Search
Search

Soorten

Japanse oester

Crassostrea gigas

(Thunberg, 1793)

Japanse oester


Zoekbeeld

Mariene tweekleppige. Tot 23 cm. Stevige, variabel gevormde schelp. Langwerpig-ovaal, linkerklep boller. Geelbruin tot paarsroze, met lila vlekken. Kommavormig spierindruksel aan de binnenkant lila of bruin. Beide kleppen met een schilferige sculptuur van scherpe onregelmatige, geschubde ribben. Aan de binnenkant zit één duidelijk, kommavormig spierindruksel.Zeer algemeen in litoraal en sublitoraal langs de hele kust. In Zeeland en het Waddengebied komen plaatselijk grote oesterbanken voor.


Te verwarren met

  • De Oester (de gewone of Zeeuwse, platte) Ostrea edulis. Die is echter ovaalrond en platter met minder sterke lamelachtige ribben en vaak ook minder gekleurd.

Kenmerken

Afmetingen: 150 x 230 mm.
Schelpvorm: Zeer Stevige, variabel gevormde schelp. Langwerpig-ovaal. De linkerklep is boller dan de rechter.
Schelpkleur: Geelbruin tot paarsroze, met lila vlekken en strepen. Het kommavormige spierindruksel aan de binnenkant is lila of bruin.

 

Sculptuur: Beide kleppen hebben een schilferige sculptuur. Op de bolle klep staan onregelmatige, geschubde ribben. De platte klep is bedekt met schilverige lamellen.
Slot: Echte slottanden ontbreken, aan beide zijden van de top hoogstens wat knobbeltjes. Ligament voornamelijk inwendig en bestaande uit een dikke horizontale slotband, met aan beide kanten een kort, meer uitwendig gelegen ligament.
Binnenzijde schelp: Aan de binnenkant zit één duidelijk, kommavormig spierindruksel.

 


Habitat en ecologie

Stevig vastgegroeid levend op een harde ondergrond, zowel in het getijdengebied als beneden de laagwaterlijn in het sublitoraal, tot diepten van ca. 40 m. De dieren zijn tolerant voor verschillende milieuomstandigheden en leven bij zoutgehalten tussen 20 en 25 (maximaal 35) ‰ en watertemperaturen tussen -1,8 en 35º Celsius. Larven hechten zich vaak vast op de schelpen van oudere soortgenoten, zodat uiteindelijk hele plakkaten van op elkaar groeiende oesters ontstaan (oesterriffen). De dieren zijn feitelijk van gescheiden geslacht, maar wisselen gedurende hun leven meermalen van sekse en ook hermafroditisme komt voor, waarbij de geslachtscellen van beiden seksen gelijktijdig actief zijn. Voortplanting vooral in juli-augustus. Vrouwelijke dieren kunnen tot 200 miljoen eieren afzetten, met intervallen van 5 tot 10 minuten. Door een lang planktonisch stadium en vanwege de enorme hoeveelheden larven in de waterkolom, is de soort in staat om zich in korte tijd over grote afstanden te verspreiden en snel gebieden te koloniseren. De dieren groeien snel en bereiken onder gunstige omstandigheden binnen 18- 30 maanden een gewicht van 70-100 gram en afmetingen waarbij gekweekte exemplaren geoogst worden (8-10 cm). Oude dieren kunnen een aanzienlijkgewicht en zeer grote afmetingen bereiken. Leeftijd: tot ruim 30 jaar.


Areaal en verspreiding

Exoot. De soort hoort van oorsprong niet thuis langs de zuidoostelijke Noordzeekust. Oorspronkelijk voorkomend in Japan, Zuidoost-Azië en elders in de Grote Oceaan. De soort werd al ver voor de jaren 60 in de Zeeuwse wateren geïntroduceerd, waar ze goed bleken te gedijen. Geleidelijk aan werd de soort steeds talrijker tot in 1982 een zeer grote broedval plaatsvond en de aantallen explosief stegen. Tegenwoordig een van de algemeenste weekdieren langs de hele kust algemeen, inclusief de Waddenzee. 

Op het strand: Langs de hele kust op basalt van pieren en golfbrekers, ook los aangespoeld of op drijvende voorwerpen.

Waarnemingen Japanse oester:
- Waarneming.nl: Japanse oester.
- Verspreidingsatlas.nl: Japanse oester.
- Telmee.nl: Japanse oester.


Seizoenspatronen


Nadere informatie

[Extra bij exoten: gegevens over invasiviteit en impact; situatie 2014 (© ANEMOON) ]

Status in Nederland
Een gevestigde, zeer algemeen voorkomende, invasieve soort. Leeft autochtoon in alle mariene milieus grenzend aan de provincies Friesland, Groningen, Noord-Holland, Zuid-Holland en Zeeland.

Oorsprong en introductie
Gebied van oorsprong: Azië; Noordelijk deel Stille Oceaan.
Leefwijze: Mariene habitats op hard substraat, Estuaria en brakwatergebieden; kustgebied.
Introductie en -wijze: De soort is bewust door de mens ingevoerd i.v.m. visserij/aquacultuur (oesterkweek). De expansieve verspreiding in de daaropvolgende periode over heel Nederland was echter ongewild. Introducties hadden plaats in de periode voor 1960. Met name in 1982 vond grote broedval plaats en stegen de aantallen explosief, ook buiten de kweekpercelen.

Impact
Belangrijkste factoren: (Voedsel- en ruimte-)concurrentie; Milieu-aanpasingen; sociaal-economisch.
Ecologische impact: C. gigas heeft op veel verschillende manieren een impact op het mariene leefmilieu. Wereldwijd wordt door het voorkomen van de soort de homogenisatie van de flora en fauna in het litoraal en sublitoraal in de hand gewerkt. De soort is verworden tot een allesomvattende omzetter van het ecosysteem, die grote oppervlakken slik- en modderbodem, stenige oevers en andere harde substraten koloniseerd en overgroeit, waardoor veel andere soorten verdrongen worden, of hun leefwijze geheel moeten aanpassen aan die van deze oestersoort. Naast ruimteconcurrentie zorgt de grote filtercapaciteit ook voor aanzienlijke voedselconcurrentie (Reise et al., 2005, Nehring et al., 2009; Troost, 2010). Naast voedsel zou de soort ook veel larven van andere inheemse organismen wegfilteren, bijvoorbeeld van Kokkels en Mossels. Doordat de Japanse oester zich op dezelfde plaatse vestigd als de Mossel, raken mosselbedden overgroeid (Nehls et al., 2006). In de periode toen de Japanse oesters explosief toenamen, namen de bestanden Mossels en Kokkels af, evenals de vogelsoorten die zich met deze soorten voedden, zoals de Scholekster Haematopus ostralegus (Wolff and Reise 2002). Mossels bleken zich echter ook te vestigen op oesters, hetgeen dit negatieve effect deels afzwakt (Fey et al., 2010). De Japanse oester neemt inmiddels de niche in van de gewone Platte oester Ostrea edulis in vorige eeuwen (Cadée, 2007). Er ontstaan in snel tempo massieve oesterbanken (-riffen) (Nehring et al., 2009). Deze oesterbanken vormen nieuwe biogene structuren in het intergetijdengebied van Zeeland, Holland en de Waddenzee (Smaal et al., 2005) en vormen geschikt substraat voor andere invasieve soorten, zoals Crepidula fornicata, Styela clava, Austrominius modestus, Sargassum muticum en krabben van het genus Hemigrapsus (Blaasjeskrab en Penseelkrab). De oesterbanken bieden bovendien bescherming aan belangrijke voedselsoorten voor vogels en vissen, waaronder kreeftachtigen, slakken en kleine vissoorten (Liebich, 2007, Thieltges et al, 2009, Wolff et al., 2010, Lang and Buschbaum, 2010). C. gigas profiteert in Noord-Europa van het opwarmingseffect en is of wordt algemener dan de mosselbanken ooit zijn geweest (Nehring 2003b). Eventuele economische impact: Net als elders in Europa, vormt de Japanse oester een bedreiging voor de veiligheid en gezondheid. De oester hebben invloed op het recreatief gebruik van het kustgebied vanwege de messcherpe schelpen, schoenen en voeten opensnijden (Wolff & Reise, 2002). Aan de andere kant is dit een belangrijke voedselbron en zijn gecultiveerde oesters van aanzienlijk economisch belang. Of de oesterbanken ook en rol (kunnen) spelen in de kustverdediging moet nog worden onderzocht. Er konden geen allesomvattende gegevens worden getraceerd omtrent de economische impact van de Japanse oester in Nederland.

Mate van invasiviteit
De Japanse oester is afkomstig uit de mariene estuariene kustwateren van Japan en Zuidoost-Azië. Het is momenteel wereldwijd gezien een belangrijke voedselbron. De meeste introducties in Europa zijn opzettelijk geweest, als alternatief voor de ingestorte kweek van de gewone Platte oester Ostrea edulis (Nehring, 1999, Wolff and Reise, 2002, Smaal et al., 2009). Het sterke invasieve karakter van C. gigas is in diverse Europese landen zichtbaar. De soort heeft de capaciteit zich aan zeer veel verschillende omgevingsfactoren aan te passen; groeit snel; is tolerant voor vertroebeling en milieuverontreiniging; is een snelle voortplanter; heeft larven die wel 5 weken in het plankton verblijven en aldus grote afstanden kunnen overbruggen met zeestromingen en getij. Omdat de Japanse oester de leefomgeving permanent verandert, wordt de soort beschouwd als een van de 100 “Most invasive Alien Species in Europe” (DAISIE research project).

Verspreiding en -snelheid
Nederlandse oesterkwekers importeerden al in 1964-1966 oesterbroed (‘spat’) uit Canada en Japan. Na natuurlijke broedval in de warme zomers van 1975 en 1976, begon de soort zich op natuurlijke wijze uit te breiden en het Nederlandse Deltagebied te koloniseren. Aanvankelijk nam de soort eerst massaal toe in de provincie Zeeland, maar al snel werd ook de rest van de kust, inclusief het Wadddengebied gekoloniseerd (eerste melding Waddengebied in 1983; Smaal et al., 2009). In het Nederlandse kustgebied is dit nu een van de meest dominante soorten (De Bruyne et al., 2013).


Literatuur

  • Bruyne, R.H. de, S.J. van Leeuwen, A.W. Gmelig Meyling & R. Daan (red.), 2013. Schelpdieren van het Nederlandse Noordzeegebied. Ecologische atlas van de mariene weekdieren (Mollusca). Tirion Uitgevers, Utrecht en Stichting Anemoon, Lisse 414 pag.
  • Cadée, G.C., 2007). Vervangen de recente Japanse oesterriffen de vroegere Oesterbanken?. De Levende Natuur 108 (2) 62-65.
  • Fey, F., Dankers, N., Steenbergen, J. and Goudswaard, K. 2010. Development and distribution of the non-indigenous Pacific Oyster (Crassostrea gigas) in the Dutch Wadden Sea. - Aquaculture International 18: 45-59.
  • Huvet, A., Gerard, A., Ledu, C., Phelipot, P., Heurtebise, S.Z. and Boudry, P. 2002. Is fertility of hybrids enough to conclude that the two oysters Crassostrea gigas and Crassostrea angulata are the same species? - Aquat. Living Resour. 15: 45-52.
  • Lang, A.C. and Buschbaum, C. 2010. Facilitative effects of introduced Pacific oysters on native macroalgae are limited by a secondary invader, the seaweed Sargassum muticum. - J. Sea Res. 63: 119-128.
  • Liebich, V. 2007. Die eingeschleppte Seescheide Styela clavaim Ökosystem Wattenmeer - Bedrohung oder Gewinn? - Thesis, FU Berlin: 47 pp.
  • P.W. Moerdijk, Janssen, A.W, Wesselingh, F.P, G.A. Peeters, Pouwer, R, van Nieulande, F.A.D, … ter Poorten, J.J. (2010). De fossiele schelpen van de Nederlandse kustGeologie van Nederland.
  • Nehls, G., Diederich, S., Thieltges, D.W. and Strasser, S. 2006. Wadden Sea mussel beds invaded by oysters and slipper limpets: competition or climate control? - Helgol. Mar. Res. 60: 135-143.
  • Nehring, S. 1999. Oyster beds and Sabellaria reefs. - In: De Jong, F., Bakker, J.F., van Berkel, C.J.M., Dankers, N.M.J.A., Dahl, K., Gätje, C., Marencic, H. and Potel, P. (eds.), Wadden Sea QualityStatus Report. Wadden Sea Ecosystem 9: 146-147.
  • Nehring, S. 2003b. Alien species in the North Sea: invasion success and climate warming. - Ocean Challenge 13(3): 12-16. Nehring, S., Reise, K., Dankers, N. and Kristensen, P.S. (2009): Alien species. - In: Marencic, H. and Vlas, J. de (eds.), Quality Status Report 2009. Wadden Sea Ecosystem 25(7): 1-28.
  • Smaal, A.C., B.J. Kater & J.W.M. Wijsman, 2009. Introduction, establishment and expansion of the Pacific oyster Crassostrea gigas in the Oosterschelde. Helgoländer Meeresuntersuchungen 63: 75-83.
  • Smaal, A., M. van Stralen & J. Craeymeersch, 2005. Does the introduction of the Pacific oyster Crassostrea gigas lead to species shifts in the Wadden Sea? - In: Dame, R.F. & S. Olenin, (eds.), The Comparative Roles of Suspension-Feeders in Ecosystems. NATO Science Series IV, Earth & Environmental Sciences 47: 277-289.
  • Smaal, A.C., Kater, B.J. and Wijsman, J. 2009. Introduction, establishment and expansion of the Pacific oyster Crassostrea gigasin the Oosterschelde (SW Netherlands). - Helgol. Mar. Res. 63: 75-83.
  • Thieltges, D.W., Reise, K., Prinz, K. and Jensen, K.T. 2009. Invaders interfere with native parasite-host interactions. - Biological Invasions 11: 1421-1429.
  • Troost, K. , 2010. Causes and effects of a highly successful marine invasion: Case-study of the introduced Pacific oyster Crassostrea gigs in continental NW European estuaries. Journal of Sea Research 64:145-165.
  • Wolff, W.J. and Reise, K. 2002. Oyster imports as a vector for the introduction of alien species into northern and western European waters. - In: Leppäkoski, E., Gollasch, S. and Olenin, S. (eds.), Invasive aquatic species of Europe. Distribution, impacts and management. Kluwer, Dordrecht: 193-205.
  • Wolff, W.J. and Reise, K. 2002. Oyster imports as a vector for the introduction of alien species into northern andwestern European waters. - In: Leppäkoski, E., Gollasch, S. and Olenin, S. (eds.), Invasive aquatic species of Europe. Distribution, impacts and management. Kluwer, Dordrecht: 193-205.
  • Wolff, W.J., Bakker, J.P., Laursen, K. and Reise, K. 2010. The WaddenSea Quality Status Report - Synthesis Report 2010. - Wadden Sea Ecosystem 29: 25-74. DAISIE research project at http://www.europe-aliens.org/speciesTheWorst.do).

Code


Auteurs

(De Bruyne, Van Leeuwen, Gmelig Meyling, Daan et al. -Ecologische atlas mariene weekdieren - 2013)
[B. Oonk, jan. 2014; IvL feb., okt 2014]
[Niels Schrieken mrt 2022]




Commentaar

Japanse oester Japanse oester Japanse oester

Grafieken



Diensten

Weekdieren (EU-Habitatrichtlijn)

Mariene soorten en ecologie

Contact

Stichting ANEMOON
Postbus 29
2120 AA Bennebroek

anemoon@cistron.nl

06-11442009

Back To Top