Search
Search

Flora en Fauna soorteninformatie

 
Zoeken
 
 
Zoeken


Gebied
Biotoop
Project

 
   
 
Groepen
 
 
Terug
 
   
 
Soorten
 
 
Data pager
Data pager
Page size:
PageSizeComboBox
select
 105 items in 6 pages
ZoekbeeldKenmerken
 
               
Data pager
Data pager
Page size:
PageSizeComboBox
select
 105 items in 6 pages
Alikruik
Littorina littorea


Lees verder...
Alikruik
Littorina littorea
Mariene huisjesslak. Tot 4 cm, meestal ca. 2,5 cm. Stevige, samengedrukt kegelvormige horen met 6-7 bolle windingen en een spitse top. Bruingrijs met horizontale kleurbanden, mondopening wit. Vage, meestal ondiepe platte ribben en groeven. Geen navel. Operculum spits ovaal, hoornachtig bruin. Algemeen langs hele kust op hard substraat in het litoraal, het meest in slikgebieden.

Lees verder...
Littorina littoreaMariene huisjesslak. Tot 4 cm, meestal ca. 2,5 cm. Stevige, samengedrukt kegelvormige horen met 6-7 bolle windingen en een spitse top. Bruingrijs met horizontale kleurbanden, mondopening wit. Vage, meestal ondiepe platte ribben en groeven. Geen navel. Operculum spits ovaal, hoornachtig bruin. Algemeen langs hele kust op hard substraat in het litoraal, het meest in slikgebieden.

Afmetingen: H. 4 cm, B. 3,5 cm. Meestal kleiner, ca. 2.5 cm.
Schelpkleur: Bruingrijs tot geelgrijs met donkere  en lichtere horizontale kleurbanden. Soms bruinrood of geel. Mondopening wit.
Schelpvorm: Stevige, dikschalige horen met 6-7 bolle windingen en een scherpe top. Mondopening eivormig. Hoornachtig operculum (sluitplaat). Geen navel.
Sculptuur: Vlakke spiraalribben en groeven.
Overig: Het dier is lichtgrijs en heeft gestreepte koptentakels. Dezesoort wordt ook door de mens gegeten.

 Arctisch Gebied, Witte Zee, Gosenland, Groot-Brittannië en Noordzee, Atlantische Oceaan tot Spanje. Ook aan de Amerikaanse oostkust van Labrador tot New Jersey. In Nederland algemeen in het Waddengebied en de Zeeuwse wateren. Schaarser, plaatselijk zelfs zelfs ontbrekend langs de Noordzeekust van Noord- en Zuid-Holland. Leeft vooral in het litoraal tussen de hoog- en laagwaterlijn op hard substraat in de getijdenzone, tot een diepte van enkele meters beneden de laagwaterlijn. Vooral op golfbrekers en dergelijke. Ook op zandige of slikbodems. De dieren zijn omnivoor en het voedsel bestaat uit wieren als Zeesla en darmwieren. Maar ook detritus, diatomeeën en larven van zeepokken worden gegeten. Soms massaal aanwezig in slikgebieden, waar ze bij afgaand water fourageren en later tijdens het droogvallen beschutting zoeken. Vastgehecht aan hard substraat kunnen ze, afgesloten met het operculum, droogvallen goed doorstaan.
De dieren zijn van gescheiden geslacht. Bevruchting inwendig door copulatie van mannelijke en vrouwelijke individuen, meestal ’s nachts bij hoogwater. Ei-afzetting kan het hele jaar door plaatsehebben, maar stopt gewoonlijk bij lage temperaturen in de winter. De eieren worden afgezet in stevige lensvormige capsules, met in een geleiachtige massa meestal 3-4 (maximaal 9) kleurloze eieren. De dieren zijn geslachtsrijp na 1-2 jaar. Leeftijd 5-10 jaar (in aquaria tot 20 jaar).
 140262SoortenalbumNederlandZoutwaterMOO|SMP|ANM
Amerikaanse oesterboorder
Urosalpinx cinerea


Lees verder...
Amerikaanse oesterboorder
Urosalpinx cinerea
<p>Mariene huisjesslak: Tot 40 mm. Grijswit tot bruin, soms donker gevlekt. Ribben soms lichter. Mondopening vaak paarsbruin. Stevige horen met 7-8 bolle windingen. Top spits, mondopening ovaal. Sifokanaal gootvormig, niet gesloten. 10-12 golvende,&nbsp;naar onderen vervagende ribben, gekruist door 16-18 dunne spiraalribben. Litoraal en sublitoraal in oestergebied in Zeeland.</p>

Lees verder...
Urosalpinx cinerea

Mariene huisjesslak: Tot 40 mm. Grijswit tot bruin, soms donker gevlekt. Ribben soms lichter. Mondopening vaak paarsbruin. Stevige horen met 7-8 bolle windingen. Top spits, mondopening ovaal. Sifokanaal gootvormig, niet gesloten. 10-12 golvende, naar onderen vervagende ribben, gekruist door 16-18 dunne spiraalribben. Litoraal en sublitoraal in oestergebied in Zeeland.

Afmetingen: H. tot 40 mm, B. tot 20 mm, meestal kleiner.
Schelpkleur: Grijswit tot donkergrijs, geelbruin, donkerbruin, soms met donkere vlekken; ribben vaak iets lichter. Kleine exemplaren tot 1 cm hoog vaak paarsachtig. Mondopening donkerder, tot paarsbruin, iets glanzend. Operculum hoornachtig, bruin.
Schelpvorm: Stevige horen met 7-8 bolle, onregelmatige windingen. Top vrij spits, mondopening ovaal, met een gootvormig, niet gesloten sifokanaal. Mondrand iets verdikt, met tot 6 bredere ribbels.
Sculptuur: Oppervlak ruw, met op de laatste winding 10-12 golvende ribben die naar de onderkant vervagen. Daarnaast hier en daar sterke groeilijnen en 16-18 dunne maar duidelijke spiraalribben. Mondopening ovaal, bovenaan iets toegespitst.
Dier: Crèmekleurig tot lichtoranje met donkerdere vlekken op mantelranden en tentakels. Koptentakels plat, aan de uiteinden slank. Ogen op een derde van de kop op het bredere deel van de tentakels. Mantelrand met aan de linkerkant een korte sifo. Voet vooraan afgerond en iets verdikt, met een inkeping voor het boororgaan.

Sinds 2009 gevonden in en bij de oude oesterputtenbij Gorishoek in de Oosterschelde. Er zijn nog geen aanwijzingen dat deze soort hier sterk toeneemt en/of het areaal uitbreidt. Dit zal vooral te maken hebben met de geringe dispersiecapaciteit.

 

Exoot, afkomstig van de oostkust van Amerika, tussen Prince Edward Island en Florida. Met de oestercultuur wijder verspreid en nu tevens voorkomend tussen British Columbia en San Francisco. In 1927 voor het eerst aangetroffen in Groot-Brittannië op oesterpercelen van Essex en Kent, geïmporteerd met de Amerikaanse oestersoort Crassostrea virginica. In Nederland voor het eerst gevonden in de Oosterschelde bij Gorishoek. De natuurlijke verspreiding is traag, doordat volwassen slakken slechts geringe afstanden afleggen en tevens doordat verplaatsing over zachtebodems voor deze soort problematisch is.Vaak op en rond op oesterbedden, op hard substraat. Vanaf iets boven de laagwaterlijn tot een diepte van ca. 40 m. De soort leeft van oesterbroed, met afmetingen tot ca. 20 mm en van zeepokken, Muiltjes en andere mollusken en zijn in staat om gaten in de schelpen te borenop vergelijkbare wijze als de Purperslak.
De dieren zijn van gescheiden geslacht. Vrouwtjes groeien sneller en worden groter. Voortplanting begint bij watertemperaturen boven 12° Celsius in mei-juni. De wijfjes produceren tot 40 vaasvormige eikapsels die in de getijdenzone op een vaste ondergrond worden bevestigd. Eieren komen uit na ca. 8 weken. Geen pelagisch veligerlarvenstadium. Wanneerde watertemperatuur onder de 5º Celsius zakt gaat het dier in de modder in winterslaap. Leeftijd: tot 13-14 jaar.
 140429SoortenalbumNederlandZoutwaterSMP|Exoten
Amerikaanse schijfhoren
Gyraulus parvus


Lees verder...
Amerikaanse schijfhoren
Gyraulus parvus
Zoetwaterslak. Exoot / ingevoerde soort. Tot 3,8 mm. Hoornkleurig, geelbruin. Klein, schijfvormig huisje. Dunschalig met 4-5 matig bolle windingen. Mondopening iets omgebogen. Sculptuur van onregelmatige spiraallijntjes en groeilijnen. In sloten en andere wateren met onderwatervegetatie. Nog slechts een paar keer gevonden. Mogelijk uitbreidend.

Lees verder...
Gyraulus parvusZoetwaterslak. Exoot / ingevoerde soort. Tot 3,8 mm. Hoornkleurig, geelbruin. Klein, schijfvormig huisje. Dunschalig met 4-5 matig bolle windingen. Mondopening iets omgebogen. Sculptuur van onregelmatige spiraallijntjes en groeilijnen. In sloten en andere wateren met onderwatervegetatie. Nog slechts een paar keer gevonden. Mogelijk uitbreidend.

Afmetingen: H 1,3; B3,8 mm.
Schelpkleur: Hoornkleurig, geelbruin. Glanzend.
Schelpvorm: Klein, schijfvormig huisje. Dunschalig met 4-5 matig bolle windingen. Mondopening iets naar voren gebogen. Navel zeer wijd. De sculptuur bestaat uit fijne onregelmatige spiraallijntjes en groeilijnen.

 Ingevoerde soort (Noord-Amerika). In Nederland (nog) schaars, maar breidt zich vermoedelijk, net als in omringende landen, uit.
ANEMOON verspreidingsatlas weekdieren: Amerikaanse schijfhoren
Leeft in zoet water.  Bij Afferden gevonden in een schone sloot met diverse waterplanten. 593136SoortenalbumNederlandZoetwaterANM|Exoten
Asgrauwe tolhoren
Gibbula cineraria


Lees verder...
Asgrauwe tolhoren
Gibbula cineraria
Mariene huisjesslak. Tot 17 mm, meestal kleiner. Vuilwit met paarsrode schuine streepjes. Mond parelmoerkleurig. Operculum rond, bruin. Stevige kegelvormige horen, met 5-7 matig bolle windingen en een wat hoekige mond. Navel nauw, maar diep. Oppervlak met ondiepe spiraalribben. In Zeeland lokaal op hard substraat (ingevoerd). op het strand fossiel (Eemien).

Lees verder...
Gibbula cinerariaMariene huisjesslak. Tot 17 mm, meestal kleiner. Vuilwit met paarsrode schuine streepjes. Mond parelmoerkleurig. Operculum rond, bruin. Stevige kegelvormige horen, met 5-7 matig bolle windingen en een wat hoekige mond. Navel nauw, maar diep. Oppervlak met ondiepe spiraalribben. In Zeeland lokaal op hard substraat (ingevoerd). op het strand fossiel (Eemien).Afmetingen: H. tot 17 mm, B. tot 17 mm.
Schelpkleur: vuilwit, met een patroon van paarsrode schuin weglopende streepjes. Binnenzijde van de mond parelmoerkleurig. Operculum rond, hoornachtig, bruin.
Schelpvorm: Stevige, min of meer regelmatig gewondenkegelvormige horen, met 5-7 matig bolle windingen. De mondopening is hoekig tot vierkant. Er is een nauwe maar duidelijke en diepe, ronde navel.
Sculptuur: Het schelpoppervlak is meestal bezet met een variabel aantal ondiepe spiraalribben.

Dier:
kop met een verlengde snuit. Koptentakels lang, aan de basis liggen op een korte verhoging de ogen. Voet ovaal, met 3 paar voettentakels. Lichaamskleur crèmewit tot geelgrijs, met paarsige, golvende, dwarsgestreepte vlekken op voet, snuit en ringvormige strepen op de tentakels.
 

Van Noorwegen en IJsland tot Portugal, Gibraltar en Marokko. Aan de vastelandszijde van het Noordzeebekken uitgestorven sinds het Eemien, ca. 100.000 jaar geleden. Vanaf halverwege de jaren 70  bij Yerseke door de schelpdierhandel en -kweek aangevoerd met Oesters, Mossels. In het wild gevonden in 1994. Inmiddels op diverse plaatsen in het Oosterscheldegebied aanwezig op stenen van dijken, op schelpen (oesters) en tussen rood- en bruinwieren, waaronder Gezaagde zee-eik en Japans bessenwier.

Op het strand: Bereikt onze kust soms op drijvende voorwerpen, wier en in eieren van de Wulk, vermoedelijk grotendeels van de Franse of Engelse kusten. Lege fossiele huisjes spoelen frequent aan langs de hele kust en stammen uit het Eemien (Pleistoceen).

Bewoner van rotskusten. Vooral aanwezig langs deels zandige kusten. De dieren leven vooral op beschutte plaatsen onder bruin- en roodwieren in de getijdenzone en in rotspoelen, vanaf iets beneden de laagwaterlijn tot diepten van meer dan100 m. Het voedsel bestaat uit algen en detritus. De dieren zijnvan gescheiden geslacht. Ei-afzetting en bevruchting in de Noordzee waarschijnlijk vooral in het voorjaar. Ronde geelwitte eieren. De soort kan ten minste 3 jaar oud worden. 141782SoortenalbumNederlandZoutwaterMOO|LIMP|SMP|Exoten
Basters drijfslakje
Heleobia stagnorum


Lees verder...
Basters drijfslakje
Heleobia stagnorum
Huisjesslak uit brak tot bijna zoet water. Tot&nbsp; 6,5 mm. Glanzend wit, soms doorschijnend. Vaak met aangroeiing. Opperhuid bruin. Operculum lichtbruin. Dunschalig, torenvormig, tot 7 matig bolle windingen. Top spits, mondopening ovaal, bovenin spitser. Mondrand onverdikt. Navel nauw. Groeilijnen en minieme spiraallijntjes. Leeft plaatselijk in binnendijks brak water (Zeeland). Verder niet uit Nederland bekend.

Lees verder...
Heleobia stagnorumHuisjesslak uit brak tot bijna zoet water. Tot  6,5 mm. Glanzend wit, soms doorschijnend. Vaak met aangroeiing. Opperhuid bruin. Operculum lichtbruin. Dunschalig, torenvormig, tot 7 matig bolle windingen. Top spits, mondopening ovaal, bovenin spitser. Mondrand onverdikt. Navel nauw. Groeilijnen en minieme spiraallijntjes. Leeft plaatselijk in binnendijks brak water (Zeeland). Verder niet uit Nederland bekend.Afmetingen: H. tot 6,5 mm, B. tot 3 mm.

Schelpkleur: Glanzend wit, zeer licht geelachtig of doorschijnend en kleurloos. Vaak met aangroeiing op de schelp. Opperhuid geelbruin, schilferig. Operculum hoornachtig, lichtbruin.
Schelpvorm: Dunschalig, torenvormig horentje, met tot 7 matig bolle windingen. Top spits, mondopening ovaal, bovenin toegespitst. Mondrand dun, onverdikt. Navel zeer nauw. Behalve groeilijnen ook minieme spiraallijntjes.

Dier: Zie Opgezwollen brakwaterhorentje, echter de lichte velden, bestaande uit kleine gele pigmentstippen, ontbreken, het oog is ovaal, iets groter dan bij Ecrobia ventrosa en ligt niet op een verhoogde tentakelbasis. Lichaamskleur variabel, egaal licht tot donkergrijs. Snuit vaak donkerder, met lichter uiteinde. Details in de kop-pigmentatie en vooral de gele pigmentkorrels in de tentakels zijn als onderscheidingskenmerk met het Opgezwollen brakwaterhorentje te gebruiken.

 Bekend uit Noordwest-Duitsland en het Middellandse-Zeegebied. In Nederland een zeldzame brakwatersoort, die in Zeeland voorkomt in verscheidene binnendijks gelegen brakke kreken, wielen, watergangen en inlagen. Er zijn geen recente meldingen uit het Waddengebied of van de Hollandse kusten bekend.Brakwatersoort die een brede range van zoutgehalten verdraagt. In Nederland in brak water met een zoutgehalte tussen 2,6 en 13,2‰. Veel lagere, maar ook hogere waarden worden (tijdelijk) ook geaccepteerd. Gewoonlijk van gescheiden geslacht, echter ook voortplanting door zelfbevruchting is waargenomen. De eikapsels bevatten één ei en worden onder andere op de schelpen van soortgenoten afgezet. Geen pelagisch larvenstadium. De verdere levenscyclus is niet goed bekend. 153928SoortenalbumNederlandZoutwaterSMP|ANM
Blauwgestreepte schaalhoren
Patella pellucida


Lees verder...
Blauwgestreepte schaalhoren
Patella pellucida
Mariene huisjesslak. Tot 7 mm. Lichtbruin, met 2-8, (zelden 10) stralende lichtblauwe tot groene,&nbsp;onderbroken kleurlijnen. Mutsvormige schelp met stompe top. Geen operculum. Lijkt glad, maar bij vergroting is vaak een radiaire sculptuur te zien. Soms met sterkere ribben. Naast de ovale dunschalige vorm is er een dikschaliger, meer ronder vorm (forma <em>laevis</em> Pennant). Leeft op grote bruinwieren. In Nederland uiterst zeldzaam. Wel regelmatig op aangespoeld wier.

Lees verder...
Patella pellucidaMariene huisjesslak. Tot 7 mm. Lichtbruin, met 2-8, (zelden 10) stralende lichtblauwe tot groene, onderbroken kleurlijnen. Mutsvormige schelp met stompe top. Geen operculum. Lijkt glad, maar bij vergroting is vaak een radiaire sculptuur te zien. Soms met sterkere ribben. Naast de ovale dunschalige vorm is er een dikschaliger, meer ronder vorm (forma laevis Pennant). Leeft op grote bruinwieren. In Nederland uiterst zeldzaam. Wel regelmatig op aangespoeld wier.Afmetingen: H. tot 7 mm, B. tot 20 mm.
Schelpkleur: Lichtbruin tot hoornkleurig, bij jonge dieren deels doorschijnend. Vanuit de top lopen 2-8, (zelden 10) stralende lichtblauwe tot groene, onderbroken kleurlijnen.

Schelpvorm: Dunschalige tot meer stevige, mutsvormige schelp. De top is stomp en ligt vrij dicht bij de achterrand. De schelp lijkt glad met alleen duidelijke groeilijnen en -banden, maar bij vergroting is vaak een fijne radiaire sculptuur te zien. Naast de  ovale dunschalige vorm is er een dikschaliger, meer ronder vorm, die ook groter wordt (forma laevis Pennant).

Dier: mantelranden deels met franjevormige tentakels. Kop met brede snuit, koptentakels weinig buitende schelp uitstekend en slank, iets afgeplat, met kleine ogen aan de basis. Lichaamskleur grijswit tot crème, kop en voetrand soms donkerder geel totbruin. Geen operculum.

 IJsland, Noorwegen, Atlantische kust van Groot-Brittannië en Frankrijk tot Portugal. Zeldzaam in het westelijk deel van de Middellandse Zee en langs de Afrikaanse westkust. De soort leeft vooral in wat koudere wateren. In de Noordzee onder meer op Helgoland en langs de Noordzeekust van Groot-Brittannië. Uit Nederlandse voornamelijk bekend van vaak nog levende dieren, die op het strand aanspoelden op wieren als Knotswier en Laminaria. Autochtoon bekend van uit de Waddenzee gevist Veterwier Chorda filum.Langs rotskusten, vastgehecht op bruinwieren. De soort prefereert zilte plaatsen met een sterke waterbeweging in het sublitoraal. Van iets beneden de laagwaterlijn tot een diepte van ca. 30 m. Vooral aanwezig op Laminaria-achtig zeewier, zoals Suikerwier Saccharina latissima en Vingerwier Laminaria digitata. Ook gevonden op wieren uit het geslacht Fucus en op Riemwier Himanthalia elongata. Het voedsel bestaat uit de bruinwieren en detritus.

Afwijkend van dan veel andere schaalhorens zijn de dieren gedurende hun hele leven van gescheiden geslacht. Voortplanting in het voorjaar. Eieren vormen een groengele, geleiachtige massa, met een dun membraam, afgezet in het plankton.

Het verschil tussen de typische dunschalige kom- of badkuipvorm en de dikkere, meer mutsvormige f. laevis wordt veroorzaakt door de plaats op het wier waar de dieren zich na het larvale stadium vasthechten. Dieren in holten in de nerf van het wier ontwikkelen zich tot de forma laevis, dieren die op de bladen van het wier zitten tot de typische dunschalige vorm.

 147459SoortenalbumNederlandZoutwaterMOO|LIMP|SMP
Boothoren
Scaphander lignarius


Lees verder...
Boothoren
Scaphander lignarius
Mariene huisjesslak. Tot 15 mm. Tamelijk dunwandige&nbsp; maar stevige schelp met een zeer wijde mondopening. De laatste winding sluit alle voorgaande in. De mondrand steekt een weinig boven de schelp uit. De top ligt geheel verzonken. Boven- en onderkant afgerond. Sculptuur van vage groeven. Noordzee, dieper water.

Lees verder...
Scaphander lignariusMariene huisjesslak. Tot 15 mm. Tamelijk dunwandige  maar stevige schelp met een zeer wijde mondopening. De laatste winding sluit alle voorgaande in. De mondrand steekt een weinig boven de schelp uit. De top ligt geheel verzonken. Boven- en onderkant afgerond. Sculptuur van vage groeven. Noordzee, dieper water.Afmetingen: H. tot 15 mm, B. tot 9 mm.
Schelpkleur: Crèmewit, met in de spiraalgroeven donkerbruine lijntjes. De mondopening is van binnen wit. Opperhuid bruingrijs tot roestbruin.
Schelpvorm: Tamelijk dunwandig maar stevige horen, met een zeer wijd oorvormig uitgegroeide laatste winding die de eerdere windingen volledig insluit. Geen top: deze ligt verzonken in de schelp. Boven- en onderkant afgerond. Geen operculum.
Sculptuur:  fijne spiraalgroefjes, deels opgebouwd uit putjes. Daarnaast in de lengte fijnere groeilijnen.

Dier: In kruipende toestand tot ruim 18 mm. Kopschild lang, ovaal afgerond, voorzijde in het midden wat ingedeukt. Aan de achterkant uitlopend in langwerpig-driehoekige, brede tentakelvormige flappen die de voorkant van de schelp voor een deel afdekken. Mondopening met een rasptong, in de maag zitten drie onverkalkte, hoornachtige kauwplaten. Voet met aan de zijkanten grote, lange, dunne flappen die de schelp over de gehele lengte omvatten, maar elkaar bovenop niet raken. Aan de achterzijde nog een achterste flap (pallial lobe) die de topzijde van de schelp deels kan omvatten. Lichaamskleur grijswit met een geeloranje of bruinachtige zweem.
 

Van Noorwegen en IJsland tot de Canarische Eilanden. Ook in de Middellandse Zee. Van deze soort bestaan slechts weinig meldingen van het NCP. Deze zijn alle afkomstig uit dezelfde 10 x 10 km-hokken in het centrale deel. Recente waarnemingen komen uit een 10 x 10 km-hok in het noordelijke deel van het NCP.

Op het strand: Uiterst zeldzaam en vermoedelijk groetendeels fossiel.

Van het sublitoraal tot een diepte van 1.500 m. De soort komt voor op fijnzandige, vaak slibrijke sedimenten. De dieren zijn ongetwijfeld carnivoor, maar het voedsel is onbekend. Zelf vormen ze voedsel voor onder meer kabeljauwachtigen. Over de voortplanting, het voortplantingsseizoen, de groei en levensduur konden geen gegevens worden getraceerd. Hoogstwaarschijnlijk zijn de dieren hermafrodiet en worden ze meerdere jaren oud. 139488SoortenalbumNederland SMP|ANM
Bos-glimslak
Zonitoides arboreus


Lees verder...
Bos-glimslak
Zonitoides arboreus
<p>Landslak. Exoot/ingevoerde soort in Nederland. Tot 5 mm. Geelbruin, glimmend, iets doorschijnend. Huisje schijfvormig met tot 4,5 iets verhoogde beginwindingen en een diepe navel. Laatste winding iets samengedrukt en soms licht gekield. Sculptuur van onregelmatige fijne spiraallijntjes en groeilijnen. Op vochtige plaatsen in bossen (ook in naaldbos). Soms ingevoerd met tuinplanten. [Ook bekend van St. Eustatius - Bes-eilanden] </p>

Lees verder...
Zonitoides arboreus

Landslak. Exoot/ingevoerde soort in Nederland. Tot 5 mm. Geelbruin, glimmend, iets doorschijnend. Huisje schijfvormig met tot 4,5 iets verhoogde beginwindingen en een diepe navel. Laatste winding iets samengedrukt en soms licht gekield. Sculptuur van onregelmatige fijne spiraallijntjes en groeilijnen. Op vochtige plaatsen in bossen (ook in naaldbos). Soms ingevoerd met tuinplanten. [Ook bekend van St. Eustatius - Bes-eilanden]

  Nederland (ingevoerd: exoot). BES-eilanden. St. Eustatius.  819980SoortenalbumNederlandLandANM
Bron-blaashoren
Physa fontinalis


Lees verder...
Bron-blaashoren
Physa fontinalis
Zoetwater-huisjesslak. Tot 12 mm. Lichtbruin, glanzend, het dier is door de wand zichtbaar. Linksgewonden huisje. Geen navel. Alleen vage groeilijntjes. Bij het kruipende dier zijn de mantelflappen als vingers om de schelp heengeslagen.

Lees verder...
Physa fontinalisZoetwater-huisjesslak. Tot 12 mm. Lichtbruin, glanzend, het dier is door de wand zichtbaar. Linksgewonden huisje. Geen navel. Alleen vage groeilijntjes. Bij het kruipende dier zijn de mantelflappen als vingers om de schelp heengeslagen.Afmetingen: H tot 12, B tot 7 mm.
Schelpkleur: Lichtbruin of hoornbruin, glanzend, doorschijnend: het dier is door de wand zichtbaar.
Schelpvorm:
Linksgewonden huisje met 4-5 bolle windingen. De laatste is sterk opgeblazen en neemt 3/4 van de totale hoogte in. De top is  stomp, de voorgaande windingen zijn afgerond en steken maar weinig boven de lichaamswinding uit. De mondopening is scherp en niet of nauwelijks verdikt. Geen navel. Geen afsluitplaatje (operculum) in de mond.
Sculptuur: Geen sculptuur, alleen vage groeilijntjes.
Dier: Bij het kruipende dier zijn de mantelflappen als vingers om de schelp heengeslagen.
 Algemeen in het hele land, het minst bekend uit Zeeland.

Bron-blaashoren, Phyta fontinalis, ANEMOON verspreidingsatlas Weekdieren.
Leeft vooral in stilstaande en zwak bewogen wateren met veel plantengroei. Kan enige vervuiling en verzilting verdragen. 248248SoortenalbumNederlandZoetwaterMOO
Chinees hoedje
Calyptraea chinensis


Lees verder...
Chinees hoedje
Calyptraea chinensis
Mariene huisjesslak. Tot 15 mm (diameter). Wit tot cr&eacute;me, opperhuid lichtgeel. Qua vorm een verbreed, plat, puntig rond hoedje, zoals in Aziatische landen wordt gedragen. Een deels gedraaid schot dekt een deel van de mondopening aan de binnenkant af. Oppervlak met groeilijnen en soms knobbeltjes. Dier met korte snuit. Platte, korte koptentakels, het oog aan de basis. Voet ovaalrond. Lichaamskleur bleekwit tot geelachtig, soms roze. Zelden, aangevoerd met materiaal schelpdiervisserij (Oosterschelde).

Lees verder...
Calyptraea chinensisMariene huisjesslak. Tot 15 mm (diameter). Wit tot créme, opperhuid lichtgeel. Qua vorm een verbreed, plat, puntig rond hoedje, zoals in Aziatische landen wordt gedragen. Een deels gedraaid schot dekt een deel van de mondopening aan de binnenkant af. Oppervlak met groeilijnen en soms knobbeltjes. Dier met korte snuit. Platte, korte koptentakels, het oog aan de basis. Voet ovaalrond. Lichaamskleur bleekwit tot geelachtig, soms roze. Zelden, aangevoerd met materiaal schelpdiervisserij (Oosterschelde).Afmetingen: H. tot 6 mm, B. tot 15 mm (diameter).
Schelpkleur: Van buiten wit tot crémegeel, met een lichtgele opperhuid, binnenzijde glanzend wit.
Schelpvorm: Vrij dunschalige, laag kegelvormige schelp in de vorm van een min of meer rond, verbreed, plat, puntig hoedje, zoals in Aziatische landen veel wordt gedragen. Mondopening in vorm aangepast aan de ondergrond, vaak min of meer rond. Aan de binnenkant bevindt zich een karakteristiek, gedeeltelijk gedraaid schot dat een deel van de mondopening afdekt.

Sculptuur:  Het schelpoppervlak is glad met groeilijnen, maar kan ook bedekt zijn met vage tot scherpe knobbeltjes.

Dier: Korte snuit. Platte, korte koptentakels, met het oog aan de basis. Voet ovaalrond. Lichaamskleur bleekwit tot geelachtig, soms roze.

 Van de Britse Eilanden tot de Canarische Eilanden en verder zuidwaarts tot Congo. Ook in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee. In Nederland in het verleden incidenteel een aantal keren levend in Zeeland aangetroffen op oesterbanken nabij Yerseke, vermoedelijk via import door de schelpdierindustrie. Ook later enkele keren levend aangetroffen op schelpen in de Oosterschelde. Daarnaast als vers aangevoerd materiaal bekend van de Kalkbranderij Yerseke en als fossiel van diverse plaatsen in Zeeland.Onder in de getijdenzone en in het sublitotraal, tot diepten van enkele tientallen meters. Vastgehecht op hard substraat, bijvoorbeeld op schelpen of kleinere stenen. De dieren vangen met behulp van slijm kleine voedseldeeltjes uit het water, die op vergelijkbare wijze als bij het Muiltje naar de monddelen worden getransporteerd (zie aldaar). De dieren zijn protandrisch hermafrodiet; jonge dieren zijn mannetjes, die in de loop van hun bestaan veranderen in vrouwtjes. Er is sprake van broedzorg; de vrouwtjes houden de eieren tijdens hun ontwikkeling onder de schelp of blijven dicht in de buurt. Na het uitkomen van de eitjes kruipen de larven meteen rond over het substraat. Er is geen pelagisch larvenstadium. 138961SoortenalbumNederlandZoutwaterSMP|ANM
Chinese moerasslak
Cipangopaludina chinensis


Lees verder...
Chinese moerasslak
Cipangopaludina chinensis
Zoetwaterslak. Exoot / ingevoerde soort. Tot 7 cm. (Grootste zoetwaterslak in Nederland). Egaal licht- tot (zeer) donkerbruin. G&eacute;&eacute;n horizontale kleurbanden. Relatief dunschalig met 6-7 bolle windingen. Mondopening peervormig. Operculum hoornachtig. Sculptuur van onregelmatige groeilijnen en (soms) oude mondranden. Stilstaande en iets bewogen wateren met modderbodems en onderwatervegetatie. Ingevoerd met aquariummateriaal. Vermoedelijk uitbreidend.

Lees verder...
Cipangopaludina chinensisZoetwaterslak. Exoot / ingevoerde soort. Tot 7 cm. (Grootste zoetwaterslak in Nederland). Egaal licht- tot (zeer) donkerbruin. Géén horizontale kleurbanden. Relatief dunschalig met 6-7 bolle windingen. Mondopening peervormig. Operculum hoornachtig. Sculptuur van onregelmatige groeilijnen en (soms) oude mondranden. Stilstaande en iets bewogen wateren met modderbodems en onderwatervegetatie. Ingevoerd met aquariummateriaal. Vermoedelijk uitbreidend.

Afmetingen: H. tot 7 mm, B. tot 5,5 mm.
Schelpkleur: Egaal bruin tot zeer donkerbruin. Geen horizontale kleurbanden zoals bij de andere moerasslakken. Operculum hoornachtig, lichtbruin.
Schelpvorm: Relatief dunschalig. Kegelvormig, met tot 7 matig bolle windingen. Top spits, mondopening peervormig. Navel open, smal, rond. Behalve groeilijnen ook vaak oude mondranden op de laatste winding.

Dier: Grijsachtig, bruingrijs met vooral op de koptentakels gele, oranje of goudkleurige stippen. Het oog zit op de verdikte basis van de voelsprieten.

 Het oorspronkelijk leefgebied ligt in zuidoost Azië. Het omvat China, Taiwan, Korea en Japan. Als exoot is de slak inmiddels ook bekend uit Canada, de VS en Hawaï. In Europa is Nederland nu nog het enige land waar deze soort zich in de vrije natuur heeft weten te vestigen. Inmiddels is de Chinese moerasslak bekend van een tiental Nederlandse lokaties. Voor het eerst gemeld in 2010 uit Eijsden (Limburg). Later bleek de oudste vondst uit 2008 te zijn. Aangenomen wordt dat de dieren via tuincentra of de aquariumhandel in de Nederlandse natuur terechtkwamen.Stilstaande en zwak bewogen wateren met een modderbodem, waarin de dieren zich gedeeltelijk ingraven. Ook gedurende de winter zitten ze in de bodem. De slakken zijn van gescheiden geslacht en bovendien eierlevendbarend (ovovivipaar). De eieren komen in de uterus van het moederdier tot ontwikkeling en pas enige tijd na het uitkomen verlaten de jongen, compleet met een huisje van enkele millimeters, het moederdier. Moerasslakken kunnen meerdere jaren leven (schattingen lopen uiteen van 5-15 jaar). 594807SoortenalbumNederlandZoetwaterANM|Exoten
Chinese schijfhoren
Gyraulus chinensis


Lees verder...
Chinese schijfhoren
Gyraulus chinensis
Zoetwater-huisjesslak. Exoot/ingevoerde soort. Tot 7 mm. Geelwit, lichtbruin, vaak wat doorschijnend. Schijfvormig met 3-4&nbsp; windingen. Sculptuur van fijne groeilijntjes, gekruist door spiraallijntjes. Exoot, enkele keren gevonden in het wild, daarnaast vrij algemeen in aquaria, kassen etc. Wordt verspreid met aquarium-planten e.d.

Lees verder...
Gyraulus chinensisZoetwater-huisjesslak. Exoot/ingevoerde soort. Tot 7 mm. Geelwit, lichtbruin, vaak wat doorschijnend. Schijfvormig met 3-4  windingen. Sculptuur van fijne groeilijntjes, gekruist door spiraallijntjes. Exoot, enkele keren gevonden in het wild, daarnaast vrij algemeen in aquaria, kassen etc. Wordt verspreid met aquarium-planten e.d.Afmetingen: H. tot  1,5 mm, B. tot 7 mm.
Schelpkleur: Geelwit tot lichtbruin, vaak wat doorschijnend, waarbij de doorschemerende mantel met zwarte pigmentvlekjes opvalt.
Schelpvorm: Schijfvormig huisje, met 3-4 langzaam toenemende windingen. De sculptuur bestaat uit fijne groeilijntjes, gekruist door spiraallijntjes. Geen operculum. Mondrand onverdikt.
Dier: Door het huisje is de mantel te zien met zwarte pigmentvlekjes.
 In het wild beperkt tot enkele meldingen uit Friesland en Noord-Holland (Gittenberger et al., 1998). Daarnaast bekend uit  kassen, aquaria, vijvers e.d.
[zie bij Opmerkingen: extra gegevens bij exoten]
Meren, diverse zoete wateren, stilstaand en stromend. Leeft op waterplanten 742049SoortenalbumNederlandZoetwaterANM|Exoten
Doorschijnend spiraalhorentje
Hyala vitrea


Lees verder...
Doorschijnend spiraalhorentje
Hyala vitrea
Mariene huisjesslak. Tot 3,5 mm. Hoornkleurig tot bleekwit, soms doorschijnend. Vaak met een roestkleurige aanslag. Dunwandig horentje met 6-7 vrij bolle windingen. De laatste winding omvat ongeveer 65% van de totale schelphoogte, de mondopening 33%. Top stomp, bij sommige exemplaren ontbrekend. Operculum ovaal, hoornachtig geelbruin. Het oppervlak lijkt glad, maar bij vergroting blijkt soms uiterst fijne spiraalsculpuur aanwezig. Verder van de kust in de Noordzee. Spoelt weinig aan.

Lees verder...
Hyala vitreaMariene huisjesslak. Tot 3,5 mm. Hoornkleurig tot bleekwit, soms doorschijnend. Vaak met een roestkleurige aanslag. Dunwandig horentje met 6-7 vrij bolle windingen. De laatste winding omvat ongeveer 65% van de totale schelphoogte, de mondopening 33%. Top stomp, bij sommige exemplaren ontbrekend. Operculum ovaal, hoornachtig geelbruin. Het oppervlak lijkt glad, maar bij vergroting blijkt soms uiterst fijne spiraalsculpuur aanwezig. Verder van de kust in de Noordzee. Spoelt weinig aan.Afmetingen: 3,5 X 1,5 mm.
Schelpkleur: Hoornkleurig tot bleekwit, soms wat glasachtig doorschijnend. Bij levende dieren bevindt zich vaak een roestkleurige aanslag op de bovenste windingen.
Schelpvorm: Dunwandig maar toch vrij stevig horentje met 6-7 vrij bolle windingen. De laatste winding neemt ongeveer 65% van de totale schelphoogte in beslag, de mondopening 33%. De top is stomp en ontbreekt bij sommige exemplaren. Operculum dun ovaal, hoornachtig geelbruin.
Sculptuur: Het oppervlak lijkt glad, maar bij vergroting blijkt soms uiterst fijne spiraalsculpuur aanwezig.
 

Het areaal strekt zich uit van Noorwegen en het Kattegat tot en met de Middellandse Zee. In de Noordzee ligt het zwaartepunt van de verspreiding in de Oestergronden, met name het zuidelijke deel daarvan. Ook in een smalle band ten zuiden daarvan is de soort op enkele plaatsen gevonden evenals op de Doggersbank. 

Op het strand: Vermoedelijk fossiele huisjes zijn bekend uit aanspoelsel in Zeeland. Daarnaast ook in fijn aanspoelsel op Texel en Ameland. Bij de Texelse vondsten gaat het om meerdere exemplaren.

Soort met een voorkeur voor fijnzandige en slibrijke sedimenten. In de Noordzee op diepten tussen 10 en 50 m. In zuidelijke streken dieper, tot 120 m. 140129SoortenalbumNederlandZoutwaterSMP|ANM
Draaikolk-schijfhoren
Anisus (Disculifer) vortex


Lees verder...
Draaikolk-schijfhoren
Anisus (Disculifer) vortex
Zoetwater-huisjesslak. Tot ca. 9 mm. Licht hoornbruin, soms lichter geelachtig. Vaak deels bedekt met donkere aanslag. Plat, schijfvormig horentje. De bovenkant is zeer plat, de onderzijde afgerond en hoekig. Bovenaan de windingen een duidelijke scherpe kiel. Op de windingen onregelmatige dwarslijntjes/groeilijntjes. Algemeen in heel Nederland in zoete, stilstaande tot zwak stromende wateren met rijke plantengroei.

Lees verder...
Anisus (Disculifer) vortexZoetwater-huisjesslak. Tot ca. 9 mm. Licht hoornbruin, soms lichter geelachtig. Vaak deels bedekt met donkere aanslag. Plat, schijfvormig horentje. De bovenkant is zeer plat, de onderzijde afgerond en hoekig. Bovenaan de windingen een duidelijke scherpe kiel. Op de windingen onregelmatige dwarslijntjes/groeilijntjes. Algemeen in heel Nederland in zoete, stilstaande tot zwak stromende wateren met rijke plantengroei.Afmetingen: H. tot 1,2 mm, B. tot 9,5 mm.
Schelpkleur: Licht hoornbruin, min of meer glanzend.
Schelpvorm: Plat, schijfvormig horentje met tot 7 langzaam toenemende, smalle windingen. De windingen zijn aan de bovenzijde (wanneer men zoals tegenwoordig gebruikelijk is het huisje linksgewonden bekijkt - zie opmerkingen) zeer plat, aan de onderzijde breder, meer afgerond en hoekig uitgetrokken. Er is een duidelijke, scherpe kiel. Deze zit niet in het midden maar langs de bovenrand. Sculptuur: Fijne, iets schuin verlopende dwarslijntjes/groeilijnen. Binnenin de laatste winding is bij vergroting een putjessculptuur zichtbaar.
 Algemene soort in heel Nederland.In zoete, stilstaande tot zwak stromende wateren met meestal veel plantengroei. Kan enige mate van verzilting en vervuiling doorstaan. 716345   [ 716345 ]SoortenalbumNederlandZoetwaterANM
Dwerg-drijfhorentje
Pusillina inconspicua


Lees verder...
Dwerg-drijfhorentje
Pusillina inconspicua
Mariene huisjesslak. Tot 3 mm. Glasachtig doorschijnend, cr&egrave;mewit of bleekwit, met duidelijk donkerrood of paars topje. Vaak dunschalig (soms veel dikker) horentje met 4-6 matig bolle windingen. Top spits, mondopening hoekig. Buitenlip vaak verdikt. Geen navel. Laatste winding vaak glad, maar soms met smalle (nu en dan ook bredere) verticale ribjes en soms onregelmatige spiraallijntjes. Dier met lange koptentakels, ogen op duidelijke verdikking aan de basis. Voet kort en smal, met 1 achtervoettentakel. Lichaamskleur cr&egrave;mewit of grijswit. Op wieren en/of hydropoliepen. Zeeland en Noordzee, zelden levend gemeld, maar spoelt veel vers/levend aan.

Lees verder...
Pusillina inconspicuaMariene huisjesslak. Tot 3 mm. Glasachtig doorschijnend, crèmewit of bleekwit, met duidelijk donkerrood of paars topje. Vaak dunschalig (soms veel dikker) horentje met 4-6 matig bolle windingen. Top spits, mondopening hoekig. Buitenlip vaak verdikt. Geen navel. Laatste winding vaak glad, maar soms met smalle (nu en dan ook bredere) verticale ribjes en soms onregelmatige spiraallijntjes. Dier met lange koptentakels, ogen op duidelijke verdikking aan de basis. Voet kort en smal, met 1 achtervoettentakel. Lichaamskleur crèmewit of grijswit. Op wieren en/of hydropoliepen. Zeeland en Noordzee, zelden levend gemeld, maar spoelt veel vers/levend aan.Afmetingen: H. tot 3 mm, B. tot 2 mm.
Schelpkleur: Glasachtig doorschijnend, crèmewit of bleekwit, met een duidelijk herkenbaar donkerrood of paars topje.
Schelpvorm: Vaak dunschalig (soms veel dikker) horentje met een variabele vorm en 4-6 matig bolle windingen. De top is spits, de mondopening hoekig tot bijna vierkant. Buitenlip vaak verdikt. Een navel ontbreekt of is nauw.

Sculptuur: Laatste winding vaak glad, maar soms met smalle (nu en dan ook bredere) verticale ribjes. Soms onregelmatige spiraallijntjes.

Dier: Koptentakels lang en dun, ogen op duidelijke verdikking aan de basis. Voet kort en vrij smal, met een enkele, lange slanke achtervoettentakel op het uiteinde. Lichaamskleur crèmewit of grijswit, met vale gele vlekken.

 

Van het Arctisch Gebied en de Oostzee tot de Azoren en de Middellandse Zee. In Nederland autochtoon bekend uit de Oosterschelde, waar de soort in 1989 en 1990 meerdere keren is aangetroffen op de duiklocatie ‘Weldamse weg’ op Obelia spec. De soort is nog maar weinig levend gemeld, vermoedelijk vanwege de geringe afmetingen, de gelijkenis met kleine huisjes van Wadslakje Peringia ulvae en het feit dat de soort vrij lastig te herkennen is. Ook bij Noordzeebemonsteringen zelden gevonden.

Op het strand: De dieren moeten in redelijke aantallen voorkomen in het sublitoraal, gezien de regelmaat waarmee vaak aanzienlijke aantallen huisjes met vleesresten, operculum en nog levende dieren aanspoelen in zeer fijn aanspoelsel op het strand. Mogelijk leven ze op organismen als hydropoliepen.

In het litoraal en (vooral) sublitoraal van rots- en zandkusten. Aangetroffen tot diepten van ruim 100 m. O.a. levend tussen roodwieren op hard substraat. Hoogstwaarschijnlijk echter ook tussen andere organismen, zoals hydropoliepen. Het voedsel bestaat onder andere uit diatomeeën, algen en detritus. De dieren zijn van gescheiden geslacht. De mannetjes zijn vaak iets kleiner. Voortplanting in noordelijker streken aan het einde van de zomer, in zuidelijker gebieden al eerder. Eieren afgezet in lensvormige eicapsules op divers substraat. Leeftijd: vermoedelijk eenjarig. 141334SoortenalbumNederlandZoutwaterSMP|ANM
Fluweelhoren
Velutina velutina


Lees verder...
Fluweelhoren
Velutina velutina
Mariene huisjesslak. Tot 15 mm. Geelwit tot paarsroze. Opperhuid geelbruin tot olijfgroen, bij levende dieren fluweelachtig, bij oud en dood materiaal vezelig of afgesleten. Dunschalige horen van 2-3 bolle windingen. De laatste winding is zeer groot en sluit de voorgaande grotendeels in. Schelpoppervlak met een grove of fijnere traliewerksculptuur. Zeldzame soort in Nederlandse wateren, o.a. te verwachten op de Klaverbank. Enkele keren als lege schelp aangespoeld.

Lees verder...
Velutina velutinaMariene huisjesslak. Tot 15 mm. Geelwit tot paarsroze. Opperhuid geelbruin tot olijfgroen, bij levende dieren fluweelachtig, bij oud en dood materiaal vezelig of afgesleten. Dunschalige horen van 2-3 bolle windingen. De laatste winding is zeer groot en sluit de voorgaande grotendeels in. Schelpoppervlak met een grove of fijnere traliewerksculptuur. Zeldzame soort in Nederlandse wateren, o.a. te verwachten op de Klaverbank. Enkele keren als lege schelp aangespoeld. Afmetingen: H. tot 13 mm, B. tot 15 mm.
Schelpkleur: Geelwit tot paarsroze, de binnenkant van de mond soms glanzend en vaak wat verkalkt. Opperhuid (periostracum) geelbruin tot olijfgroen, bij levende dieren fluweelachtig, bij oud en dood materiaal vezelig of afgesleten.
Schelpvorm: Dunschalige horen. 2-3 bolle windingen. De laatste winding is zeer groot en sluit de voorgaande grotendeels in. Aan de spilzijde van de mond een smalle strook eelt.

Sculptuur: Schelpoppervlak met een grove of fijnere traliewerksculptuur.

Dier: De tentakels liggen in een brede dwarsplooi en zijn lang, met een knopvormige verdikking aan de uiteinden. Ogen op een duidelijke en dikke verbreding aan de basis.

 

Een noordelijke soort. Van het Arctisch Gebied, het Skagerrak en het Kattegat tot in de Noordzee. Ook langs de Atlantische westkust van de Britse Eilanden tot in het Middellandse-Zeegebied. Elders langs de Amerikaanse oost- en westkust. In de Noordzee onder andere bij Helgoland in de ‘Tiefen Rinne’, maar ook op verspreide locaties ten westen van het NCP.

Op het strand: Zeldzaam. Lege schelpen zijn enkele malen aangespoeld gevonden.

De soort leeft zowel op een harde stenige bodem als in een slikkig milieu, vanaf het litoraal tot diepten van vele honderden meters. De dieren zijn carnivoor en voornamelijk te vinden tussen hun voedselsoorten. Dit zijn met name zakpijpen, zoals Ascidia virginea en soorten van het geslacht Styela die dezelfde kleur hebben als het dier. Daarnaast ook aabwezig op hydropoliepen als Penneschaft Tubularia indivisa. De slakken boren met hun voedingsslurf (proboscis) en rasptong (radula) door het sifonale deel van de zakpijpen en eten het vlees. Zakpijpen spelen ook bij de voortplanting een belangrijke rol. De dieren zijn simultaan hermafrodiet, zowel mannelijk als vrouwelijk, met volledig werkende geslachtsklieren (gonaden). Ze planten zich voort in het voorjaar en de zomer. De eieren worden afgezet in zelf uitgevreten holten in de wand van zakpijpen, vooral Styela en de ca 3 mm grote eikapsels liggen in het vlees van de zakpijp verzonken, uitgezonderd een door een kleine slijmprop afgesloten opening, die  aan het oppervlak van de zakpijp ligt. In elke capsule zitten meerdere eieren. 141905SoortenalbumNederlandZoutwaterSMP|ANM
Geaderde stekelhoren
Rapana venosa


Lees verder...
Geaderde stekelhoren
Rapana venosa
Mariene huisjesslak. Vaak ca 12,5 cm (maar kan tot 18 cm worden). Witachtig of bruin met donkerbruine, vaak onderbroken streepjes op de spiraalkoorden. Top vaak lichter. Mondopening vaak helder oranje. Bolle, stevige schelp met grote lichaamswinding. Mondopening groot, onderaan uitlopend in kort sifokanaal. Operculum langwerpig, hoornachtig. Windingen bovenaan met puntige knobbels, verder dwarsribben en dikkere en dunnere spiraalkoorden, waarop kleine knobbeltjes staan. Dier met duidelijke koptentakels en gespierde kruipvoet. Exoot. Mogelijk gevaar voor inheemse fauna. Breidt zich uit.

Lees verder...
Rapana venosaMariene huisjesslak. Vaak ca 12,5 cm (maar kan tot 18 cm worden). Witachtig of bruin met donkerbruine, vaak onderbroken streepjes op de spiraalkoorden. Top vaak lichter. Mondopening vaak helder oranje. Bolle, stevige schelp met grote lichaamswinding. Mondopening groot, onderaan uitlopend in kort sifokanaal. Operculum langwerpig, hoornachtig. Windingen bovenaan met puntige knobbels, verder dwarsribben en dikkere en dunnere spiraalkoorden, waarop kleine knobbeltjes staan. Dier met duidelijke koptentakels en gespierde kruipvoet. Exoot. Mogelijk gevaar voor inheemse fauna. Breidt zich uit.

Afmetingen: H. (vaak) 12,5 cm, B. 9 cm (maar kan tot 18 cm worden).
Schelpkleur: Witachtig of bruin met donkerbruine, vaak onderbroken streepjes op de spiraalkoorden. Top vaak lichter. Mondopening vaak helder oranje
Schelpvorm: Bolle, stevige schelp met een grote lichaamswinding. De Mondopening is groot, onderaan uitlopend in een open, kort sifokanaal.
Sculptuur: Dwarsribben en dikkere en dunnere spiraalribben, waarop kleine knobbeltjes staan. Boven aan de windingen staan op de dwarsribben puntige knobbels. Op de windingen staan spiraalkoorden, waarvan enkele iets dikker, met kleine knobbeltjes, vooral op de periferie van de lichaamswinding.

Dier: Duidelijke koptentakels en een zeer sterke, gespierde kruipvoet. Bovenzijde voet bruin gemarmerd, onderzijde lichter.

Deze soort bezig lijkt te zijn met een opmars en komt mogelijk ook al dichter onder de kust voor.

Exoot. Het oorspronkelijke leefgebied ligt in het noordwesten van de Grote Oceaan (Wladiwostok tot Taiwan). In de jaren 40 ongewild geïntroduceerd in de Zwarte Zee. Daarvandaan verspreid naar de Middellandse Zee. In 1998 gemeld uit het noordwesten van de Atlantische Oceaan (Chesapeake Bay). In 1999 uit Rio de la Plata, tussen Uruguay en Argentinië. In de drie genoemde gebieden hebben zich populaties gevormd. Onder meer bekend van Galicië (Spanje) en Bretagne (Frankrijk). Sinds 2005 bekend uit de Noordzee. Er werden al meerdere levende dieren opgevist, o.a. in 2005 ten westen van Scheveningen.

Op het strand: Inmiddels meerdre keren aangespoeld gevonden (lege schelpen: Zandvoort, 2011; IJmuiden, 2012).

Jonge dieren tot een lengte van 7 cm leven op harde zandbodems in wat dieper water. Grote dieren zoeken zachte bodems op. Overdag vaak ingegraven, met alleen de sifo boven de bodem. Vooral nachtactief, in troebel water ook overdag. De tolerantie voor lage en hoge temperaturen is groot. Er is een migratie naar warmer, dieper water in de winter en naar warmer, ondieper water in de zomer. Lage zoutgehaltes worden verdragen, evenals enige vervuiling en een verlaagd zuurstofgehalte. De dieren zijn carnivoor en kunnen grote prooidieren aan. Jonge exemplaren boren gaatjes in de schelpen van hun prooi. Oudere dieren omhullen de prooi geheel tot de schelp opengaat. De dieren zijn van gescheiden geslacht. Vrouwtjes zetten bij een watertemperatuur boven de 18 graden eikapsels af in clusters op hard substraat. De eikapsels zijn 3 cm hoog, hebben een plasticachtige geelbruine wand en ongeveer de vorm van een hockeystick. Een vrouwtje kan meer dan een miljoen embryo’s per jaar produceren. Leeftijd: tot ruim 15 jaar. xSoortenalbumNederlandZoutwaterSMP|ANM
Gekielde cirkelslak
Tornus subcarinatus


Lees verder...
Gekielde cirkelslak
Tornus subcarinatus
Mariene huisjesslak. Tot 3 mm. Dofwit of glanzend glasachtig wit, soms wat oranje. Opperhuid lichtbruin. Operculum rond, hoornachtig. Stevige scheef afgeplatte horentjes van 3-4 windingen, de laatste veel groter dan de voorgaande. Mond scheef ovaal, navel rond en zeer wijd. Zeer sterke traliewerksculptuur: op de laatste omgang tot 6 duidelijke spiraalrichels, met daartussen talloze kleine dwarsricheltjes. Lege horentjes vaak in aanspoelsel.

Lees verder...
Tornus subcarinatusMariene huisjesslak. Tot 3 mm. Dofwit of glanzend glasachtig wit, soms wat oranje. Opperhuid lichtbruin. Operculum rond, hoornachtig. Stevige scheef afgeplatte horentjes van 3-4 windingen, de laatste veel groter dan de voorgaande. Mond scheef ovaal, navel rond en zeer wijd. Zeer sterke traliewerksculptuur: op de laatste omgang tot 6 duidelijke spiraalrichels, met daartussen talloze kleine dwarsricheltjes. Lege horentjes vaak in aanspoelsel.

Afmetingen: 1,5 x 3 mm.
Schelpkleur: Dofwit of meer glanzend glasachtig wit met soms een oranje zweem. Verse exemplaren hebben een lichtbruine opperhuid.& Operculum dun, rond, hoornachtig. 
Schelpvorm: Stevige scheef afgeplatte horentjes van 3-4 windingen, waarvan de laatste veel groter is dan de voorgaande. De mond is scheef en ovaal, de navel is zeer wijd.
Sculptuur:
De horen heeft een duidelijke traliewerksculptuur, met op de laatste omgang tot 6 duidelijke spiraalrichels, met daartussen talloze kleine dwarsricheltjes.

 

Bekend van Noorwegen, maar ontbrekend in het Kattegat, Skagerrak en de Oostzee. Zuidwaarts tot de Canarische Eilanden en Marokko. Ook in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee. In de Nederlandse wateren liggen de meeste vindplaatsen in het zandige zuidelijke gedeelte.

Op het strand: Regelmatig in fijn aanspoelsel. Zowel oude verkleurde (mogelijk fossiele), als verse roomwitte exemplaren. Verse horentjes vaker in opspuitmateriaal.

Bewoner van rotskusten en zandige kustgebieden met middelgrof tot grof zand. Onder meer levend onder grote, in zuurstofrijk zand ingebedde stenen. Ook gevonden op wieren.

 141690SoortenalbumNederlandZoutwaterSMP|ANM
Genavelde tolhoren
Gibbula umbilicalis


Lees verder...
Genavelde tolhoren
Gibbula umbilicalis
Mariene huisjesslak. Tot 16 mm (meestal kleiner). Grijsgeel met schuine, roze tot paarsroze lijnen en vlekken. Mondopening parelmoer. Kegelvormige horen met 5-7 windingen. Navel rond en diep, mondopening hoekig. Vage spiraalrichels. Koptentakels lang. Aan de basis op knopvormige verhoging de ogen. Voet met drie paar voettentakels. Lichaam gelig, kop- en voettentakels&nbsp;met paarse strepen, vlekken en ringen. Ingevoerde soort (Yerseke). Nog nauwelijks verder verspreid in Oosterschelde.

Lees verder...
Gibbula umbilicalisMariene huisjesslak. Tot 16 mm (meestal kleiner). Grijsgeel met schuine, roze tot paarsroze lijnen en vlekken. Mondopening parelmoer. Kegelvormige horen met 5-7 windingen. Navel rond en diep, mondopening hoekig. Vage spiraalrichels. Koptentakels lang. Aan de basis op knopvormige verhoging de ogen. Voet met drie paar voettentakels. Lichaam gelig, kop- en voettentakels met paarse strepen, vlekken en ringen. Ingevoerde soort (Yerseke). Nog nauwelijks verder verspreid in Oosterschelde.Afmetingen: H. tot 16 mm, B. tot 16 mm. Schelpkleur: grijsgeel met een tekening van brede, schuin weglopende rozerode tot paarsroze lijnen en vlekken. Met name jongere exemplaren hebben vaak een groenblauwe zweem. De mondopening is parelmoerkleurig. Buitenlaag bij de top vaak afgesleten, waardoor de parelmoerlaag duidelijk zichtbaar wordt.
Schelpvorm: Stevige, kegelvormige horen, met 5-7 matig bolle windingen en stompe, koepelvormige topwindingen.  De navel is rond en diep. Mondopening hoekig afgerond.

Sculptuur: vage spiraalrichels, die vaak minder sterk zijn dan bij de Gevlamde tolhoren.

Dier: Kop met een verlengde snuit met papillen. Koptentakels lang, met eveneens papillen. Aan de basis een knopvormige verhoging met daarop de ogen. Voet met papillen en drie paar duidelijke voettentakels. Lichaamskleur gelig met paarsroze zweem en dicht bezet met een patroon van donkerpaarse strepen, vlekken en ringen (de laatste vooral op de kop- en voettentakels). Nekplooien vaak helder geelwit tot oranjegeel, evenals soms de oogknop. Het hele dier kan ook egaal donker zijn. Onderzijde voet meestal egaal grijsgeel, met aan de randen witte vlekjes.

Vóór 1985 was de soort bekend uit één10 x 10 km-hok. Daarna is de soort autochtoon levend aangetroffen in twee hokken. In die zin is er sprake van een toename van het areaal. De laatste jaren is het aantal meldingen echter weer teruggelopen. Er is meer gericht onderzoek nodig om na te gaan wat de huidige situatie is aangaande deze oorspronkelijk niet autochtone soort.Van het noorden van Groot-BrittannieÅN tot de Atlantische kust van Frankrijk. De Genavelde tolhoren leeft sedert enige jaren autochtoon in de Oosterschelde. De soort is vrijwel zeker ooit aangevoerd met voor de schelpdierindustrie geiÅNmporteerd materiaal. Reeds in de jaren 70 werden af en toe verse exemplaren en levende (1973) dieren aangetroffen bij Yerseke, zowel in de oesterputten als in de Oosterschelde bij de pier van de vissershaven. In de periode vanaf 1985 zijn ook enkele waarnemingen in de nabije omgeving gedaan, tot Wemeldinge aan toe. In 2007 werd bij gericht onderzoek vastgesteld dat er nabij Yerseke sprake was van een populatie van ruim honderd exemplaren. Ook in latere jaren werden regelmatig levende dieren aangetroffen. In hoeverre het hier een inmiddels ingeburgerde exoot betreft is echter onduidelijk. Er zijn weinig waarnemingen van de laatste jaren. De laatste ons bekende zekere waarneming stamt uit 2009.In de getijdenzone en de bovenste regionen van het sublitoraal, op en onder stenen en bruinwieren, met name Fucus serratus, F. vesiculosus en diverse soorten roodwieren. Kleine dieren leven meestal lager in de getijdenzone dan grote dieren. De soort leeft hoger in het litoraal dan de Asgrauwe tolhoren en deels ook hoger dan de Gevlamde tolhoren. In het oorspronkelijke verspreidingsgebied komt de soort voor in de zone waar langs de Nederlandse kust de (gewone) Alikruik leeft. De dieren kunnen op nog sterker geëxponeerde locaties leven dan andere litorale tolhorens. De dieren zijn van gescheiden geslacht. De ronde eieren worden afzonderlijk afgezet en bevrucht in mei-juni. Er is een kort vrijzwemmend veligerlarvenstadium. Leeftijd: tot 5 jaar, maar meestal 2-3 jaar. 141801SoortenalbumNederlandZoutwaterSMP|ANM
Geribd gordelhorentje
Onoba semicostata


Lees verder...
Geribd gordelhorentje
Onoba semicostata
Mariene huisjesslak. Tot 2,5 mm. Lichtgeel, cr&egrave;me of wit, met meestal twee korte bruingele (kommavormige) banden op het laatste deel van de laatste winding. Opperhuid geeloranje tot donkerbruin. 5-6 matig bolle windingen met daartussen een vrij diepe naad. Top stomp, mondopening ovaal en vaak iets verdikt. Geen navel. De sculptuur bestaat uit fijne lengtegroefjes en op de bovenkant van de windingen vage verticale dwarsplooien, die naar het midden van de windingen vervagen. Bekend uit de Oosterschelde en uit aanspoelsel op het strand.

Lees verder...
Onoba semicostataMariene huisjesslak. Tot 2,5 mm. Lichtgeel, crème of wit, met meestal twee korte bruingele (kommavormige) banden op het laatste deel van de laatste winding. Opperhuid geeloranje tot donkerbruin. 5-6 matig bolle windingen met daartussen een vrij diepe naad. Top stomp, mondopening ovaal en vaak iets verdikt. Geen navel. De sculptuur bestaat uit fijne lengtegroefjes en op de bovenkant van de windingen vage verticale dwarsplooien, die naar het midden van de windingen vervagen. Bekend uit de Oosterschelde en uit aanspoelsel op het strand.Afmetingen: H. tot 2,5, B. tot 1 mm (zelden 4 mm).
Schelpkleur:
Lichtgeel, crème of wit, met meestal twee korte bruingele (kommavormige) banden op het laatste deel van de laatste winding. De opperhuid is geeloranje tot donkerbruin en slijt snel af
Schelpvorm: Dunschalig, langgerekt horentje. 5-6 matig bolle windingen met daartussen een vrij diepe naad. De top is stomp, de mondopening ovaal en vaak iets verdikt. Er is geen navel zichtbaar.

Sculptuur: De sculptuur bestaat uit een groot aantal fijne lengtegroefjes en op de bovenkant van de windingen vage verticale dwarsplooien, die naar het midden van de windingen vervagen.

Dier: Koptentakels lang en franjevormig. Ogen aan de basis op een verdikking. Voet kort, meestal met aan beide zijden een voettentakel. Achteraan toegespitst met daar eveneens nog een smalle achtervoettentakel.

De soort lijkt zich in de Oosterschelde te hebben gevestigd. Mogelijk betreft het een permanente populatie.

Van Noorwegen tot in de Middellandse Zee, ook in het Kattegat en de westelijke Oostzee. Met zekerheid autochtoon aangetroffen in de westelijke Oosterschelde op diverse vindplaatsen, zowel onder stenen als tussen wier, hydropoliepen en mosdiertjes en in modderig schelpengruis.

Op het strand: Nu en dan spoelen oude (fossiele) huisjes aan in fijn schelpengruis.

Voornamelijk in het litoraal en sublitoraal van rotskusten, echter ook gevonden tot op grotere diepte (tot 100 m, in het noorden nog dieper). De dieren leven vaak op enigszins beschutte plaatsen met een hoog zoutgehalte onder stenen en in grof schelpgruis of tussen wier, tunicaten en hydropoliepen. Het voedsel bestaat uit detritus. De dieren zijn van gescheiden geslacht. De vrouwelijke dieren worden groter. Voortplanting tussen december en juni. Geen pelagisch larvenstadium. 141320SoortenalbumNederlandZoutwaterSMP|ANM
 
   
 
Instellingen
 
 


Kolommen
select
       
Indeling
select
        
Uiterlijk
select

Groepsnaam
select

Sortering groepsnaam
select



 
   

Diensten

Weekdieren (EU-Habitatrichtlijn)

  • Inventarisaties
  • Beheeradviezen 
  • Monitoring
  • Exoten

Mariene soorten en ecologie

  • Educatie
  • Artikelen
  • Exoten

 

Steun ANEMOON

Contact

Stichting ANEMOON
Postbus 29
2120 AA Bennebroek

anemoon@cistron.nl

06-11442009

Back To Top