Search
Search

Soorten

Weekdieren

Melkwitte arkschelp

Mariene tweekleppige. Ca. 1 cm (tot 18 mm). Melkwit, opperhuid sterk vezelig en tharig. Stevig, scheef tot rechthoekig schelpje, tamelijk bol. Achterzijde scheef afgeknot, met van de top naar de achterzijde een vrij scherpe kiel. Ca. 50 radiaire ribben, gekruist door lichtere concentrische ribjes, waardoor een netstructuur ontstaat. Slot taxodont, met op een rechte lijn ca. 30-40 tandjes. Ligament uitwendig in een dwarsgegroefde ligament-area. Noordzee, verder van de kust. plaatelijk voor de Zeeuwse kust, ook bij Texelse stenen. Soms op drijvende voorwerpen op het strand. Ook fossiel langs de hele kust.

[Lees verder...]


Driehoekige parelmoerneut

Mariene tweekleppige. 10-13 mm. Grijswit, met een geelbruine opperhuid. Vanuit de top vaak radiale, grijze soms oranje kleurbanden. Binnenkant sterk parelmoerachtig iriserend. Stevige, glanzende, driehoekige schelpjes. Oppervlak met duidelijke groeilijnen die doorkruist worden door microscopische radiaire groefjes. Slot taxodont; aan de voorkant een rij van 20-30 en aan de achterkant 10-14 tandjes. Ligament inwendig in  driehoekige ligamentgroeve. Mantellijn zonder bocht. Onderrand gecrenuleerd (gekarteld). Noordzee, verder van de kust, ingegraven in slibhoudende bodems.

 

[Lees verder...]


Dunne parelmoerneut
Mariene tweekleppige. Tot 6 mm. Glanzend geelbruine, matig stevige schelpjes. Leeft ingegraven in slibhoudende bodems met hoogstens de achterrand van de schelpen boven de bodem. Schelpen aan de binnenzijde glanzend parelmoerkleurig met een taxodont slot. Leeft verder van de kust, spoelt zelden of nooit aan.

[Lees verder...]


Geruite pissebedkeverslak

Keverslak. Mariene soort. Vuilwit tot grijsgeel. Tot 8 mm. Platte ovale dieren met acht afzonderlijke schelpplaten die als dakpannen over elkaar liggen. Op het eerste gezicht langer en smaller, met vlakkere schelpplaten dan de andere twee inheemse soorten. Platen vuilwit tot grijsgeel, gekorreld. Zoom met schubjes.

[Lees verder...]


Pissebedkeverslak

Keverslak. Mariene soort. Platte ovale dieren tot 19 mm, met acht afzonderlijke, matig gewelfde en iets gekielde schelpplaten, die als dakpannen over elkaar liggen. Vuilwit tot grijsgeel en gevlekt, vaak met externe zwarte aanslag. Leeft sublitoraal tot ca. 10-50 m, op zand/slibbodems met stenen en lege schelpen.

[Lees verder...]


Gekraagde vlokslak
Zeenaaktslak. Tot 37 mm. Doorschijnend wit, soms geel of roodachtig, zonder stippen. Inhoud cerata  rozerood of oranje, cnidosac aan de uiteinden als witte vlek. De rijen licht gekleurde cerata vlak achter de kop doen aan een ouderwetse plooikraag denken. Rhinoforen glad met witte uiteinden (bij gele of rode dieren meer gelig). Ogen grijs, zichtbaar aan de basis van de koptentakels. Eieren: ongeveer cirkelvormige witte, losjes in lussen afgezette snoeren met relatief grote eieren, afgezet op diverse substraten in het litoraal. Zeeland, schaars.

[Lees verder...]


Brakwater-knotsslak
Zeenaaktslak. Ook (vooral) in brak water. Tot 8 mm. Kleine en onopvallende soort. Kop plat en breed afgerond. Tentakels ontbrekend of gereduceerd. Hoeken van het mondveld puntig uitgetrokken, achterwaarts gericht, zodat een helmvormige kop ontstaat. Rhinoforen glad, cilindrisch en langer dan de papillen. Slanke, niet knotsvormige papillen in 4-6 gepaarde rijen van 1-3 papillen. O.a. in brak water in het Oostvoornse Meer, Veerse Meer, Noordzeekanaal, Texel, Harlingen en Den Oever.

[Lees verder...]


Gestreepte knotsslak
Zeenaaktslak. Tot 15 mm. Doorschijnend wit met witte en goudgele vlekjes. Papil- en tentakeltoppen gelig, rhinoforen en soms tentakels met lichtbruine pigmentring. Lichaam en kop breed. Papillen in 6-8 dwarsrijen. Rhinoforen lang. Middendarmklier-vertakkingen bruin of groen. Tussen de tentakels en achter de rhinoforen 2-4 bruinoranje strepen, ook op de rug een oranje v-vormige vlek. Voedsel o.a. hydroïdpoliepen (Obelia, Halecium, Dynamena). Eieren als de Gorgelpijp-knotsslak.

[Lees verder...]


Hemelsblauwe knotsslak

Zeenaaktslak. Tot 26 mm. Uiterste papiltop is transparant, met daaronder een goudgele, soms oranje of rode ring. Daaronder zit een felle of meer vale blauwe kleurband. Daaronder zit vaak een tweede gouden ring. Dier verder groengrijs met fijne witte tot bleek citroengele vlekjes. Rhinoforen langer dan de tentakels. Over de hele rug 8-12 rijen met steeds 5-8 licht gezwollen, aan de top afgeronde papillen. De eisnoeren als een klein vuilwit, linksgewonden lint. Zeldzaam (Oosterschelde).

[Lees verder...]


Geringde knuppelslak

Zeenaaktslak. Tot 30 mm. Relatief slank, rhinoforen langer dan de tentakels, beide glad. Op de rug tot 7 gepaarde rijen cerata met 4-7 cerata per rij. Deze zijn relatief slank, glad en staan meestal in clusters van twee of meer. Soms tot drie gezwollen ringen op de cerata. Meestal roestbruin tot groenachtig met kleine groene, bruine tot zwarte vlekjes. Cerata eveneens bruin. Cnidosac aan het uiteinde met witte of gele vlek,  met daaronder 2-3 smalle bruine ringen of banden. Eénmaal gevonden (Texel).

[Lees verder...]


Gezwollen knuppelslak
Zeenaaktslak. Tot 23 mm. De rhinoforen en tentakels zijn glad, kort en ongeveer gelijk in lengte. De papillen zijn opvallend opgezwollen, aan de uiteinden spits,  nooit ingesnoerd. Ze staan tot aan de zijkant van de rhinoforen ingeplant. In totaal kunnen ca. 10 diagonale rijen voorkomen, van ongeveer 5 papillen per halve rij, de grootste in het midden op de rug. Grevelingemeer en Oosterschelde. Schaars.

[Lees verder...]


Paarse waaierslak
Zeenaaktslak. Ca. 20 (tot 50) mm. Kop, tentakels, rhinoforen en lichaam paarsviolet. Papillen met rode vertakkingen van de middendarmklier. Papiluiteinden transparant, met een witte ring over de cnidosac. Uiteinden koptentakels en rhinoforen wit. Slanke slak met even lange koptentakels en rhinoforen. Tentakels glad, Rhinoforen gerimpeld, met kleine wratjes. 4-6 gepaarde groepen papillen. Centrale rug kaal. Eisnoeren als witte dunne draad rond het voedsel gewonden. Oosterschelde, niet algemeen, maar wel toenemend.

[Lees verder...]


Goudstipje
Zeenaaktslak. Tot 25 mm. Aan de zijkanten van de kop staan twee korte mondtentakels. De rhinoforen zijn lang, glad en raken elkaar aan de basis. Voor de rhinoforen bevinden zich 2-3 rijen papillen. Op de rug, achter de rhinoforen, bevinden zich nog eens ongeveer 9-10 gepaarde rijen papillen, met aan iedere zijde per rij 6-9 papillen. Op een breder deel van de rug direct achter de rhinoforen ontbreken papillen. Naar de staart toe wordt deze kale strook veel smaller.  

[Lees verder...]


Kleine tritonia
Zeenaaktslak. Tot 30 mm. Vuilwit, soms met donkerdere vlekken. Kleine onopvallende soort met 6-8 gepaarde vingervormige uitsteeksels op een lob aan de kop. Rhinoforen fijn vertakt, met een gladde, witte top, ze zijn intrekbaar in een gladde schede. Kieuwen als tweevoudig vertakte pluimpjes in tegenovergestelde paren opzij van de rug. Rug met ronde tuberkels. Eisnoeren als witte dunne linksgedraaide spiraal van meerdere gekrulde windingen op Dodemansduim. Noordzee (wrakken), Ooster- en Westerschelde, Grevelingenmeer. Schaars.

[Lees verder...]


Grote tritonia

Zeenaaktslak. Tot 20 cm lang. Wit, lichtbruin, geeloranje of donker paarsbruin. Oudere dieren donkerder, jonge dieren vaak wit. Lichaam in doorsnede min of meer vierkant. Kop met ingesneden lob, de twee ontstane zijlobben zijn elk ook weer ingesneden. Rug aan de randen met een rij in grootte ongelijke en soms meervoudig vertakte kieuwen. Op de rug zachte ronde wratachtige tuberkels. Eieren in een wit tot roze, onregelmatig gewonden snoer. Leeft dieper in de Noordzee.  

[Lees verder...]


Rode kroonslak

Zeenaaktslak. Tot 12 mm. Kleine kroonslak-soort uit het Doto coronata-soortcomplex. Grijswit met grote donkerrode vlekken en stippen, ook onder aan de schedes van de rhinoforen. Top rhinoforen vaak met witte vlekken. Middendarmkliervertakkingen helder rozerood. Rhinoforen glad, in wijde schede. Tot 7 paar knotsvormige cerata, taps toelopend, met stompe terminale tuberkel. Eisnoer als brede band, op een golvende, harmonica-achtige wijze afgezet op voedsel. Zeer zeldzaam, Oosterschelde.

[Lees verder...]


Zeeborstel-kroonslak

Zeenaaktslak. Tot 15 mm. Transparant wit. Kop, rug en binnenzijde papillen donkerrood. Rhinoforen met witte vlekjes, vooral op top en bovenrand schede. Rug rood gevlekt. Nooit rode punt op papiltop. Basis en binnenzijde papillen met  grote donkere vlek. Papilinhoud wit, grijsbruin, lichtbruin. Rug met 7 paar papillen met tuberkels in tot 5 concentrische cirkels. Tuberkels vlak, glad. Rhinoforen glad, om de basis een trompetvormige schede. Eisnoeren met harmonica-achtige plooiing of meer bolvormig. Zeldzaam. Oosterschelde op Ruwe zeeborstel.

[Lees verder...]


Trage kroonslak
Zeenaaktslak. Tot 35 mm. In Nederland vaak geel- tot oranjebruin, met witte puntjes op rug en rhinoforen. Op de flanken staande witte klieren vormen een onderbroken lijn. Geen rode tot zwarte vlekken zoals bij andere kroonslakken. Forse soort. Zijkant van de rug met 8-10 forse, vrij gladde, gezwollen papillen, dicht bezet met 8-12 vlakke wrattige tuberkels. Rhinoforen glad met trompetvormige schede, ca 4 keer zo lang als de schedes. Eieren als van de Roodgevlekte kroonslak, maar groter en grover van structuur. Schaars. Oosterschelde.

[Lees verder...]


Veelstippige kroonslak
Zeenaaktslak. Tot 25 mm. Grijsachtig met paasrtode vlekken en strepen. Rhinoforen met op de schede roodpaarse vlekjes. Rondom de papilbasis pigmentloos. Papiltuberkels met paarsrode stip op de top. Tuberkels, schederanden, rhinoforen ook met ronde witte vlekken. Vertakkingen middendarmklier lichtbruin. Rhinoforen glad, basis met wijde schede. Op de rug 7-8 paar gelobde papillen, met ca. 7 rijen wratachtige tuberkels. Eisnoeren fors, als golvende  harmonica-achtige band afgezet op de as van het voedsel. Zeldzaam. Noordzee en aangespoeld op Texel.

[Lees verder...]


Breedkop-harlekijnslak

Zeenaaktslak. Tot 45 mm. Een meestal plompe of gezwollen slak met twee korte mondtentakels en 6-12 (meestal 8) gele tot oranje vingervormige kopuitsteeksels die voor de gelamelleerde rhinoforen staan. Halverwege kop en staart zit de kieuwkrans met 5-8 korte enkelvoudig geveerde kieuwen. Karakteristieke exemplaren met aan weerszijden van de kieuwkrans twee breed afgeplatte papillen.

[Lees verder...]


Pagina 12 van 16Eerste   Vorige   7  8  9  10  11  [12]  13  14  15  16  Volgende   Laatste   

Diensten

Weekdieren (EU-Habitatrichtlijn)

Mariene soorten en ecologie

Contact

Stichting ANEMOON
Postbus 29
2120 AA Bennebroek

anemoon@cistron.nl

06-11442009

Back To Top