Search
Search
 
Soortbeschrijving
 
 

Blonde rog
Raja brachyura (Lafont, 1873)

Main Image

Item 1 of 1
 

Zoekbeeld:

Mariene vissoort. Sterk afgeplat, breed-ruitvormig lichaam, met hoekige zijkanten en twee aan de kop vergroeide borstvinnen. De dieren hebben een lange puntig toelopende staart. Gemiddelde 40-80 cm (tot 120 cm). Lichtbruin (zandbruin), met veel dicht opeenstaande, kleine zwarte stipjes. Dit patroon loopt helemaal door tot de randen van de borstvinnen. Daarnaast her en der wat grotere, lichtere tot witte vlekken. Buikzijde geelachtig of wit. Bij jonge dieren is de snuitpunt donker. Mond, neusgaten en vijf paar kieuwspleten bevinden zich aan de buikzijde. Ogen aan de bovenzijde, voor op de kop, kleiner dan de spuitgaten (spiraculi). De snuit loopt uit in een puntje. De staartvin is klein en bijna spatelvormig. Op de staart staan achteraan twee korte rugvinnen. De buikvinnen liggen tegen de staartbasis aan. Tot de buikvinnen horen ook lobvormige uitsteeksels waarmee de dieren over de zeebodem 'lopen' (punteren). De huid aan de bovenzijde is ruw. In het midden bij jonge dieren en volwassen vrouwtjes een rij van 32-45 korte, stekels vanaf de nek tot over de staart (op de staart zitten bij jonge dieren zelfs meerdere rijen). Bij mannetjes is de rij hier en daar onderbroken. Tussen de rugvinnen ook tot 2 stekels. Mannetjes hebben soms aan de borstvinnen en op de kop ook kromme stekeltjes. lang de Nederlandse kust erg zeldzaam.

Kenmerken:

Afmeting: De gemiddelde afmeting ligt tussen de 40 en 80 cm (maximaal 120 cm).
Kleur: De rug is lichtbruin (zandbruin), met verdeeld over het hele oppervlak een grote hoeveelheid dicht opeenstaande, kleine zwarte stipjes, in een patroon dat helemaal doorloopt tot de randen van de borstvinnen. Daarnaast zijn er ook her en der wat grotere, lichtere tot witte vlekken. De onderkant (buikzijde) is geelachtig of wit. Bij jonge dieren is de snuitpunt donker. De soort is ter camouflage qua kleur en patroon goed aangepast aan de ondergrond. Vorm: Sterk afgeplat, breed-ruitvormig lichaam, met hoekige zijkanten en twee zeer grote, aan de kop vergroeide borstvinnen. De dieren hebben een lange puntig toelopende staart. De snuit loopt uit in een puntje. Mond, neusgaten en vijf paar kieuwspleten bevinden zich aan de onderkant, de buikzijde. De ogen zitten aan de bovenzijde, voor op de kop en zijn kleiner dan de spuitgaten (spiraculi).
Vinnen: De staartvin is klein, afgerond, bijna spatelvormig. Op de staart staan achteraan twee korte rugvinnen. De buikvinnen liggen tegen de staartbasis aan. Tot de buikvinnen horen ook de lobvormige uitsteeksels waarmee de dieren over de zeebodem 'lopen' (punteren).
Huid/stekels: De huid aan de bovenzijde is ruw. In het midden loopt bij jonge dieren en volwassen vrouwtjes een rij van 32-45 relatief korte, doornachtige stekels vanaf de nek tot over de staart (op de staart zitten bij jonge dieren zelfs meerdere rijen). Bij mannetjes is deze rij hier en daar onderbroken. Tussen de rugvinnen op de staart kunnen maximaal 2 stekels voorkomen, maar deze kunnen ook ontbreken. Mannetjes hebben aan de borstvinnen en op de kop soms ook kromme stekeltjes.
Tanden: Bij beide geslachten zitten in de mond 60-90 rijen tanden met scherpe spitsen, om de schelpen en schalen van bodemdieren te kraken.

Te verwarren met:

Lijkt het meest op de Blonde rog Raja brachyura. Daarnaast zijn er ook overeenkomsten met de Kleinoogrog Raja microocellata en de Gevlekte Rog Raja montagui.

Areaal en verspreiding:

Noordoostelijke Atlantische Oceaan, van de Shetland-eilanden en de Noordzee tot Madeira en het westen van de Middellandse Zee. Langs de Nederlandse kust erg zeldzaam.

Habitat en ecologie:

Blonde roggen leven op diepten tussen 10-150 m (tot 300 m) en zijn gewoonlijk te vinden op zand- en slikgronden. Jonge dieren leven in ondieper water, grotere in diepere delen, maar komen in de zomermaanden dichter naar de kust.Kleinere dieren voeden zich vooral met weekdieren, kreeftachtigen als garnalen en krabben, wormen, stekelhuidigen en kleinere bodemvissen, grotere voornamelijk met inktvissen. De prooi wordt opgespoord door het reukvermogen (kan bovendien kleine electrische velden opsporen en zo prooi localiseren). De Blonde rog wordt laat geslachtsrijp en heeft een trage voortplanting. De soort is ovipaar, de eieren worden inwendig bevrucht, waarna er op de zeebodem rechthoekige eierkapsels worden afgezet, waarin steeds één embryo tot ontwikkeling komt. Volwassen vrouwtjes leggen van februari t/m augustus circa 30 of meer eikapsels per jaar. De jongen komen uit na circa 6 tot 7 maanden. De dieren kunnen tot 15 jaar oud worden. Deze soort is zeer gevoelig voor overbevissing door visserij met bodemsleepnetten, niet alleen vanwege de trage voortplanting, maar ook omdat de populaties zich in min of meer vaste gebieden ophouden. (Zie voor de vorm van de eikapsels de aparte beschrijving.)

Trends:


Literatuur:

Nijssen, H., 2010. Zeevissen. KNNV-Veldgids nr. 14. Utrecht, Stichting Uitgeverij KNNV. 160 pp.
Nijssen, H. & S. J. de Groot, 1987. De vissen van Nederland. Uitg. KNNV, Utrecht. nr. 42. 224 pp.
Redeke, H.C., 1941. Fauna van Nederland. Afl. X: Pisces (Cyclostomi-Euichthyes) (Ti-Tii). 1-331. Sijthoff, Leiden.

Auteurs:

IvL [2016]
IvL / RHB [jun 2018]

Aphia ID:

367297

Gebied:

Nederland

Biotoop:

Zoutwater

Project:

MOO

Gerelateerde soorten:

Blonde rog
Eikapsel blonde rog

 
   
 
Faunavoorspelling kaart
 
 

Juli


Legend with Growing Color Boxes
  • 0%-5%
  • 5%-10%
  • 10%-25%
  • 25%-50%
  • 50%-100%
  • Onvoldoende waarnemingen
 
   
Faunavoorspelling
  • Collapse
  • Close
SoortMaandTrefkans %Voldoende waarnemingenlocatienummerLocatie
No records to display.
Columns Display
Show/Hide Columns and Drag the Icon to Reorder
Show rows with value thatAndClear Filter
Export

Diensten

Weekdieren (EU-Habitatrichtlijn)

Mariene soorten en ecologie

Contact

Stichting ANEMOON
Postbus 29
2120 AA Bennebroek

anemoon@cistron.nl

06-11442009

Back To Top