Search
Search

Soorten

Stomp groeftandhorentje

Ondina divisa

(J. Adams, 1797)

Stomp groeftandhorentje


Zoekbeeld

Mariene huisjesslak. Tot 3,8 mm. Crème of vuilwit. Plomp-ovaal, dunschalig horentje. Top stomp, embryonale topwindingen (protoconch) ingedraaid en met korreltjes bedekt. Naast de mond een smalle navel. Aan de spilzijde van de mond een vage tandvormige plooi. Op de onderste helft van de windingen fijne spiraalgroeven. Noordzee, verder van de kust. Schaars. Spoelt zelden of nooit aan op het strand.

Te verwarren met

Andere (niet van het NCP bekende) Ondina-soorten.

Kenmerken

Afmetingen: H. tot 3,8 mm, B. tot 1,75 mm.
Schelpkleur: Crème of vuilwit.
Schelpvorm: Plomp-ovaal, tamelijk dunschalig horentje. De laatste winding neemt tot 65% van de totale hoogte in. Top stomp, embryonale topwindingen (protoconch) ingedraaid en duidelijk gegranuleerd (met korreltjes bedekt).  Naast de mond een smalle, bijna spleetvormige navel. Op de spil aan de binnenzijde van de mond (columellaire zijde) zit een vage tandvormige plooi. De buitenste mondrand heeft in zij-aanzicht in het midden een licht naar voren gerichte uitbochting. Operculum ovaal, dun, geelbruin.
Sculptuur: Op de onderste helft van de windingen lopen fijne spiraalgroeven.

Dier: Koptentakels zeer kort en breed, elk met een met trilharen bezette lengtegroeve. Lichaamskleur deels transparant wit, met diverse helderwitte, ondoorschijnende vlekken, meer roodachtig op de kop.


Habitat en ecologie

De dieren leven op fijnzandige bodems met schelpresten op diepten tussen 10 en 200 m, op voornamelijk slibrijke plaatsen. Het zijn vrijlevende ectoparasieten. Een gastheersoort is echter niet bekend. Het kan zowel om een weekdiersoort gaan als om een worm. Nauw verwante soorten leven op Sipunculide wormen, ongelede wormen (ook wel pindawormen genoemd) waarvan sommigen in lege slakkenhuizen op de zeebodem leven. Bekend is in dit geval de ook in de Noordzee levende soort Phascolion strombus. Op de locaties waar Ondina werd aangetroffen waren inderdaad pindawormen aanwezig, maar ook diverse tweekleppige weekdieren en andere wormachtigen, die evengoed de gastheer zouden kunnen zijn. Wanneer eenmaal de gastheer van deze parasitaire soort bekend is, kan de verspreiding van de gastheer een aanwijzing geven over het potentiële verspreidingsgebied van de slak. Voortplanting: vermoedelijk net als andere Europese Pyramidellidae hermafrodiet. Over ei-afzetting, ontwikkeling, groei en levensduur konden geen gegevens worden getraceerd. Gebaseerd op de vorm en afmetingen van de protoconch denken Babio & Thiriot-Quievreux (1975) en Thorson (1946), hetzij aan directe ontwikkeling, hetzij aan lecithotrofe larven (die zich voeden met uit het ei meegekregen dooiermateriaal) en een kort planktonisch stadium.

Areaal en verspreiding

Van Noord-Noorwegen en IJsland tot in de Golf van Biskaje. De soort is slechts weinig uit de Noordzee gemeld. Op het NCP voor het eerst aangetroffen door Daan et al. (2001), met een eerste waarneming in 1998. Inmiddels bekend van meerdere locaties op het Friese Front, met name daar waar de bodem rijk is aan slib.
Op het strand: Zelden of nooit op het strand aangespoeld.

Literatuur

Bruyne, R.H. de, S.J. van Leeuwen, A.W. Gmelig Meyling & R. Daan (red.), 2013. Schelpdieren van het Nederlandse Noordzeegebied. Ecologische atlas van de mariene weekdieren (Mollusca). Tirion Uitgevers, Utrecht en Stichting Anemoon, Lisse 414 pp.

Code

x

Auteurs

(De Bruyne, Van Leeuwen, Gmelig Meyling, Daan et al, 2013 -Ecologische atlas- 2013)
[HR feb. 2014; IvL mrt 2014]




Commentaar

Stomp groeftandhorentje

Grafieken

Diensten

Weekdieren (EU-Habitatrichtlijn)

Mariene soorten en ecologie

Contact

Stichting ANEMOON
Postbus 29
2120 AA Bennebroek

anemoon@cistron.nl

06-11442009

Back To Top