Search
Search

Soorten

Dwerginktvis

Sepiola atlantica

d'Orbigny, 1842

Dwerginktvis


Zoekbeeld

Tienarmige inktvis. Mariene soort. Tot ca. 5 cm. Melkachtig transparant, met bruinrode en gele pigmentvlekjes. Kleine soort met plomp, zakvormig lichaam, aan de rugzijde met de kop vergroeid. Aan de kop 5 paar armen, waarvan één paar langer. Aan weerszijden een ronde flapvormige vin. Schelp: 18 mm, inwendig, chitineus zonder kalk. Ondiep tot 90 m. Noordzee, Waddenzee, Zeeland (Ooster- en Westerschelde, Grevelingen).


Te verwarren met

Jonge Zeekatten, maar gemakkelijk te onderscheiden door het ontbreken van de gesloten vinzoom om het lichaam. Aan weerszijden zitten ronde oorvormige flapjes (bij een jonge Zeekat is dit een zoom die het gehele lichaam omsluit).

Kenmerken

Afmetingen: Totale lengte tot ca. 5 cm.
Lichaamskleur:
Het lichaam is melkachtig transparant, met veel bruinrode en gele pigmentvlekjes. Doordat deze vlekjes (chromatoforen) razendsnel in grootte kunnen veranderen, kan het dier snel van kleur veranderen.
Lichaamsvorm: Kleine soort met een plomp, zakvormig lichaam. Aan de rugzijde is het lichaam met de kop vergroeid. Aan de kop zitten 5 paar armen, waarvan één paar langer is.
Armen:
De Dwerginktvis bezit 5 paar armen. Één paar armen is langer en wordt gebruikt om prooien mee te vangen. Elke arm bevat 2 tot 8 zuignapjes. Bij het mannetje bevat één arm een groef, waarmee het sperma in de lichaamsopening van het vrouwtje gebracht wordt.
Vinnen:
Rondom het lichaam zit aan weerszijden een ronde flapvormige vin van ca 10 mm diameter.
Schelp:
een skelet ontbreekt. Het dier bezit alleen een chitineus inwendig rugschild, dat ca 18 mm lang kan zijn. Dit schild bevat geen kalk, zoals bij de zeekat, zodat het nagenoeg transparant is.
Overig: (Zoektip) Dwerginkvissen leven op zachte bodems,waar ze zich kunnen ingraven bij gevaar. De dieren zijn doorgaans nieuwsgierig en komen weer tevoorschijn als je geduldig bent. Het ondiepe water bij het Koepeltje is een goede plek om te zoeken.


Habitat en ecologie

Pelagische bodembewoner van ondiepe kustwateren en estuaria, tot 90 m diep. De dieren liggen in zachte bodems ingegraven in het zand te wachten op een prooi, die vanuit deze hinderlaag wordt buitgemaakt. Het voedsel bestaat vooral uit jonge garnalen en aasgarnalen. De dieren zijn van gescheiden geslacht. De 3 mm grote eieren worden in ongekleurde doorzichtige trosjes van ten hoogste 50 stuks gelegd en aan allerlei substraat vastgemaakt.


Areaal en verspreiding

Van Noorwegen langs alle kusten van Noordwest-Europa tot Marokko. Waar de waterdiepte meer dan 50-60 m bedraagt, wordt de kans op andere Sepiola-soorten groter. Bij rotskusten met baaien komen de dieren soms wel in de baai, maar niet daarbuiten voor. Uit Nederland is de Dwerginktvis bekend van Zeeland, de Waddenzee en de Noordzee. Vooral in het Oosterschelde-bekken en Grevelingenmeer vaak door duikers waargenomen. In het late voorjaar soms in strandpoelen en zwinnen. De soort wordt regelmatig door garnalenkotters gevangen en is ook als kornetvangst gemeld.

Nadere informatie



Literatuur

  • Bruyne, R.H. de, S.J. van Leeuwen, A.W. Gmelig Meyling & R. Daan (red.), 2013. Schelpdieren van het Nederlandse Noordzeegebied. Ecologische atlas van de mariene weekdieren (Mollusca). Tirion Uitgevers, Utrecht en Stichting Anemoon, Lisse 414 pp.
  • Bragt, P.H. van, 2014. Inktviseieren met pasen. Spuisluis. 

 


Code


Auteurs

Mat Vestjens
Brendan Oonk




Commentaar

Dwerginktvis Dwerginktvis Dwerginktvis Dwerginktvis

Grafieken



Diensten

Weekdieren (EU-Habitatrichtlijn)

Mariene soorten en ecologie

Contact

Stichting ANEMOON
Postbus 29
2120 AA Bennebroek

anemoon@cistron.nl

06-11442009

Back To Top