Search
Search

Soorten

Witte wenteltrap

Epitonium clathratulum

(Kanmacher, 1798)

Witte wenteltrap


Zoekbeeld

Mariene huisjesslak. Tot 13 mm, meestal kleiner. Porseleinwit, nooit met bruine vlekjes. 11-12 windingen. Mondopening rond-ovaal, altijd samenvallend met een rib. Geen navel. Operculum rond, hoornachtig. Een groot aantal dicht opeenstaande ribben, tot 18-22 op de laatste omgang. Kop met een lange uitstulpbare zuigslurf, waarin aan het uiteinde de mondopening met rasptong zit. Noordzee en Zeeland (Ooster- en Westerschelde). Lege schelpen spoelen vooral aan in Zeeland, elders schaars in aanspoelsel.

Te verwarren met

Juveniele exemplaren van E. clathrus en E. turtonis.

Kenmerken

Afmetingen: H. tot 13 mm, meestal kleiner.
Schelpkleur: Porseleinwit, nooit met bruine vlekjes. De spil is vaak enigszins geelachtig.
Schelpvorm: In verhouding tot de beide andere wenteltrapsoorten klein. Dunschalige, priemvormig horen, met 11-12 windingen. De mondopening is rond-ovaal en valt altijd samen met een rib, waardoor de mondrand verdikt is. Geen navel. Het operculum is rond, hoornachtig, bruinrood.
Sculptuur: Een groot aantal dicht opeenstaande, lage, platte ribben, tot 18-22 op de laatste omgang. De ribben op de ene winding sluiten vaak, maar niet altijd aan op die van de voorgaande windingen.

Dier: Kop met een lange uitstulpbare zuigslurf, waarin aan het uiteinde de mondopening met rasptong zit. Koptentakels slank. De zwarte ogen liggen aan de basis. Lichaamskleur grijswit, lichter rond de ogen en op de tentakels.


Habitat en ecologie

In het sublitoraal op zandbodems langs rotskusten, tot diepten van enkele tientallen meters. De dieren zijn carnivoor en leven van zeeanemonen, waarvan ze met hun lange voedingsslurf het voedsel wegkapen vanaf de mondschijf. De dieren zijn hermafrodiet. Eieren worden gelegd in bolle, hoekige tot piramidevormige eicapsules, vaak in grote klompen bijeen en gelegd door meerdere slakken, verbonden met een elastische slijmdraad. Leeftijd: hoogstens één jaar.

Areaal en verspreiding

Het areaal strekt zich uit van Noorwegen zuidwaarts tot in de Middellandse Zee. Leeft in de Noordzee verder van de kust, maar ook in het kustgebied (Zeeland, Voordelta). Schaars in de Oosterschelde en de Westerschelde, maar wel meermalen levend waargenomen door duikers en waarnemers vanaf de kant (stenen kerend in het sublitoraal).

Op het strand: Een levend exemplaar is bekend van een aangespoelde mand. Ook levend aangespoeld in aanspoelsel, onder andere bij Domburg. Lege schelpen regelmatig in aanspoelsel in Zeeland. Nu en dan op de Waddeneilanden en elders langs de kust.


Literatuur

Bruyne, R.H. de, S.J. van Leeuwen, A.W. Gmelig Meyling & R. Daan (red.), 2013. Schelpdieren van het Nederlandse Noordzeegebied. Ecologische atlas van de mariene weekdieren (Mollusca). Tirion Uitgevers, Utrecht en Stichting Anemoon, Lisse 414 pp.

Code

x

Auteurs

(De Bruyne, Van Leeuwen, Gmelig Meyling, Daan et al, 2013 -Ecologische atlas- 2013)
[HR feb. 2014; IvL mrt 2014]



Commentaar

Witte wenteltrap Witte wenteltrap

Grafieken



Diensten

Weekdieren (EU-Habitatrichtlijn)

Mariene soorten en ecologie

Contact

Stichting ANEMOON
Postbus 29
2120 AA Bennebroek

anemoon@cistron.nl

06-11442009

Back To Top