Search
Search

Soorten

Brakwatermossel

Mytilopsis leucophaeata

(Conrad, 1831)

Brakwatermossel


Zoekbeeld

Tweekleppige uit brak tot bijna zoet water. Exoot/ingevoerde soort. Tot 23 mm. Bruin met soms met een vage tekening van dwars verlopende zigzagstrepen. Opperhuid vezelig, zwartbruin. Binnenzijde lichtblauw of grijswit. Matig stevige, langwerpig-driehoekige schelp. In dwarsdoorsnede gebogen. Onder het septum aan de binnenzijde van de schelp zit een lepelvormig uitsteeksel. Hecht zich met byssusdraden aan hard substraat. O.a. in het Noordzeekanaal.

Te verwarren met

Driehoeksmossel en Mossel die samen met de Brakwatermossel kunnen voorkomen. Door het kleine uitsteeksel onder het septum aan de binnenzijde van de schelp goed te onderscheiden.


Kenmerken

Afmetingen: Tot 23 mm.
Schelpkleur: Bruin, met soms een vage kleurtekening van dwars verlopende zigzagstrepen of vanuit de top stralende lengtebanden. Binnenzijde lichtblauw of grijswit. Opperhuid stevig, zwartbruin.

Schelpvorm: Matig stevige, langwerpig-driehoekige schelp. In dwarsdoorsnede regelmatig gebogen.
Slot: Geen echte slottanden. Onder het septum aan de binnenzijde van de schelp zit een lepelvormig uitsteeksel.


Habitat en ecologie

In zwak brakke en brakke grote binnenwateren. Niet in plasjes en sloten. Bij voorkeur in oligohaliene wateren met een zoutgehalte van 2-9‰. Tijdelijk lagere of hogere waarden worden overleefd (euryhaliene soort). Zelden of nooit in estuaria. De dieren zitten vastgehecht met byssusdraden op hard substraat (stenen, houten beschoeiingen). Plaatselijk algemeen op kanaaloevers, vanaf iets beneden het wateroppervlak tot enkele meters diep. In het Noordzeekanaal vooral op 4-5 m diepte en dieper (tot 10 m). Daar vaak in hoge dichtheden. Het zijn filteraars. Voortplanting in de zomermaanden. De dieren zijn van van gescheiden geslacht. Eieren en zaadcellen worden vrij in het water geloosd. Leeftijd tot ca. 4 jaar

Areaal en verspreiding

Van oorsprong uit Amerika afkomstige exoot. De eerste melding in Europa komt uit België (1835), de eerste Nederlandse uit 1895. Na de afsluiting van de Zuiderzee (1932) verdwenen veel populaties. Momenteel vooral algemeen in het Noordzeekanaal.
(Zie verder bij Opmerkingen: Extra gegevens bij exoten).

Nadere informatie

[Extra bij exoten: gegevens over invasiviteit en impact; situatie 2014 (© ANEMOON) ]

Status in Nederland
Een reeds gevestigde, locaal voorkomende, in potentie invasieve soort.

Oorsprong en introductie
Gebied van oorsprong: N. Amerika (oostkust New, England, USA tot Mexico), Afrika.
Leefwijze: Mariene habitats op hard substraat, Estuaria en brakwatergebieden. De dieren leven vastgehecht met byssusdraden op stenen e.d.
Introductie en -wijze: Eerste melding in 1897. De soort is al lang geleden ingevoerd (het is een van de vroege kolonisten) en de soort leefde in delen van de voormalige Zuiderzee. De dieren werden mogelijk via de scheepvaart verspreid. Waarnemingen uit andere provincies zijn lokaal. Autochtoon bekend uit Friesland, Gelderland, Groningen, Noord-Holland, Zuid-Holland, Zeeland. Er zijn ook enkele waarnemingen uit vrijwel zoet water uit de grote rivieren.

Impact
Belangrijkste factoren: (voedsel- en ruimte-)concurrentie.
Ecologische impact: De Brakwatermossel komt soms massaal voor in de bovenste meters van kanalen en dergelijke (tussen 15,000 en 28,000 exemplaren per vierkante meter in nieuw gekoloniseerde gebieden: Verween et al. 2009). De soort maakt onderdeel uit van de ‘fouling-community’ op scheepsrompen en bouwwerken. Enige ruimteconcurrentie en misschien ook voedselconcurrentie met andere soorten (weekdieren en andere organismen) is mogelijk. Er wordt een aangroeilaag gevormd waarop en -tussen zich weer andere soorten vestigen. Dergelijke aangroeilagen produceren organisch afval en kunnen zowel in positieve als in negatieve zin veranderingen in het milieu tot stand brengen. De Brakwatermossel wordt door diverse diersooren, waaronder vogels, gegeten.
Eventuele economische impact: De Brakwatermossel kan masssaal optreden en daardoor als foulingspecies in- en uitstroompijpen van o.a. electriciteitsscentrales verstoppen (Rajagopal, Van der Velde & Jenner, 1995; Verween et al., 2005). Aangroei aan scheepswanden en andere door de mens gemaakte bouwwerken kunnen eveneens tot problemen leiden en economische impact hebben.

Mate van invasiviteit
De Brakwatermossel heeft een vrij brede ecological tolerantie en leeft zowel in vrijwel tot geheel zoet water als in oligohaliene habitats. Het zijn filteraars die zich met een brede range aan voedselsoorten voeden. Ze groeien snel, hebben een hoge reproductie en leven ten minste vier jaar. Er is een vrij lang zwemmend larvenstadium (tot vier weken), hetgeen bij de verspreiding een belangrijke rol speelt. In Nederland (en daar buiten) vindt verspreiding door larven plaats op min of meer natuurlijke wijze, via met elkaar verbonden waterwegen, via ballastwater en als aangroei aan de wand van schepen en ander drijvend materiaal.

Verspreiding en -snelheid
De eerste melding in Europa komt uit België (1835). Daarna in brakke wateren in Duitsland, Nederland, Frankrijk, Engeland, Spanje, Zwarte Zee en Oostzee. Ook in Brazilië. De verspreiding heeft vrijwel zeker plaatsgevonden via ballastwater van schepen, latere lokale verspreiding ook als aangroei aan scheepsrompen. De eerste Nederlandse melding stamt uit 1895 uit de Amstel (Maitland, 1897). Na de afsluiting van de Zuiderzee (1932) verdwenen veel populaties. Momenteel algemeen in het Noordzeekanaal. Daarnaast o.a. bekend uit Groningen (Delfzijl, Termunterzijl, Weiwerd), Friesland (Harlingen), Noordzeekanaal en het Kanaal Gent-Terneuzen. In het oosten van de Westerschelde eenmaal waargenomen bij Rilland, evenals in binnendijks water bij Den Helder. Ook bekend uit de rivieren Rijn, Lek, Waal, Amstel).

Trends

Op basis van 10 x 10 km-hokken is het areaal gehalveerd ten opzichte van vroeger.

Literatuur

Benthem Jutting, W.S.S. van, 1943. Mollusca (I) C. Lamellibranchiata. Fauna van Nederland, afl. XII. 1-477. In: Fauna van Nederland, red.: L.F. de Beaufort, P.N. van Kampen, E.D. van Oort, H.C. Redeke & W. Roepke. Uitgeverij: A.W. Sijthoff, Leiden. Sijthof, Leiden 477 p.
Dorsman, L. & Iz.A.J. De Wilde, 1929. De land- en zoetwatermollusken van Nederland. Hun bouw, levensgewoonten en een beschrijving der soorten. Nederlandsche Natuurhistorische vereeniging No.3. Wolters, Groningen.
Gittenberger, E., A.W. Janssen , W.J. Kuijper, J.G.J. Kuiper, T. Meijer, G. van der Velde & G.A. Peeters, 1998. De Nederlandse zoetwatermollusken. Recente en fossiele weekdieren uit zoet en brak water. - Nederlandse Fauna 2. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & EIS-Nederland, Leiden. 288 pp.
Kuiper, W., 2000. De weekdieren van de Nederlandse brakwatergebieden (Mollusca). Nederlandse Faunistische Mededelingen 12: 41-120. Maitland, R.T., 1897. Dreissenia cochleata in de Amstel. Tijdschrift der Ned. Dierk. Vereeniging (2) vol. 5. Versl. v/d verg., LXXXV.
Rajagopal S., G. van der velde, H.A. Jenner, 1995. Aangroeibestrijding van de brakwatermossel Mytilopsis leucophaeata bij de kerncentrales Hemweg en Velsen. Deel 1: Biologie en klepbewegingsgedrag met behulp van de MosselMonitor. KEMA-rapport 1995:1-56.
Therriault, T.W., M.F. Docker, M.I. Orlova, D.D. Heath, and H.J. MacIsaac. 2004. Molecular resolution of the family Dreissenidae (Mollusca: Bivalvia) with emphasis on Ponto-Caspian species, including first report of Mytilopsis leucophaeata in the Black Sea Basin. Molecular Phylogenetics and Evolution 30:479-489.
Verween, A.,M. Vincx and S. Degraer, 2009. Seasonal variation in gametogenesis and spawning of Mytilopsis leucophaeata, an invasive bivalve in Europe. Journal of Molluscan Studies 75: 307–310.


Code


Auteurs

I. van Lente (feb & okt 2014)

 




Commentaar

Brakwatermossel Brakwatermossel

Grafieken

Diensten

Weekdieren (EU-Habitatrichtlijn)

Mariene soorten en ecologie

Contact

Stichting ANEMOON
Postbus 29
2120 AA Bennebroek

anemoon@cistron.nl

06-11442009

Back To Top