Search
Search
 
Soorten
 
 
Data pager
Data pager
1
Page size:
PageSizeComboBox
select
 7 items in 1 pages
ZoekbeeldKenmerken
               
Data pager
Data pager
1
Page size:
PageSizeComboBox
select
 7 items in 1 pages
Citroenslak
Doris pseudoargus

Citroenslak
Doris pseudoargus

Zeenaaktslak. Ook in brak water. Tot 120 mm. Grote, ovale soort met breed mantelschild met halfronde wratachtige tuberkels. Rhinoforen schuin gelamelleerd en intrekbaar. Kieuwkrans op de rug met 7-9 drievoudig geveerde kieuwen. Mondopening in een klein mondveld met aan weerszijden zeer kleine mondtentakels. In Nederland zeldzaam. O.a. bekend van Den Helder, Vlissingen, Grevelingenmeer, westelijke deel Oosterschelde. Spoelt ook op het strand aan.
Main Image
 
Doris pseudoargus Zeenaaktslak. Ook in brak water. Tot 120 mm. Grote, ovale soort met breed mantelschild met halfronde wratachtige tuberkels. Rhinoforen schuin gelamelleerd en intrekbaar. Kieuwkrans op de rug met 7-9 drievoudig geveerde kieuwen. Mondopening in een klein mondveld met aan weerszijden zeer kleine mondtentakels. In Nederland zeldzaam. O.a. bekend van Den Helder, Vlissingen, Grevelingenmeer, westelijke deel Oosterschelde. Spoelt ook op het strand aan.

Afmetingen: Lengte tot 120 mm.
Kleur: De kieuwkrans is vaak lichter van kleur dan de mantel. Soms ook donkerder, bijvoorbeeld een paarse kieuwkrans op een gele slak. De lichaamskleur van de mantel is bleekgrijs, geelbruin of oranje, met grote onregelmatige bruine, vleeskleurige, paarse of groene vlekken. De kieuwen zijn vaak violet van kleur. Sommige dieren zijn egaal oranje of nagenoeg geel.
Vorm: Een van de grootste Nederlandse doride zeenaaktslakken. Ovale soort met een breed mantelschild dat dicht bezet is met halfronde wratachtige tuberkels. De rhinoforen zijn schuin in de breedte gelamelleerd en intrekbaar. De kieuwkrans bestaant uit 7-9 drievoudig geveerde kieuwen. Mondopening in een klein mondveld met aan weerszijden zeer kleine mondtentakels.

Eieren: Eisnoeren worden in het noorden van Europa afgezet in het voorjaar, in het zuiden in de herfst. Het zijn grote vuilwitte, spiraalvormige linten.

 In de Nederlandse wateren is de soort zeldzaam. Onder meer gevonden bij Den Helder, Vlissingen en voorheen in het westelijke deel van de Oosterschelde en in het Grevelingenmeer. Bovendien meermalen op het strand aangespoeld gevonden.

De dieren kunnen een verlaagd zoutgehalte verdragen en zijn het hele jaar door gevonden op hard substraat waar het voedsel voorkomt. Het voedsel bestaat uit korstvormige sponzen zoals Broodspons Halichondria panicea en Bleke piekjesspons Hymeniacidon perlevis.

 181228NederlandZoutwaterMOO
Egelslak
Acanthodoris pilosa

Egelslak
Acanthodoris pilosa

Zeenaaktslak. Tot ca 30 mm. Ovale dieren. Rug bezet met zachte, puntige wratjes. Achter op de rug een krans met 7-9 geveerde kieuwen. Gelamelleerde rhinoforen in een onopvallende kleine schede. Deze zijn in volledig uitgestrekte toestand met een knik naar achteren gebogen. In Nederland regelmatig op Alcyonidium (Noordzee, Waddengebied, Grevelingenmeer, Ooster- en Westerschelde).
Main Image
 
Acanthodoris pilosa Zeenaaktslak. Tot ca 30 mm. Ovale dieren. Rug bezet met zachte, puntige wratjes. Achter op de rug een krans met 7-9 geveerde kieuwen. Gelamelleerde rhinoforen in een onopvallende kleine schede. Deze zijn in volledig uitgestrekte toestand met een knik naar achteren gebogen. In Nederland regelmatig op Alcyonidium (Noordzee, Waddengebied, Grevelingenmeer, Ooster- en Westerschelde).

Afmetingen: In Nederland worden de dieren maximaal ± 30 mm lang.
Kleur:
Meestal grijs, soms heel donker, bruin of tegen tegen zwart aan. Maar er zijn ook volledig witte exemplaren in de Nederlandse kustwateren aangetroffen. Ze zijn altijd éénkleurig, jonge dieren soms met kleine donkere puntjes. Doordat de kleur en structuur van de rug van de Egelslak sterk lijkt op Alcyonidium, het voorkeursvoedsel, zijn de dieren die daar op gevonden worden goed gecamoufleerd.
Vorm: Ovale dieren. De rug is dicht bezet met zachte, puntige, tamelijk gelijkvormige wratjes. Achter op de rug staat een krans met 7 tot 9 geveerde kieuwen. De gelamelleerde rhinoforen staan in een onopvallende kleine schede en zijn in volledig uitgestrekte toestand met een knik naar achteren gebogen.

Eieren: De eieren liggen in een gegolfde gespiraliseerde band, met het smalle deel vastgehecht aan een harde ondergrond.

 Groot verspreidingsgebied: van Noord Noorwegen, IJsland tot in de Middellandse Zee. Ook aan de Amerikaanse Atlantische kust en langs de Amerikaanse westkust. In Nederland kan de Egelslak kan op harde substraten en bruinwieren gevonden worden, zowel in het Waddengebied als in de Ooster- en Westerschelde.Komt voor op harde substraten waarop het voedsel groeit. Vaak zijn dat mosselbanken. De soort leeft namelijk van mosdiertjes van het geslacht Alcyonidium, waarop de dieren veel te vinden zijn. Mosdiertjes van dit geslacht komen vaak voor op mosselschelpen, maar ook bijvoorbeeld op Bruinwieren. De dieren kunnen eieren afzetten vanaf een lengte van ± 10 mm.Zowel dieren als hun eieren kunnen in alle jaargetijden worden waargenomen.140627NederlandZoutwaterMOO
Gewone broodspons
Halichondria (Halichondria) panicea

Gewone broodspons
Halichondria (Halichondria) panicea

Mariene spons. Bedekking ca. 20 cm, soms tot ruim 50 cm. Dikte tot ca. 0.5 cm, bij de schoorsteentjes tot 2 cm. Oranjegeel, groengeel, egaal lichtgroen. Groeit op hard substraat in niet te rustig water en op wrakken, maar ook in brak water in de getijdenzone.

Main Image
 
Halichondria (Halichondria) panicea 

Mariene spons. Bedekking ca. 20 cm, soms tot ruim 50 cm. Dikte tot ca. 0.5 cm, bij de schoorsteentjes tot 2 cm. Oranjegeel, groengeel, egaal lichtgroen. Groeit op hard substraat in niet te rustig water en op wrakken, maar ook in brak water in de getijdenzone.

Afmetingen: Bedekking in doorsnede tot 20 cm, soms  meer dan 50 cm. Dikte van de korst tot ca. 0.5 cm, bij de schoorsteentjes tot 2 cm.
Kleur:
Oranjegeel, groengeel tot geheel lichtgroen. Deze kleur wordt veroorzaakt door ééncellige algen die in deze spons leven (symbiose).
Vorm: Naarmate een kolonie ouder wordt vormt de spons rond de uitstroomopeningen duidelijke torentjes.
Spicula: Staafjes dubbelpuntig, krom en dik. Grootte officieel 130-1000 um, meest 200 - 300 um. Alleen te onderscheiden van sliertige broodspons door de rangschikking van de naaldjes (zie van Soest, 1976). Zie foto's.

 Algemeen langs de Noord-Oost Atlantische kust, tot in de Middellandse zee. Komt langs de gehele Nederlandse kust voor op hard substraat. De soort is algemeen in stromend water, zoals in Zeeland in de monding van de Oosterschelde en op wrakken in de Noordzee, maar ook in brak water zoals de Eemshaven bij de Waddenzee. Deze spons kan uitstekend overleven in de getijdenzone.Groeit op hard substraat. Net als de Sliertige broodspons heeft deze soort maar een minimale hoeveelheid substraat nodig om een kolonie op te vormen (bijvoorbeeld een vislijn). 165853NederlandZoutwaterMOO
Millennium-wratslak
Geitodoris planata

Millennium-wratslak
Geitodoris planata

Zeenaaktslak. Afmetingen: Tot 12 cm. Mantel aan bovenzijde rozebruin, soms geelwit, lichtbruin tot donker roodbruin. Onderkant mantel meestal geelbruin, randen met typische bruine vlekjes. Op de rug een grote kieuwkrans. Ovaal, naar de rand afgeplat. Op de huid kleine wratjes en enkele grotere (zuurklieren), met lichtere, stervormige verkleuring rondom. Eisnoeren in een gedraaid, dik, wit of crème, open spiraalvormig golvend lint. Ooit massaal (2001-2004), tegenwoordig minder algemeen (Oosterschelde).
Main Image
 
Geitodoris planata Zeenaaktslak. Afmetingen: Tot 12 cm. Mantel aan bovenzijde rozebruin, soms geelwit, lichtbruin tot donker roodbruin. Onderkant mantel meestal geelbruin, randen met typische bruine vlekjes. Op de rug een grote kieuwkrans. Ovaal, naar de rand afgeplat. Op de huid kleine wratjes en enkele grotere (zuurklieren), met lichtere, stervormige verkleuring rondom. Eisnoeren in een gedraaid, dik, wit of crème, open spiraalvormig golvend lint. Ooit massaal (2001-2004), tegenwoordig minder algemeen (Oosterschelde).

Afmetingen: Tot 12 cm.
Kleur: De kleur van de bovenzijde van de mantel is meestal rozebruin, maar kan van lichter (geelwit, lichtbruin) tot donker roodbruin zijn. De onderkant van de mantel is nog lichter van kleur, meestal licht geelbruin met langs de rand de typische bruine vlekjes waaraan deze soort goed onder water te herkennen is.
Vorm: Te herkennen aan het forse formaat van volwassen exemplaren en aan de grote kieuwkrans op de rug. Over het algemeen ovaal, sterk naar de rand afgeplat. Veel kleine wratjes met af een toe een grotere wrat op de huid. Dit zijn zuurklieren, die  meestal opvallen door de lichtere en stervormige verkleuring rondom deze klier.

Eieren: De eisnoeren worden veelal gevonden in de late lente tot in de late herfst. Ze vormen een gedraaid, wit of crème gekleurd, dik, open spiraalvormig golvend lint.

 Vanaf het zuiden van Noorwegen tot aan de Middellandse zee en in de Atlantische Oceaan. In Nederland in 1999 voor het eerst waargenomen in de Oosterschelde. Door het grote voedselaanbod, de afwezigheid van predatoren en ziekteverwekkers en de milde winters, kon de slak zich sterk uitbreiden in de Oosterschelde en voornamelijk de zuidkant van het Grevelingenmeer. In de zomer van 2001 en een paar daaropvolgende jaren jaren was sprake van een echte explosie. Deze vestiging rondom de millenniumwisseling gaf aanleiding tot de Nederlandse naam. Vanaf 2005 is de populatie grotendeels ingestort als gevolg van voedseltekort en mogelijk als gevolg van een koude winter. Buiten het Deltagebied is de soortaangetroffen in de open Noordzee (Klaverbank). Tegenwoordig voornamelijk bekend uit de Oosterschelde.Op rotsen en oesterbanken in het sublitoraal, waar zijn voedsel voorkomt. Ze voeden zich met mycale sponzen, zoals de Gele aderspons Mycale micracanthoxea, die in de Zeeuwse Delta vooral aanwezig is op de Japanse oester Crassostrea gigas en op stenen. Hermafrodiet. De eisnoeren vormen een gedraaid, wit of crème, dik, open spiraalvormig golvend lint. In het veld zijn ze qua vorm moeilijk te onderscheiden van de eisnoeren van de Satijnslak en de Citroenslak. Eisnoeren van de Millennium-wratslak zijn echter meestal wit, minder massief en vaak hoger. 139580NederlandZoutwaterMOO|SMP|ANM
Piekjesspons
Hymeniacidon perlevis

Piekjesspons
Hymeniacidon perlevis

Mariene spons. Een vermoedelijke exoot, in 1961 voor het eerst ontdekt in de Oosterschelde en tegenwoordig algemeen. Bedekking tot 15 cm, dikte 2-5 cm. De piekjesvorm steekt met schoorsteentjes uit het slib omhoog. Deze is meestal grijsgeel met soms wat groen. Vormt soms ook oranje 'vingers' of korsten, vaak met aders. De uitstroomopeningen zijn onopvallend en onregelmatig over het oppervlak verdeeld.

Main Image
 
Hymeniacidon perlevis 

Mariene spons. Een vermoedelijke exoot, in 1961 voor het eerst ontdekt in de Oosterschelde en tegenwoordig algemeen. Bedekking tot 15 cm, dikte 2-5 cm. De piekjesvorm steekt met schoorsteentjes uit het slib omhoog. Deze is meestal grijsgeel met soms wat groen. Vormt soms ook oranje 'vingers' of korsten, vaak met aders. De uitstroomopeningen zijn onopvallend en onregelmatig over het oppervlak verdeeld.

Afmetingen: De plakkaten zijn tot 15 cm in doorsnee met een dikte van 2-5 cm.
Kleur:
De spons is als korst of 'vingers' oranje. In piekjesvorm neigt de kleur wat naar geel, soms naar groen.
Vorm: Zachte, vaak wat dikke, korstvormende spons.  De uitstroomopeningen zijn onopvallend, moeilijk te zien en onregelmatig over het oppervlak verdeeld.
Spicula: Afgerond aan de ene kant, spits aan de andere. Soms aan de afgronde kant een eenzijdige bobbel. 175-400 um.

 

Noordzee, Zeeland, Waddenzee.

Deze spons komt voor in het intergetijde gebied tot ondiep water. Hij groeit op allerlei hard substraat, maar wordt ook wel gevonden op een zachte ondergrond (zoals zand), deels bedekt met sediment. In dat laatste geval vormt de spons onregelmatige uitlopers aan het oppervlak en zijn vaak alleen de uitstroomopeningen van die uitlopers zichtbaar.

 

132663

NederlandZoutwaterMOO
Rosse sterslak
Onchidoris bilamellata

Rosse sterslak
Onchidoris bilamellata

Zeenaaktslak. Tot 40 mm. Geel-wit met een licht/donkerbruine marmering, zelden egaal witte dieren. Rugwratjes geel-wit. Min of meer ovaal, achter op de rug een grote niervormige kieuwboog met tot 30 kieuwen. De afgeronde rugwratjes zijn hard en ongelijk van grootte. Aan de zijkanten meer wratjes dan op de rug. Rhinoforen schuin geplooid. Eieren in een gegolfde gespiraliseerde band, met het smalle deel vastgehecht aan een harde ondergrond. Vrij algemeen (Zeeland, Waddengebied, Noordzee).
Main Image
 
Onchidoris bilamellata Zeenaaktslak. Tot 40 mm. Geel-wit met een licht/donkerbruine marmering, zelden egaal witte dieren. Rugwratjes geel-wit. Min of meer ovaal, achter op de rug een grote niervormige kieuwboog met tot 30 kieuwen. De afgeronde rugwratjes zijn hard en ongelijk van grootte. Aan de zijkanten meer wratjes dan op de rug. Rhinoforen schuin geplooid. Eieren in een gegolfde gespiraliseerde band, met het smalle deel vastgehecht aan een harde ondergrond. Vrij algemeen (Zeeland, Waddengebied, Noordzee).Afmetingen: Lengte tot 40 mm.
Kleur: De huid is geel-wit met een bruine marmering op de rug. De wratjes op de rug zijn geel-wit gekleurd. De bruine kleur kan lichter of donkerder zijn. Helemaal witte dieren zijn zeldzaam. Jonge dieren, kleiner dan een centimeter, zijn door hun gemarmerde tekening heel goed gecamoufleerd tussen de zeepokken.
Vorm: Het lichaam van de Rosse sterslak is min of meer ovaal van vorm. Achter op de rug, in het midden, is een grote niervormige kieuwboog met tot wel 30 kieuwen. De afzonderlijke kieuwen zijn vaak klein en vallen niet erg op. De huid is bezet met afgeronde wratjes, die ongelijk van grootte zijn. Op de zijkanten bevinden zich meer wratjes dan boven op de rug. Met de blote hand voelen de wratjes hard aan. De reuksprieten zijn schuin in de breedte geplooid.
Eieren: De eieren liggen in een gegolfde gespiraliseerde band, met het smalle deel vastgehecht aan een harde ondergrond. De grootte van het eikapsel is afhankelijk van de grootte van het ouderdier.
 Een typische noordelijke (boreale) soort, voorkomend in het noordelijke deel van de Atlantische Oceaan, vanaf het Arctisch Gebied, Groenland, Spitsbergen, IJsland, de Witte Zee en Noorwegen, tot de monding van de Loire (Frankrijk). Elders onder andere langs de noordoostkust van Amerika en Alaska. In Nederland vrij algemeen, soms talrijk, bijna overal langs de kust op hard substraat (dijken, strekdammen, zelfs mosselbanken). Niet bekend uit het Veerse Meer.

De Rosse sterslak leeft op hard substraat, vrijwel altijd in de nabijheid van zeepokken. Normaal leven de dieren van de laagwaterlijn tot ongeveer 20 m diepte. het voedsel bestaat uit zeepokken, bij voorkeur de Gekartelde zeepok Balanus crenatus. Maar ook de Gewone zeepok Semibalanus balanoides en de Sterrenpok Elminius modestus worden gegeten. Bij voedselgebrek trekken de dieren hoger de getijzone in.

Jonge dieren zijn te vinden vanaf juni. Normaal worden de dieren in de winter volwassen en zetten ze hun eieren af bij een lengte van 25-40 mm, tussen januari en mei. Onder gunstige voedselomstandigheden kunnen jonge dieren zo snel groeien, dat ze in juli, bij een lengte van 10-15 mm, al eieren afzetten. Dit kan soms heel massaal gebeuren.150457NederlandZoutwaterMOO
Satijnslak
Jorunna tomentosa

Satijnslak
Jorunna tomentosa

Zeenaaktslak. Tot 55 mm. Wit, crème, roze of zandkleur. Soms bruine vlekken opzij van de rug, in 1-3 soms gepaarde rijen. Rug met dicht op elkaar staande zachte, korte wratachtige tuberkels met een zachte vingervormige top in een krans stevige naaldjes. Lijkt qua textuur op de sponzen die het voedsel vormen. Rhinoforen gelamelleerd, met witte top. Kieuwkrans intrekbaar. Eisnoeren als crèmekleurig tot wit, dik, golvend spiraalvormig lint van meerdere windingen. Schaars in Oosterschelde.
Main Image
 
Jorunna tomentosa Zeenaaktslak. Tot 55 mm. Wit, crème, roze of zandkleur. Soms bruine vlekken opzij van de rug, in 1-3 soms gepaarde rijen. Rug met dicht op elkaar staande zachte, korte wratachtige tuberkels met een zachte vingervormige top in een krans stevige naaldjes. Lijkt qua textuur op de sponzen die het voedsel vormen. Rhinoforen gelamelleerd, met witte top. Kieuwkrans intrekbaar. Eisnoeren als crèmekleurig tot wit, dik, golvend spiraalvormig lint van meerdere windingen. Schaars in Oosterschelde.Afmetingen: Lengte tot 55 mm.

Kleur: Het lichaam is egaal wit, crème tot zandkleurig grijsbruin, met soms een roze tint. Uitzonderlijk zijn de donkerbruine pigmentvlekken aan de zijkanten van de rug, die vaak in één tot drie onduidelijke, soms gepaarde rijen staan.
Vorm: De soort heeft een ruime mantel die bijna het hele lichaam bedekt. De voet steekt typisch een beetje onder de mantel uit. De mantel is bedekt met zeer dicht op elkaar staande zachte en korte wratachtige tuberkels, die ongeveer even groot zijn. Ze hebben een zachte vingervormige top die binnen een krans van stevige naaldjes staat. De mantel krijgt daardoor een fluweelachtige indruk. De textuur komt overeen met die van sponzen, waarmee het dier zich voedt. De gelamelleerde rhinoforen hebben een kale  witte top. De kieuwkrans kan in zijn geheel in de mantel ingetrokken worden.  

Eieren: De eisnoeren worden afgezet in de lente en de zomer. Ze vormen vaak een crèmekleurig tot wit, dik, golvend spiraalvormig lint met meerder windingen.   De bruine pigmentvlekken lijken op de uitstroomopeningen van de sponzen en vormen, samen met het fluweelachtige uiterlijk en overeenkomst in textuur van sponzen, daardoor een onderdeel van de camouflage.

 Van Noorwegen tot Noord-Afrika en in de MiddellandseZee. Tussen 1952 en 1996 zijn 12 waarnemingen bekend. Pas vanaf 1998 werd de soort wat algemener in de westelijke Oosterschelde. In de oostelijke Oosterschelde zeldzamer.

Leeft in het sublitoraal in de buurt van het voedsel. De dieren voeden zich met sponzen, voornamelijk Broodspons Halichondria panicea en Geweispons Haliclona oculata. De soort wordt in de Oosterschelde het gehele jaar gevonden. De bruine pigmentvlekken lijken op  uitstroomopeningen (osculae) van sponzen en zijn een voorbeeld van mimicry: het nabootsen van een ander organisme Hermafrodiet. Eisnoeren veelal afgezet in de lente en de zomer. De slakken worden in de Oosterschelde het gehele jaar gevonden.

 140166NederlandZoutwaterMOO
 
   

Diensten

Weekdieren (EU-Habitatrichtlijn)

Mariene soorten en ecologie

Contact

Stichting ANEMOON
Postbus 29
2120 AA Bennebroek

anemoon@cistron.nl

06-11442009

Back To Top