretelzakpijp_C%20lepadiformis_Oosterschelde_Burghsluisplezierhaven_25052015_NiSc(1000x750).jpg)
Lees verder...
|
Bretel-zakpijp
Clavelina lepadiformis
<p>Mariene groepsvormende zakpijp. Losse groepjes van zakpijpen. De zakpijp is doorzichtig met witte lijnen in het lichaam en dubbele lijnen rond de sifo's. Tot 3 cm hoog.</p>
Lees verder...
| Bretel-zakpijp | Clavelina lepadiformis | Mariene groepsvormende zakpijp. Losse groepjes van zakpijpen. De zakpijp is doorzichtig met witte lijnen in het lichaam en dubbele lijnen rond de sifo's. Tot 3 cm hoog.
| Doorschijnend wit of roze.
| | Oosterschelde en Noordzee.
Waarneming.nl: Bretelzakpijp.
| In de Oosterschelde in de haven van Burghsluis te vinden.
| Waarneming.nl: Bretelzakpijp.
| 103552
| Soortenalbum | Nederland | Zoutwater | MOO |
Brokkelster
Ophiothrix fragilis
/090815%20110.jpg)
Lees verder...
|
Brokkelster
Ophiothrix fragilis
<p>Zeester. Mariene soort, bestaande uit een vijfhoekige centrale plaat met vijf dunne lange gestekelde armen. Schijf tot 2 cm, armen tot ca 8 cm. Variabel van kleur, met vaak een bruingrijze centrale plaat en op de armen o.a. roodbruine en gele banden. Leeft op en tussen allerlei bodemsubstraat op harde en zachte bodems. De armen kunnen omhoog
gericht in de stroming staan. </p>
Lees verder...
| Brokkelster | Ophiothrix fragilis | Zeester. Mariene soort, bestaande uit een vijfhoekige centrale plaat met vijf dunne lange gestekelde armen. Schijf tot 2 cm, armen tot ca 8 cm. Variabel van kleur, met vaak een bruingrijze centrale plaat en op de armen o.a. roodbruine en gele banden. Leeft op en tussen allerlei bodemsubstraat op harde en zachte bodems. De armen kunnen omhoog
gericht in de stroming staan. | Afmetingen: Het lichaam zonder armen is 2 cm in doorsnede. De armen kunnen een lengte bereiken van circa 8 cm.
Kleur: De kleur is zeer variabel. Vaak met een bruingrijze centrale plaat, aan de onderzijde en op het midden van
de armen feller gekleurd, met o.a. roodbruine en gele lichte en donkere banden op de armen. De centrale plaat kan ook meerkleurig zijn en heeft meestal andere kleuren dan de armen. Egale dieren komen echter ook voor.
Vorm: Het dier bestaat uit een vijfhoekige centrale plaat met vijf lange armen, bezet met lange stekeltjes. De armen kunnen omhoog
gericht in de stroming staan om plankton te vangen.
Armen: De armen zijn volledig bezet met lange stekeltjes, waardoor ze een harig aanzien krijgen. De armen zijn niet vergroeid met de vijfhoekige centrale plaat. | | Atlantische Oceaan vanaf de Lofoten en IJsland tot in de Middellandse Zee, de Azoren en langs de kust van West-Afrika tot Kaap de Goede Hoop. In Nederland vaak massaal in de Oosterschelde en plaatselijk langs de Noordzeekust. | De Brokkelster is te vinden van het intergetijdengebied
tot grote diepten. De dieren leven op en tussen allerlei substraat. Vooral op rotsen, stenen, wieren, ook tussen sponzen en op zachte bodems. Algemeen, vooral na zachte winters. Waar veel stroming staat kunnen ze massaal voorkomen. De dieren liggen dan in dikke plakkaten op elkaar. Vaak steken de armen in de stroming omhoog, om zo plankton te vangen. Op plaatsen met weinig stroming komt de Brokkelster ook voor, maar
hier zijn ze veel minder algemeen en zitten ze vaker verscholen tussen het
substraat. Brokkelsterren zijn zeer fragiel, waardoor armen makkelijk afbreken. Daar komt ook de naam vandaan. Temperatuursgevoelige soort: strenge winters overleven ze vaak niet. | | 125131 | Soortenalbum | Nederland | Zoutwater | MOO|LIMP |
Bron-blaashoren
Physa fontinalis
/Bron-blaashoren_Physa%20fontinalis_Den%20Haag_2015_10_05_Dirk-Jan%20Saaltink.jpg)
Lees verder...
|
Bron-blaashoren
Physa fontinalis
Zoetwater-huisjesslak. Tot 12 mm. Lichtbruin, glanzend, het dier is door de wand zichtbaar. Linksgewonden huisje. Geen navel. Alleen vage groeilijntjes. Bij het kruipende dier zijn de mantelflappen als vingers om de schelp heengeslagen.
Lees verder...
| Bron-blaashoren | Physa fontinalis | Zoetwater-huisjesslak. Tot 12 mm. Lichtbruin, glanzend, het dier is door de wand zichtbaar. Linksgewonden huisje. Geen navel. Alleen vage groeilijntjes. Bij het kruipende dier zijn de mantelflappen als vingers om de schelp heengeslagen. | Afmetingen: H tot 12, B tot 7 mm.
Schelpkleur: Lichtbruin of hoornbruin, glanzend, doorschijnend: het dier is door de wand zichtbaar.
Schelpvorm: Linksgewonden huisje met 4-5 bolle windingen. De laatste is sterk opgeblazen en neemt 3/4 van de totale hoogte in. De top is stomp, de voorgaande windingen zijn afgerond en steken maar weinig boven de lichaamswinding uit. De mondopening is scherp en niet of nauwelijks verdikt. Geen navel. Geen afsluitplaatje (operculum) in de mond.
Sculptuur: Geen sculptuur, alleen vage groeilijntjes.
Dier: Bij het kruipende dier zijn de mantelflappen als vingers om de schelp heengeslagen. | | Algemeen in het hele land, het minst bekend uit Zeeland.
Bron-blaashoren, Phyta fontinalis, ANEMOON verspreidingsatlas Weekdieren. | Leeft vooral in stilstaande en zwak bewogen wateren met veel plantengroei. Kan enige vervuiling en verzilting verdragen. | | 248248 | Soortenalbum | Nederland | Zoetwater | MOO |
Bruine plooislak
Goniodoris castanea
/Bruine%20plooislak_Goniodoris%20castanea_Arne%20Kuilman.jpg)
Lees verder...
|
Bruine plooislak
Goniodoris castanea
Zeenaaktslak. Tot 25-30 mm. Vrij brede soort. Aan de achterkant uitlopend in een puntige staart. Op de rug een grote kieuwkrans met 5-9 kieuwen. Rhinoforen gelamelleerd, tentakels lang. Verspreid over het lichaam staan huidknobbels. Zijkanten van de rug met een huidplooi (mantelrand) tot net achter de kieuwen. Over het midden van de rug en de staart loopt een duidelijke opstaande huidplooi. Vrij zeldzaam. Oosterschelde, Westerscheldemonding en Grevelingen.
Lees verder...
| Bruine plooislak | Goniodoris castanea | Zeenaaktslak. Tot 25-30 mm. Vrij brede soort. Aan de achterkant uitlopend in een puntige staart. Op de rug een grote kieuwkrans met 5-9 kieuwen. Rhinoforen gelamelleerd, tentakels lang. Verspreid over het lichaam staan huidknobbels. Zijkanten van de rug met een huidplooi (mantelrand) tot net achter de kieuwen. Over het midden van de rug en de staart loopt een duidelijke opstaande huidplooi. Vrij zeldzaam. Oosterschelde, Westerscheldemonding en Grevelingen. | Afmetingen: De lengte is maximaal 25-30 mm.
Kleur: De dieren zijn meestal roodbruin, soms grijsbruin tot bijna helemaal wit, met lichte knobbels. Ze zijn doorgaans zo goed gecamoufleerd dat ze bij afwezigheid van eieren nauwelijks te vinden zijn.
Vorm: Vrij brede soort. De achterkant van het lichaam loopt uit in een puntige
staart. Iets achter het midden van de rug 5-9 kieuwen in een grote
kieuwkrans. Rhinoforen gelamelleerd, tentakels lang. Aan de zijkanten
van de rug loopt een huidplooi (mantelrand) van voor de reuksprieten tot
net achter de kieuwen. Over het midden van de rug en de staart loopt
een duidelijke opstaande huidplooi. Verspreid over het lichaam staan
huidknobbels.
Eieren: Een brede band met 2 tot 3 windingen, cirkelvormig afgezet met de smalle zijde op de ondergrond. De ondergrond kan behalve uit hard substraat ook uit algen bestaan, zoals Iers mos Chondrus crispus.
Video: Bruine plooislak.
| | Cosmopolitische soort, onder andere bekend uit Suez, Japan en
Nieuw-Zeeland. In Europa vanaf de westkust van Zweden en de zuidkustvan
Noorwegen, via de Britse Eilanden tot in de Middellandse Zee. In Nederland vrij zeldzaam, tot op heden alleen in Zeeland aangetroffen (Oosterschelde, mond Westerschelde, Grevelingen). | De Bruine plooislak leeft op hard substraat, van de laagwaterlijn tot ongeveer 10 meter diepte. Het voedsel bestaat uit de kolonie-vormende zakpijp Gesterde geleikorst Botryllus schlosseri en de Slingerzakpijp Botrylloides cf. violaceus. | Volwassen dieren, en hun eieren, zijn voornamelijk in de nazomer en herfst (augustus-oktober) te verwachten, bij uitzondering tot in december. | 140032 | Soortenalbum | Nederland | Zoutwater | MOO |
Bruine zeevinger
Alcyonidium diaphanum
/Bruine%20zeevinger_Alcyonidium%20diaphanum_Nederland_09-04-2015_Katie%20van%20der%20Wende.jpg)
Lees verder...
|
Bruine zeevinger
Alcyonidium diaphanum
Kolonievormende mariene soort. Vormt een rechtopstaande kolonie die tot 50 cm lang kan worden. De opgerichte delen zijn versmald aan hun basis. De gemiddelde lengte van een kolonie is 15 centimeter. De zeevinger ontstaat uit een korstvormend gedeelte dat zich op hard substraat vasthecht.
Lees verder...
| Bruine zeevinger | Alcyonidium diaphanum | Kolonievormende mariene soort. Vormt een rechtopstaande kolonie die tot 50 cm lang kan worden. De opgerichte delen zijn versmald aan hun basis. De gemiddelde lengte van een kolonie is 15 centimeter. De zeevinger ontstaat uit een korstvormend gedeelte dat zich op hard substraat vasthecht. | Grootte: Gemiddeld 15 cm.
Vorm: Oppervlakte is glad met knobbels.
Kleur: Bruin.
Overig: Stevig en geleiachtig. | | | Groeit op stenen en schelpen. | | 111597 | Soortenalbum | Nederland | | SMP |
Bruine zoetwaterpoliep
Hydra oligactis
/Bruine%20zoetwaterpoliep_Hydra%20oligactis_Haringvliet_den%20Bommel_05-06-2016_Richard%20de%20Kok.jpg)
Lees verder...
|
Bruine zoetwaterpoliep
Hydra oligactis
Hydropoliep. Zoetwater soort. 0,6 - 1,5 cm. De poliep heeft lange tentakels. De soort hecht zich vast op waterplanten.
Lees verder...
| Bruine zoetwaterpoliep | Hydra oligactis | Hydropoliep. Zoetwater soort. 0,6 - 1,5 cm. De poliep heeft lange tentakels. De soort hecht zich vast op waterplanten. | | | | | | 290145 | Soortenalbum | Nederland | Zoetwater | MOO |
Bruingevlekte spookkreeft
Caprella equilibra
/Bruingevlekte%20spookkreeft_Caprella%20equilibra_male_Westerschelde_Borssele_30-08-2015_Mick%20Otten.jpg)
Lees verder...
|
Bruingevlekte spookkreeft
Caprella equilibra
Mannetjes tot 22 mm, vrouwtjes tot 12 mm. Geelwit doorschijnend, vaak met oranje vlekken. Oog zwart, rondom soms roodoranje. Staafvormig, slank, gesegmenteerd lichaam. Twee paar kopantennes, die overgaan in een gesegmenteerde spriet (flagellum). Eerste antennepaar ongeveer even lang als de halve lichaamslengte, spriet met tot 15 segmenten. Tweede antennes een vijfde tot hoogstens een derde van lichaamslengte, met twee segmenten. Onderzijde tweede antennepaar met lange haren. Lichaam (rugzijde) glad, op soms wat gepaarde knobbels op segment 5 na. Kop glad en plat. Scharen van het subchelate type (klapscharen). Eerste paar schaarpoten (Gnathopoda), met kleine scharen, elk met op de propodus twee korte grijpstekels en een hoekige gifstekel. Randen van propodus fijn gekarteld. Scharen van tweede paar schaarpoten groter, met lange gebogen puntige dactylus en grote gifstekel binnenin op de propodus. De palm is behaard. Basis van schaar zeer kort en stevig. Geen poten aan middelste segmenten, wel ovale, flapvormige kieuwblaasjes. Bij vrouwtjes zit onder de buiksegmenten de broedbuidel, omgeven door twee buikplaten. Aan het achterlijf meerdere korte poten en twee zeer lange (pereiopoda 6 en 7), met 2 korte grijpstekls en eindigend in een kromme dactylus.
Lees verder...
| Bruingevlekte spookkreeft | Caprella equilibra | Mannetjes tot 22 mm, vrouwtjes tot 12 mm. Geelwit doorschijnend, vaak met oranje vlekken. Oog zwart, rondom soms roodoranje. Staafvormig, slank, gesegmenteerd lichaam. Twee paar kopantennes, die overgaan in een gesegmenteerde spriet (flagellum). Eerste antennepaar ongeveer even lang als de halve lichaamslengte, spriet met tot 15 segmenten. Tweede antennes een vijfde tot hoogstens een derde van lichaamslengte, met twee segmenten. Onderzijde tweede antennepaar met lange haren. Lichaam (rugzijde) glad, op soms wat gepaarde knobbels op segment 5 na. Kop glad en plat. Scharen van het subchelate type (klapscharen). Eerste paar schaarpoten (Gnathopoda), met kleine scharen, elk met op de propodus twee korte grijpstekels en een hoekige gifstekel. Randen van propodus fijn gekarteld. Scharen van tweede paar schaarpoten groter, met lange gebogen puntige dactylus en grote gifstekel binnenin op de propodus. De palm is behaard. Basis van schaar zeer kort en stevig. Geen poten aan middelste segmenten, wel ovale, flapvormige kieuwblaasjes. Bij vrouwtjes zit onder de buiksegmenten de broedbuidel, omgeven door twee buikplaten. Aan het achterlijf meerdere korte poten en twee zeer lange (pereiopoda 6 en 7), met 2 korte grijpstekls en eindigend in een kromme dactylus. | | | In Nederland in de Westerschelde.
Zie waarneming.nl van 1900 - 2017: Bruingevlekte spookkreeft.
Zie verspreidingsatlas.nl: Bruingevlekte spookkreeft. | | | 101830 | Soortenalbum | Nederland | Zoutwater | LIMP |
Bruinvis
Phocoena phocoena
/Bruinvis_Phocoena%20phocoena_Oosterschelde_Zeelandbrug_Joop%20Stalenburg.jpg)
Lees verder...
|
Bruinvis
Phocoena phocoena
<p>Zeezoogdier. Lengte tot 1,80. De kleinste walvisachtige in de Europese wateren. De dieren zijn vrij plomp en hebben een stompe, afgeronde kop, zonder uitstekende snuit. De donkergrijze tot zwarte rug gaat via en vlekkerige of egaal grijze flank over in een witte buik. Het staartstuk is geheel zwart. De vrij kleine, driehoekige, brede rugvin is niet naar achteren gebogen en staat midden op de rug. De flippers zijn donker, kort en afgerond. Van de flippers naar de mondhoek loopt een smalle streep.</p>
Lees verder...
| Bruinvis | Phocoena phocoena | Zeezoogdier. Lengte tot 1,80. De kleinste walvisachtige in de Europese wateren. De dieren zijn vrij plomp en hebben een stompe, afgeronde kop, zonder uitstekende snuit. De donkergrijze tot zwarte rug gaat via en vlekkerige of egaal grijze flank over in een witte buik. Het staartstuk is geheel zwart. De vrij kleine, driehoekige, brede rugvin is niet naar achteren gebogen en staat midden op de rug. De flippers zijn donker, kort en afgerond. Van de flippers naar de mondhoek loopt een smalle streep. | Afmetingen: 1,35 m - 1,90 m.
Gewicht: tot 75 kg
Geluid: Bruinvissen kunnen een knorrend geluid maken. Bovendien maken ze gebruik van echolocatie, zowel om zich te oriënteren als om voedsel te vinden. Met hun sonar kunnen ze zelfs vissen ontdekken die zich in het zand hebben ingegraven. Het geluid dat bruinvissen maken tijdens het uitademen wordt door sommigen omschreven als een ‘plof’, door anderen als een ‘nies’.
| | | Leeft voornamelijk in relatief ondiep water. Zwemt het meest van alle walvisachtigen rivieren op. Bruinvissen leven meestal solitair, in paren (moeder en jong) of in kleine groepen van 3 tot 5 dieren. Soms wordt gezamenlijk gejaagd; grotere groepen worden meestal daarom steeds in nabijheid van scholen vis gezien.
| | 137117 | Soortenalbum | Nederland | Zoutwater | MOO |
Bruinwier
Ochrophyta
/Knotswier_Strand_M.Straver.jpg)
Lees verder...
|
Bruinwier
Ochrophyta
Lees verder...
| Bruinwier | Ochrophyta | | | | | | | 345465 | Soortenalbum | Nederland | Zoutwater | MOO|LIMP|SMP |
Buikstreepnemertijn
Tubulanus superbus
/Buikstreep%20nemertijn_Tubulanus%20superbus_Wijand%20Vlierhuis.jpg)
Lees verder...
|
Buikstreepnemertijn
Tubulanus superbus
<p>Snoerworm. Mariene soort. Zeer lange worm, tot 75-80 cm en 5 mm in diameter. Glanzend lichtbruin tot kastanjebruine huid, met opvallende karakteristieke witte lengte- en breedtestrepen, waaronder een lengtestreep op de buik. Nogal weke dieren die zich sterk kunnen samentrekken. Kop breder dan het lichaam, stomp afgerond, staart spits eindigend. Meestal in dieper water, deels ingegraven onder stenen op een zachte bodem. Scheiden slijm af. Nu en dan in de Oosterschelde.</p>
Lees verder...
| Buikstreepnemertijn | Tubulanus superbus | Snoerworm. Mariene soort. Zeer lange worm, tot 75-80 cm en 5 mm in diameter. Glanzend lichtbruin tot kastanjebruine huid, met opvallende karakteristieke witte lengte- en breedtestrepen, waaronder een lengtestreep op de buik. Nogal weke dieren die zich sterk kunnen samentrekken. Kop breder dan het lichaam, stomp afgerond, staart spits eindigend. Meestal in dieper water, deels ingegraven onder stenen op een zachte bodem. Scheiden slijm af. Nu en dan in de Oosterschelde.
| Afmetingen: 75-80 cm lang, ca 5 cm in diameter.
Kleur: Huid glanzend lichtbruin tot kastanjebruin of meer roodbruin, met opvallende karakteristieke witte lengte- en breedtestrepen. Het onderscheidend kenmerk voor deze soort is een witte buikstreep. De eerste twee witte dwarsringen liggen ver uiteen, de overige staan dichter op elkaar.
Vorm: Zeer lange, nogal weke dieren die zich sterk kunnen samentrekken. Kop breder dan het lichaam, stomp afgerond, staart spits eindigend.
| | Zweden, de Britse eilanden, Frankrijk en de Middellandse Zee. In augustus 2008 voor het eerst in Nederland waargenoemen (Osterschelde bij Goes op een diepte van 24 meter). Mogelijk een met oesterimport verspreide soort.
| Onder stenen, in zand, gravel of in rotsspleten vertoeven. Sublitoraal tot 80 meter of dieper. De dieren scheiden een slijmerige laag om zich heen af, waaraan kleine voorwerpen blijven kleven. Voortplanting rondom de Britse eilanden in de zomermaanden.
| | 122639
| Soortenalbum | Nederland | Zoutwater | MOO |
Bultrug
Megaptera novaeangliae
/Bultrug01_JVG_2239Cm_edited-2.jpg)
Lees verder...
|
Bultrug
Megaptera novaeangliae
Zeezoogdier. Middelgrote walvis. Tot ongeveer 17
meter lang. Baleinwalvissen zonder tanden, maar met baleinplaten met vezelige uitsteeksels, waarmee ze voedsel uit
het water filteren. De Bultrug staat bekend om de hoge sprongen uit het
water en de goed zichtbare 'blow' van de waterfontein die ze uit het spuitgat blazen.
Die spuit recht omhoog. In de Noordzee de laatste 10 jaar vaker waargenomen.
Vooral tussen oktober t/m maart. Let op grote zwemmende dieren die rechte waterfonteinen
blazen en een blauwzwart
gekleurde rug hebben met een klein gebogen rugvinnetje.
Lees verder...
| Bultrug | Megaptera novaeangliae | Zeezoogdier. Middelgrote walvis. Tot ongeveer 17
meter lang. Baleinwalvissen zonder tanden, maar met baleinplaten met vezelige uitsteeksels, waarmee ze voedsel uit
het water filteren. De Bultrug staat bekend om de hoge sprongen uit het
water en de goed zichtbare 'blow' van de waterfontein die ze uit het spuitgat blazen.
Die spuit recht omhoog. In de Noordzee de laatste 10 jaar vaker waargenomen.
Vooral tussen oktober t/m maart. Let op grote zwemmende dieren die rechte waterfonteinen
blazen en een blauwzwart
gekleurde rug hebben met een klein gebogen rugvinnetje. | Afmetingen: Tot ongeveer 17
meter lang.
Kleur: blauwzwart
gekleurde rug. Onderzijde wit. [Nog nadere kleurkenmerken toevoegen].
Vorm: Bultruggen zijn middelgrote walvissen. Ze behoren tot de baleinwalvissen en hebben geen tanden
(zoals orca's), maar baleinplaten met vezelige uitsteeksels, waarmee ze voedsel uit
het water filteren.
Nadere kenmerken: De Bultrug staat bekend om de hoge sprongen uit het
water en de goed zichtbare 'blow' van de waterfontein die ze uit het spuitgat blazen.
Die spuit recht omhoog.
De Nederlandse naam komt van de vlezige 'bultige' uitstulping
op de kleine rugvin. Die zie je vooral goed als ze voor een duik hun rug
buigen. | | In de Noordzee wordt de bultrug de laatste 10 jaar vaker waargenomen.
In 2015 zwom er een de Oosterschelde in en weer uit. Ook voor de kust (Kijkduin, Scheveningen, IJmuiden, Texel, Den Helder) zijn ze gezien. De beste tijd om een Bultrug te
zien is van oktober t/m maart. | Het voedsel bestaat uit krill - bepaalde zwemmende kreeftjes. Maar ze jagen
ook op inktvis en allerlei vissoorten. Ze komen op veel manieren aan voedsel.
Zo kunnen ze een prooi verlammen door met hun lange borstvinnen of
sikkelvormige staart op het wateroppervlak te slaan, of met opengesperde bek
door een school krill of vis te zwemmen. Bekend is verder het 'bubbelnet',
waarbij meerdere bultruggen samen jagen en in een steeds kleinere cirkel rond
prooidieren cirkelen, terwijl ze een gordijn van luchtbellen uit hun spuitgaten
blazen. Ze maken ook allerlei geluiden, mannetjes zingen heel mooi tijdens het
paarseizoen. | | | Soortenalbum | Nederland | | |
Californische kokerworm
Euchone limnicola
/Californische%20kokerworm_E%20limnicola_Dreischor_15-08-2016_CdeGroot_RVersijde.jpg)
Lees verder...
|
Californische kokerworm
Euchone limnicola
Mariene borstelworm. Sabellidae zijn wormen met een zachte koker en een kieuwkrans en zijn als zodanig makkelijk te herkennen. Deze soort heeft ongeveer 7 paar geveerde kieuwen die in een cirkel uit de koker steken. De basis van de kieuwkrans heeft een witte tekening. De uiteinde van de kieuwkransen is voorzien van een lang filament., veel langer dan de uitstekels van de veertjes. Naast de geveerde kieuwen zijn soms ook tot drie paar onvertakte draden te zien.
Lees verder...
| Californische kokerworm | Euchone limnicola | Mariene borstelworm. Sabellidae zijn wormen met een zachte koker en een kieuwkrans en zijn als zodanig makkelijk te herkennen. Deze soort heeft ongeveer 7 paar geveerde kieuwen die in een cirkel uit de koker steken. De basis van de kieuwkrans heeft een witte tekening. De uiteinde van de kieuwkransen is voorzien van een lang filament., veel langer dan de uitstekels van de veertjes. Naast de geveerde kieuwen zijn soms ook tot drie paar onvertakte draden te zien. | | | | | | 332800 | Soortenalbum | Nederland | Zoutwater|Brakwater | MOO |
Chileense zakpijp
Corella eumyota
/Chileense%20zakpijp_Corella%20eumyota_Marco%20Faasse.jpg)
Lees verder...
|
Chileense zakpijp
Corella eumyota
Grijsachtige, halfdoorzichtige mariene groepsvormende zakpijp met helder gestreepte oranje sipho's. De ovaal-eivormige individuen leven in groepen die aan elkaar zitten vastgegroeid. Meestal niet overgroeid door andere organismen. De instroomsipho zit aan de bovenzijde en is opvallend langgerekt. De in- en
uitstroomopening (siphonen) kunnen niet worden ingetrokken. Rond de 4 cm groot.<br />
<br />
<br />
Lees verder...
| Chileense zakpijp | Corella eumyota | Grijsachtige, halfdoorzichtige mariene groepsvormende zakpijp met helder gestreepte oranje sipho's. De ovaal-eivormige individuen leven in groepen die aan elkaar zitten vastgegroeid. Meestal niet overgroeid door andere organismen. De instroomsipho zit aan de bovenzijde en is opvallend langgerekt. De in- en
uitstroomopening (siphonen) kunnen niet worden ingetrokken. Rond de 4 cm groot.
| Afmetingen: Gemiddeld 2-4 cm.
Er zijn echter ook exemplaren bekend tot 8 cm. Kott (1969) noemt zelfs
een 15 cm groot Antarctisch exemplaar.
Kleur: De meeste exemplaren zijn grijsachtig, halfdoorzichtig
van kleur, met bij de sifo’s een soms helder oranje tekening die uit
stipjes en/of streepjes bestaat. (Vandaar de soms gebruikte Engelse
naam, zie bij opmerkingen). Vaak heeft de soort echter ook een oranje,
bruine of gele waas. De darm is gewoonlijk door de mantelhuid zichtbaar
en loopt vanaf de onderzijde rechtstreeks naar de uitstroomopening.
Vorm: C. eumyota is erg variabel van uiterlijk. Dat maakt herkenning in het veld soms moeilijk. De soort komt het meest voor in dichte groepen; de individuen leven dan, zoals veel zakpijpen, op en aan elkaar vastgegroeid. Het lichaam is meestal rond of ovaal-eivormig en zijdelings afgeplat. Er is een duidelijke gescheiden in- en uitstroomopening (siphonen). Deze kunnen niet worden ingetrokken. De instroomsipho zit aan de bovenzijde en is opvallend langgerekt. De uitstroomsipho staat meestal in een rechte hoek op de zijkant van de zakpijp, op een derde tot de helft van de lichaamslengte. Volgens de literatuur (o.a. Brewin, 1946) zou de instroomopening 8 lobben en de uitstroomopening 6 lobben tellen. Ligthart telde bij Nederlandse exemplaren echter respectievelijk steeds 7 en 5 lobben (Ligthart, 2007).
Sculptuur: In veel gevallen, maar niet altijd, ziet de zakpijp er glad en schoon uit omdat sprake is van weinig aangroeiing door andere organismen. | | Een sterk invasieve exoot in grote delen
van de wereld. In Nederland tot dusver voornamelijk bekend uit Zeeland. De soort is voor het eerst aangetroffen in maart 2007 in de jachthaven van Burghsluis op een ponton. Latere vondsten stammen eveneens uit Zeeland, al is duidelijk dat lang niet alle waarnemers de soort herkennen en melden. Gezien de grote expantiedrift elders in Europa, is het vermoedelijk slechts en kwestie van tijd (en juiste determinatie!) of de soort ook elders langs de Nederlandse kust zal worden aangetroffen. Gericht onderzoek is daartoe aanbevolen. | De Chileense zakpijp is feitelijk een solitaire soort, die bij voorkeur met de rechterzijde plat op het substraat ligt. Vanwege de extensieve mate van voortplanting en het feit dat het larvaal stadium zeer kort is en jonge individuen zich meestal in de directe omgeving van de ouderdieren vestigen, onstaan vaak grote aaneengegroeide groepen die hele oppervlakken bedekken. Deze zakpijp is, zoals gebleken is uit laboratoriumproeven (Dupont et. al., 2007) in staat tot zelfbevruchting. Gewoonlijk wordt de soort qua voortplanting getypeerd als hermafrodiete 'broeders'. Enkele duizenden embryo’s worden geovuleerd in de peribranchiale holte, waar ze samenkleven in een gelatineuze massa. Hier worden de larven na het uitkomen vastgehouden en pas losgelaten wanneer ze dusdanig volgroeid zijn dat ze in staat zijn zich direct op een harde ondergrond te vestigen (Lambert, 2004). De dieren prefereren kalm water met weinig stroming, waar ze zich vasthechten aan steigers, palen, touwen en drijvende voorwerpen, meestal vlak onder de laagwaterlijn. Er zijn echter ook vondsten bekend uit de getijdenzone zelf, op stenen (Brewin, 1946), terwijl de soort eveneens bekend is van zachte bodems, op diepten van meer dan 10 meter, vastgehecht aan steentjes of schelpen (Varela, 2007). | | 173223 | Soortenalbum | Nederland | Zoutwater | MOO |
Chinees hoedje
Calyptraea chinensis
/Chinees%20hoedje_Calyptraea%20chinensis_M.Mulder.jpg)
Lees verder...
|
Chinees hoedje
Calyptraea chinensis
Mariene huisjesslak. Tot 15 mm (diameter). Wit tot créme, opperhuid
lichtgeel.
Qua vorm een verbreed, plat, puntig rond hoedje, zoals in
Aziatische landen wordt gedragen. Een deels gedraaid schot dekt een deel
van de mondopening aan de binnenkant af. Oppervlak met groeilijnen en
soms knobbeltjes. Dier met korte snuit.
Platte, korte koptentakels, het oog aan de basis. Voet ovaalrond.
Lichaamskleur bleekwit tot geelachtig, soms roze. Zelden, aangevoerd met
materiaal schelpdiervisserij (Oosterschelde).
Lees verder...
| Chinees hoedje | Calyptraea chinensis | Mariene huisjesslak. Tot 15 mm (diameter). Wit tot créme, opperhuid
lichtgeel.
Qua vorm een verbreed, plat, puntig rond hoedje, zoals in
Aziatische landen wordt gedragen. Een deels gedraaid schot dekt een deel
van de mondopening aan de binnenkant af. Oppervlak met groeilijnen en
soms knobbeltjes. Dier met korte snuit.
Platte, korte koptentakels, het oog aan de basis. Voet ovaalrond.
Lichaamskleur bleekwit tot geelachtig, soms roze. Zelden, aangevoerd met
materiaal schelpdiervisserij (Oosterschelde). | Afmetingen: H. tot 6 mm, B. tot 15 mm (diameter).
Schelpkleur: Van buiten wit tot crémegeel, met een lichtgele opperhuid, binnenzijde glanzend wit.
Schelpvorm: Vrij dunschalige, laag kegelvormige schelp in de vorm
van een min of meer rond, verbreed, plat, puntig hoedje, zoals in
Aziatische landen veel wordt gedragen. Mondopening in vorm aangepast aan de
ondergrond, vaak min of meer rond. Aan de binnenkant bevindt
zich een karakteristiek, gedeeltelijk gedraaid schot dat een deel van de mondopening afdekt.
Sculptuur: Het schelpoppervlak is glad met groeilijnen, maar kan ook bedekt zijn met vage tot scherpe knobbeltjes.
Dier: Korte snuit.
Platte, korte koptentakels, met het oog aan de basis. Voet ovaalrond.
Lichaamskleur bleekwit tot geelachtig, soms roze. | | Van de Britse
Eilanden tot de Canarische Eilanden en
verder
zuidwaarts tot Congo. Ook in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee.
In Nederland
in het verleden incidenteel een aantal keren levend in Zeeland
aangetroffen
op oesterbanken nabij Yerseke, vermoedelijk via
import door de schelpdierindustrie.
Ook later
enkele keren levend aangetroffen op schelpen in de Oosterschelde. Daarnaast als vers aangevoerd materiaal bekend
van de
Kalkbranderij Yerseke en als fossiel van diverse plaatsen in Zeeland. | Onder in de
getijdenzone en in het sublitotraal, tot diepten
van enkele
tientallen meters. Vastgehecht op hard substraat, bijvoorbeeld op
schelpen
of kleinere stenen. De dieren vangen met behulp van
slijm kleine
voedseldeeltjes uit het water, die op vergelijkbare wijze als bij het
Muiltje naar
de monddelen worden getransporteerd (zie aldaar). De dieren
zijn protandrisch hermafrodiet; jonge dieren zijn mannetjes, die in de
loop van hun
bestaan veranderen in vrouwtjes. Er is sprake van
broedzorg; de
vrouwtjes houden de eieren tijdens hun ontwikkeling onder de
schelp of
blijven dicht in de buurt. Na het uitkomen van de eitjes kruipen
de larven
meteen rond over het substraat. Er is geen pelagisch larvenstadium. | | 138961 | Soortenalbum | Nederland | Zoutwater | SMP|ANM |
Chinese moerasslak
Cipangopaludina chinensis

Lees verder...
|
Chinese moerasslak
Cipangopaludina chinensis
Zoetwaterslak. Exoot / ingevoerde soort. Tot 7 cm. (Grootste zoetwaterslak in Nederland). Egaal licht- tot (zeer) donkerbruin. Géén horizontale kleurbanden. Relatief dunschalig met 6-7 bolle windingen.
Mondopening peervormig. Operculum hoornachtig. Sculptuur van
onregelmatige groeilijnen en (soms) oude mondranden. Stilstaande en iets bewogen wateren met modderbodems en onderwatervegetatie. Ingevoerd met aquariummateriaal. Vermoedelijk uitbreidend.
Lees verder...
| Chinese moerasslak | Cipangopaludina chinensis | Zoetwaterslak. Exoot / ingevoerde soort. Tot 7 cm. (Grootste zoetwaterslak in Nederland). Egaal licht- tot (zeer) donkerbruin. Géén horizontale kleurbanden. Relatief dunschalig met 6-7 bolle windingen.
Mondopening peervormig. Operculum hoornachtig. Sculptuur van
onregelmatige groeilijnen en (soms) oude mondranden. Stilstaande en iets bewogen wateren met modderbodems en onderwatervegetatie. Ingevoerd met aquariummateriaal. Vermoedelijk uitbreidend. | Afmetingen: H. tot 7 mm, B. tot 5,5 mm.
Schelpkleur: Egaal bruin tot zeer donkerbruin. Geen horizontale kleurbanden zoals bij de andere moerasslakken. Operculum hoornachtig, lichtbruin.
Schelpvorm: Relatief dunschalig. Kegelvormig, met tot 7
matig bolle windingen. Top spits, mondopening peervormig. Navel open, smal, rond. Behalve
groeilijnen ook vaak oude mondranden op de laatste winding.
Dier: Grijsachtig, bruingrijs met vooral op de koptentakels gele, oranje of goudkleurige stippen. Het
oog zit op de verdikte basis van de voelsprieten. | | Het oorspronkelijk leefgebied ligt in zuidoost Azië. Het omvat China, Taiwan, Korea en Japan. Als exoot is de slak inmiddels ook bekend uit Canada, de VS en Hawaï. In Europa is Nederland nu nog het enige land waar deze soort zich in de vrije natuur heeft weten te vestigen. Inmiddels is de Chinese moerasslak bekend van een tiental Nederlandse lokaties. Voor het eerst gemeld in 2010 uit Eijsden (Limburg). Later bleek de oudste vondst uit 2008 te zijn. Aangenomen wordt dat de dieren via tuincentra of de aquariumhandel in de Nederlandse natuur terechtkwamen. | Stilstaande en zwak bewogen wateren met een modderbodem, waarin de dieren zich gedeeltelijk ingraven. Ook gedurende de winter zitten ze in de bodem. De slakken zijn van gescheiden geslacht en bovendien eierlevendbarend (ovovivipaar). De eieren komen in de uterus van het moederdier tot ontwikkeling en pas enige tijd na het uitkomen verlaten de jongen, compleet met een huisje van enkele millimeters, het moederdier. Moerasslakken kunnen meerdere jaren leven (schattingen lopen uiteen van 5-15 jaar). | | 594807 | Soortenalbum | Nederland | Zoetwater | ANM|Exoten |
Chinese schijfhoren
Gyraulus chinensis
/Gyraulus%20chinensis%20C.Zuyderduyn_2012.jpg)
Lees verder...
|
Chinese schijfhoren
Gyraulus chinensis
Zoetwater-huisjesslak.
Exoot/ingevoerde soort. Tot 7 mm. Geelwit, lichtbruin, vaak wat doorschijnend.
Schijfvormig met 3-4 windingen. Sculptuur van fijne groeilijntjes,
gekruist door spiraallijntjes. Exoot, enkele keren gevonden in het wild,
daarnaast vrij algemeen in aquaria, kassen etc. Wordt verspreid met aquarium-planten
e.d.
Lees verder...
| Chinese schijfhoren | Gyraulus chinensis | Zoetwater-huisjesslak.
Exoot/ingevoerde soort. Tot 7 mm. Geelwit, lichtbruin, vaak wat doorschijnend.
Schijfvormig met 3-4 windingen. Sculptuur van fijne groeilijntjes,
gekruist door spiraallijntjes. Exoot, enkele keren gevonden in het wild,
daarnaast vrij algemeen in aquaria, kassen etc. Wordt verspreid met aquarium-planten
e.d. | Afmetingen: H. tot 1,5 mm, B. tot 7 mm.
Schelpkleur: Geelwit tot lichtbruin, vaak wat doorschijnend, waarbij de doorschemerende mantel met zwarte pigmentvlekjes opvalt.
Schelpvorm: Schijfvormig huisje, met 3-4 langzaam toenemende windingen. De sculptuur bestaat uit fijne groeilijntjes, gekruist door spiraallijntjes. Geen operculum. Mondrand onverdikt.
Dier: Door het huisje is de mantel te zien met zwarte pigmentvlekjes. | | In het wild beperkt tot enkele meldingen uit Friesland en
Noord-Holland (Gittenberger et al., 1998). Daarnaast bekend uit kassen, aquaria,
vijvers e.d.
[zie bij Opmerkingen: extra gegevens bij exoten] | Meren, diverse zoete wateren, stilstaand en stromend. Leeft op
waterplanten | | 742049 | Soortenalbum | Nederland | Zoetwater | ANM|Exoten |
Chinese wolhandkrab
Eriocheir sinensis
/Chinese%20wolhandkrab_Eriocheir%20sinensis_Silvia%20Waajen_III.jpg)
Lees verder...
|
Chinese wolhandkrab
Eriocheir sinensis
<p>Krab. Zoet, brak en zout water. Tot 8,5 cm breed bijna vierkant rugschild. Grijsgroene tot donkerbruin. Langs de zijkant van het rugschild aan beide zijden 4 tanden (achterste 2 minder opvallend), en aan de voorkant tussen de ogen ook 4 (2 maal 2) tanden. Looppoten normaal ontwikkeld en niet sterk verschillend. Schaarpoten sterk ontwikkeld, en voorzien van een forse dot haren (bij het vrouwtje iets minder dicht). </p>
Lees verder...
| Chinese wolhandkrab | Eriocheir sinensis | Krab. Zoet, brak en zout water. Tot 8,5 cm breed bijna vierkant rugschild. Grijsgroene tot donkerbruin. Langs de zijkant van het rugschild aan beide zijden 4 tanden (achterste 2 minder opvallend), en aan de voorkant tussen de ogen ook 4 (2 maal 2) tanden. Looppoten normaal ontwikkeld en niet sterk verschillend. Schaarpoten sterk ontwikkeld, en voorzien van een forse dot haren (bij het vrouwtje iets minder dicht). | Afmetingen: tot 8,5 cm breed rugschild.
Kleur: Grijsgroene tot donkerbruin.
Rugschild: Vierkant.
Vorm: Langs de zijkant van het rugschild aan beide zijden 4 tanden (achterste 2 minder opvallend), en aan de voorkant tussen de ogen ook 4 (2 maal 2) tanden. Looppoten normaal ontwikkeld en niet sterk verschillend. Schaarpoten sterk ontwikkeld, en voorzien van een forse dot haren (bij het vrouwtje iets minder dicht). | | | Leeft zowel in stilstaande als stromende wateren, meestal in de buurt van de oever, vanwege meer schuilmogelijkheden en aanwezigheid van voedsel. De paaitijd is in het najaar in zoete en brakke wateren. De vrouwtjes trekken daarna naar zee. In deze tijd zijn ze vaak op strand te vinden, waar ze het volgende voorjaar hun eieren loslaten. De jonge krabben gaan terug naar het zoete water. Daarbij kunnen ze ver de rivieren op gaan, voornamelijk 's nachts. Na 2-5 jaar zijn de dieren volwassen. | | 107451 | Soortenalbum | Nederland | Zoutwater|Brakwater|Zoetwater | MOO |
Citroengeel mosdiertje
Amathia citrina
/Geel%20mosdiertje_Bowerbankia%20citrina_Oosterschelde_Strijenham_23-07-2018_Stefan%20Vrhyn.jpg)
Lees verder...
|
Citroengeel mosdiertje
Amathia citrina
Kolonievormende mariene soort. Karakteristiek zijn de citroengeel kleurige individuen (zoïden).
Lees verder...
| Citroengeel mosdiertje | Amathia citrina | Kolonievormende mariene soort. Karakteristiek zijn de citroengeel kleurige individuen (zoïden). | | | | | | 851584 | Soortenalbum | Nederland | Zoutwater | MOO |