Search
Search

Soorten

Sierlijke steurgarnaal

Garnaal. Mariene soort. Tot 6 cm. De Steurgarnaal heeft een glasachtig lichaam, met op het achterlijf donkere verticale streepjes. Ook het kopborststuk is vaak voorzien van een zebra-achtig patroon. Het rostrum is recht.

[Lees verder...]


Waaiergarnaal

Garnaal. Mariene soort. Tot 2 cm. Vaak min of meer doorzichtig met bruine, roodachtige, groene of blauwe streepjes of soms stippeltjes. Klein en gedrongen lichaam. Voor de ogen twee minuscule waaiertjes van  geveerde sprietjes. Rostrum zeer  kort. Schaarpoten vrij kort, schaartjes klein. Zeeland, Ooster- en Westerschelde, Grevelingen. Niet zeldzaam, maar moeilijk te onderscheiden onder water.

[Lees verder...]


Veranderlijke steurgarnaal
Garnaal. Mariene soort, soms in brak water. Lengte: tot 3 cm. Zeer variabel qua kleurpatroon. Op spons vaak geelachtig, op wier bruin of groen. Daarnaast nog diverse patronen, waaronder  doorzichtige dieren met een bruine marmering, blauwe stipjes of een witte rugstreep. 's Nachts vaak blauwachtig. Het zijn kleine slanke garnaaltjes met een gebocheld achterlijf en een lang, recht, puntig rostrum met 2 tanden. De schaarpoten zijn zeer kort. Vooral bekend uit Zeeland, ook in het Waddengebied.

[Lees verder...]


Kreeftgarnaal
Garnaal. Mariene soort. Tot ca. 2 cm. Groen, bruin of rood, met vaak een witte lengtestreep op de rug. Schaarpunten lichter geel of wit. Plomp, breed lichaam. Ze lijken op miniatuur-kreeften. Volwassen mannetjes hebben schaarpoten met stevige, kreeftachtige scharen. Vrouwtjes met dunnere scharen. Ogen ongesteeld, gedeeltelijk buiten het rugschild uitstekend. Rostrum kort, met scherpe punt. Slechte zwemmers; bewegen zich als rennende kreeftjes over de bodem. Vooral in Zeeland vrij algemeen.

[Lees verder...]


Ringsprietgarnaal
Garnaal. Mariene soort. Tot 8 cm. Doorzichtig met veel rode streepjes die op het achterlijf niet verticaal maar schuin verlopen. De lange sprieten hebben gewoonlijk een rood/wit (geel) zebrapatroon. Rostrum relatief lang, de voorste helft is naar boven gebogen. Eerste paar poten met minieme scharen en een groot aantal uiterst kleine geledingen, waardoor de poten buigzaam lijken. Van het tweede paar poten is de ene veel langer. Vooral in Zeeland in wat dieper water, lijkt iets toegenomen.

[Lees verder...]


Rode spinkrab
Krab. Mariene soort. Rugschild tot 5,4 cm. Rood tot donker roodbruin. Schild ongeveer driehoekig. Achter de ogen een zijdelings uitstekende tand. Op ongeveer een derde zit een insnoering, waardoor onder de ogen een soort wangetjes ontstaan. Schaarpoten even lang of langer dan het eerste paar looppoten, bij mannetjes forser. Looppoten bedekt met stugge haren. Enkele keren gemeld uit de Oosterschelde.

[Lees verder...]


Gewone spinkrab

Krab. Mariene soort. Rugschild 8-10 cm. Schild en poten direct na de vervelling bruinrood, soms gelige. Poten soms met oranje dwarsbanden, schaarpunten lichter. Spinachtig, dier met een klein lijf met grote poten. Rugschild bijna driehoekig, rostrum met twee naar elkaar gebogen tanden. Bezet met haakvormige haren. Vaak begroeid met sponzen, hydropoliepen etc.vrij schaars, vooral in de Oosterschelde.

[Lees verder...]


Geplaats in: Kreeftachtigen
Gladde sponspootkrab

Krab. Mariene soort. Rugschild tot 2,2 cm. Bruinachtig met wat wat rood. Uiteinden rostrum en scharen roder. Spinachtige krab met zeer lange looppoten, waarvan het eerste paar langer. Schaarpoten en scharen kort en breed. Rugschild driehoekig, het rostrum is gesplitst door een nauwe spleet. Achter de oogstelen staat een stekel met daarachter een brede bobbel. Schild met vage bobbels en in het midden één omhoog stekende punt. Scharen met weinig stekels, poten en lichaam met haakvormige haren. Hele dier gewoonlijk door sponzen overdekt. Zeldzaam (Zeeland).

[Lees verder...]


Kleine hooiwagenkrab

Krab. Mariene soort. Tot 0,7 cm. Een spinachtige krab met smalle lange scharen en poten die langer zijn dan het schild. Rugschild driehoekig, rostrum bestaande uit twee tanden die elkaar over de gehele lengte raken. Rugschild met enkele haren. Laatste lid van de laatste twee paar looppoten sterk gekromd en over de gehele lengte met scherpe stekels. Vooral tussen geweisponzen. Goed gecamoufleerd met stukjes spons, mosdiertjes of wier. Oosterschelde en Westerschelde, schaars.

[Lees verder...]


Hooiwagenkrab
Krab. Mariene soort. Tot 3,5 cm. Een spinachtige krab met smalle lange scharen en poten die langer zijn dan het schild. Rugschild driehoekig, eindigend in twee tanden die elkaar over de gehele lengte tussen de gesteelde ogen raken. Vooral tussen geweisponzen. Steeds sterk gecamoufleerd, bedekt met stukjes spons, mosdiertjes of wier. Vaak pas ontdekt als een stuk spons o.i.d. gaat 'lopen'.

[Lees verder...]


Wrattige sterslak
Zeenaaktslak. Tot 14 mm. Wit of lichtgeel, iets  transparant. Brede, ovale slak. Het mantelschild bedekt het hele lichaam en is bezet met ronde, ongelijke, wratachtige tuberkels. Daartussen staan stevige kalknaalden. De tuberkels midden op de rug zijn groter. Rhinoforen met ca. 12 lamellen, stekend uit een gladde opening. Kieuwkrans met ca. 14 enkelvoudig geveerde kieuwen. Eisnoer als gespiraliseerde, meerdere windingen vormende lage band, het smalle deel zit vastgehecht aan hard substraat. Zeldzaam. Noordzee. Vroeger ook in het kustgebied gevonden.  

[Lees verder...]


Satijnslak
Zeenaaktslak. Tot 55 mm. Wit, crème, roze of zandkleur. Soms bruine vlekken opzij van de rug, in 1-3 soms gepaarde rijen. Rug met dicht op elkaar staande zachte, korte wratachtige tuberkels met een zachte vingervormige top in een krans stevige naaldjes. Lijkt qua textuur op de sponzen die het voedsel vormen. Rhinoforen gelamelleerd, met witte top. Kieuwkrans intrekbaar. Eisnoeren als crèmekleurig tot wit, dik, golvend spiraalvormig lint van meerdere windingen. Schaars in Oosterschelde.

[Lees verder...]


Kaalslak

Zeenaaktslak. Tot 32 mm. Transparant wit of gelig, met langs de gehele mantelrand karakteristieke brede geelgekleurde (soms helderwitte) klieren. Het brede mantelschild bedekt de hele rug. Rug bedekt met kleine wratachtige tuberkels. Rhinoforen met op de bovenste helft lamellen, in een ondiepe schede met gegolfde rand. De relatief kleine kieuwkrans heeft 5-7 drievoudig geveerde kieuwen. De eisnoeren vormen een witte spiraal. Vermoedelijk niet meer in Nederland. Kan mogelijk terugkomen door opkomst Weke slijmspons.

[Lees verder...]


Citroenslak

Zeenaaktslak. Ook in brak water. Tot 120 mm. Grote, ovale soort met breed mantelschild met halfronde wratachtige tuberkels. Rhinoforen schuin gelamelleerd en intrekbaar. Kieuwkrans op de rug met 7-9 drievoudig geveerde kieuwen. Mondopening in een klein mondveld met aan weerszijden zeer kleine mondtentakels. In Nederland zeldzaam. O.a. bekend van Den Helder, Vlissingen, Grevelingenmeer, westelijke deel Oosterschelde. Spoelt ook op het strand aan.

[Lees verder...]


Groene rolsprietslak
Zeenaaktslak. Tot 20 mm. Crèmekleurig, met meestal een groenachtig witte waas. Vertakkingen van de middendarmklier groen. Vrij slanke slak. Op de kop twee in de lengterichting opgerolde, gladde rhinoforen. De rugpapillen zijn lang en glad, maximaal 8 dwarsrijen met tot 4 papillen per rij.  Eisnoeren als een gelatineuze spiraal in een relatief dik lin op zachte groenwieren.

[Lees verder...]


Schorrenslak
Zeenaaktslak. Tot 8 mm. Lichtbruin tot zwart, vaak met lichtere vlekjes. Voet geel, ook rondom de geslachtsopening lichter. Groene vertakkingen van de middendarmklier kunnen door de huid schemeren. Plompe slak zonder tentakels, rhinoforen of cerata. Ogen zwart, in lichter gekleurde velden aan de buitenzijden op de kop. Bol, maar afgeplat achter op de rug. Eieren als geelwitte worstvormige klompjes op het voedsel. Schorrengebieden en kwelders, Waddengebied en Zeeland.

[Lees verder...]


Gekielde schorrenslak

Zeenaaktslak. Leeft op schorren en kwelders. 4-8 mm. Bij de Gekielde schorrenslak ontbreken tentakels, rhinoforen en cerata op de kop en rug. Langs beide zijden van de kop loopt een verhoogde richel, dit in tegenstelling tot de (gewone) Schorrenslak. De ogen liggen elk in een licht gekleurd veld aan de buitenzijden van de lengterichel op de kop. Het lichaam is vrij bol.

[Lees verder...]


Kwelderslak
Zeenaaktslak. Tot 12 mm. Kleurloos of bruin, groen, geel, met zwarte, bruine, donkergroene of witte vlekjes. Groene kleur van vertakkingen middendarmklier door het lichaam en de papillen heen zichtbaar. Geen koptentakels en rhinoforen, mondhoeken soms iets gelobd. Rugpapillen in maximaal 7 schuine dwarsrijen, met per rij 2-6 knotsvormige papillen. Rug vooraan zonder papillen. Eieren aanvankelijk gelig, later verkleurend naar grijs, afgezet als een worstvormige, gelatineuze massa. Schorren- en kwelders in Zeeland en Waddengebied.

[Lees verder...]


Gewone pijlinktvis

Tienarmige inktvis. Mariene soort. Aan de kop zitten 5 armen, waarvan een paar langer is. Het lichaam is langgerekt, pijlvormig met aan weerszijde een driehoekige vin die twee derde van het lichaam omvat. In het voorjaar trekken ze naar de kust om daar hun eieren af te zetten. Deze zitten in langwerpige, wit doorschijnende capsules. Ieder capsule bevat meerdere eitjes. 

[Lees verder...]


Dwerginktvis
Tienarmige inktvis. Mariene soort.Tot ca. 5 cm. Melkachtig transparant, met bruinrode en gele pigmentvlekjes. Kleine soort met plomp, zakvormig lichaam, aan de rugzijde met de kop vergroeid. Aan de kop 5 paar armen, waarvan één paar langer. Aan weerszijden een ronde flapvormige vin. Schelp: 18 mm, inwendig, chitineus zonder kalk. Ondiep tot 90 m. Noordzee, Waddenzee, Zeeland (Ooster- en Westerschelde, Grevelingen).

[Lees verder...]


Pagina 41 van 46Eerste   Vorige   36  37  38  39  40  [41]  42  43  44  45  Volgende   Laatste   

Diensten

Weekdieren (EU-Habitatrichtlijn)

Mariene soorten en ecologie

Contact

Stichting ANEMOON
Postbus 29
2120 AA Bennebroek

anemoon@cistron.nl

06-11442009

Back To Top