Search
Search

Soorten

Weekdieren

Grote zwaardschede

Mariene tweekleppige. Tekst in bewerking.

[Lees verder...]


Groot tafelmesheft
Mariene tweekleppige. Tot 21,5 cm. Diagonaal gescheiden kleurpatroon van paarsroze gekleurde horizontale, en verticale vlekken en strepen. Opperhuid lichtgroen tot donkerbruin, schilferig. Ons grootste mesheft: 6-7 keer zo lang als hoog. Boven- en onderrand vrijwel recht. Achterkant vaak breder dan voorkant. Oppervlak glad, alleen groeilijnen. Noordzee, in dieper water. Spoelt vooral op de Noordelijke Waddeneilanden aan.

[Lees verder...]


Golfschelp
Mariene tweekleppige. Tot 12 mm. Bijna driehoekige schelp. Dun, iets hoger dan breed. Bleek geelwit, zwak doorschijnend, met een licht geelbruine opperhuid. Top in het midden, iets gebogen. Parallel aan de achterrand loopt een brdere wordende plooi naar de achteronderrand, waardoor de achteronderrand een indeuking vertoont. Glad met fijne en grovere groeilijntjes. Mantellijn zonder mantelbocht. Diepere Noordzee. Op het strand alleen fossiel.

[Lees verder...]


Gevlamde tapijtschelp
Mariene tweekleppige. Tot 6 cm. Geelbruin tot roze, met paars of bruin patroon van stralende V-vormige vlekken en strepen. Binnenzijde crème of lichtroze. Vrij stevige, ovale schelpen. Sculptuur van vlakke, regelmatige concentrische ribben en groeilijnen. Diepere Noordzee en schaars in Zeeland.

[Lees verder...]


Brede kleine zwaardschede
Mariene tweekleppige. Ca 100 mm (tot 120 mm). Onder de glanzend olijfgroene opperhuid staan roze tot bruinpaarse vlekken en bandjes. Vrij dunschalige, duidelijk gebogen, langgerekte schelp. Ruim 7x langer dan breed Onderrand meer gebogen dan bovenrand, achterkant toegespitst. Grootste breedte in het midden. Glad met alleen groeilijnen. Zelden op het strand (overschaduwd door banken Amerikaanse zwaardschedes).

[Lees verder...]


Brakwater-strandschelp

Tweekleppige uit brak water. Exoot/ingevoerde soort. Tot 90, meestal ca. 60 mm. Crèmewit, met geelgrijze opperhuid. Vaak donkerder tot zwart in modder, na droging veel lichter. Dikke, vrij ovale schelpen. Oppervlak met dicht opeen staande groeilijnen. Slot met driehoekige holte. Mantelbocht kort. Sifonen vergroeid tot korte sifobuis, aan de uiteinden korte tentakelkransjes. Leeft ingegraven in slik, modder en zand in brakke wateren en havenkommen etc.

[Lees verder...]


Brakwaterkokkel

Tweekleppige uit brak water. Tot 50 mm. Crèmewit met bruin, binnenzijde vaak deels paarsbruin. Opperhuid groenbruin. Vrij dunschalig. Langwerpig met  verlengde achterkant. Meestal 23 (18-32) radiale, iets verheven tot zwak gekielde ribben, bezet met schubjes. Groeven tussen ribben smaller dan de ribben, aan de binnenkant doorlopend tot bij de top. De korte slotband ligt direct achter de top. In rustig, niet droogvallend (brak) water. Meestal binnendijks.

 

[Lees verder...]


Bolle papierschelp

Mariene tweekleppige. Tot 65 mm. Wit tot crème. Opperhuid geelgroen. Dunschalige, tamelijk opgeblazen, ongelijkkleppige schelpen. Rechterklep  boller en iets groter dan de linker. Achterzijde afgeknot. Sculptuur van talloze concentrische groeilijnen en daarnaast bedekt met een uiterst fijne korrelige oppervlaktesculptuur, met name op de achterzijde. In het slot ontbreken echte slottanden. In de Noordzee alleen in wat dieper water, spoelt zelden of nooit aan.

[Lees verder...]


Lettuce sea slug

Saltwater. Molluscs (Sap-Sucking Slugs). Large and colourful species of sea slug, green in colour. It always has a very frilly edge to its parapodia. (Resembles a nudibranch slug, but does belong to the closely related clade Sacoglossa, the 'sap-sucking' sea slugs.)

 

 

[Lees verder...]


Driehoeksmossel

Tweekleppige uit zoet water. Exoot/ingevoerde soort. Tot 40 mm. Geelbruin met zigzagtekening op de schelp, vooral bij jonge exemplaren. Binnenzijde soms met lichtblauwe gloed. Tamelijk stevige, onregelmatig-driehoekige, in dwarsdoorsnede gekielde schelp. De schelphelften zijn gelijk in hoogte. Onder het septum aan de binnenzijde van de schelp zit geen lepelvormig uitsteeksel. Leeft in zoet water, vastgehecht met byssusdraden.

[Lees verder...]


Strandgaper

Mariene tweekleppige. Tot 13 cm. Grote, eivormige schelp. Voorrand afgerond, achterrand toegespitst. Beide kleppen sluiten niet goed: ze ‘gapen’ sterk. Kalkwit tot geelwit, opperhuid geelbruin. Onregelmatige groeilijnen. Linkerklep met opvallend lepelvormig uitsteeksel, rechter met driehoekige uitholling. Algemeen ingegraven in slikgebieden in het litoaal (Wadden en Zeeland). Spoelt vaak op het strand aan (kleppen).

 

[Lees verder...]


Platte slijkgaper

Mariene tweekleppige. Tot 60 mm. Grijs tot lichtgeel. Opperhuid lichtbruin, vaakalleen  langs de randen. Vrij dunschalige, zeer platte rond-ovale schelp. Nauwelijks gapend. Sculptuur van een groot aantal onregelmatige concentrische ribben en groeilijnen. Heterodont, met een grote driehoekige resiliumgroeve met daarin een resiliumprop en ook een kleine uitwendige slotband. Mantellijn met zeer wijde, ovale bocht. Dier met lange gescheiden sifonen. Leeft ingegraven in slik en kleibodems. Zeeland en Waddengebied, algemeen.

 

[Lees verder...]


Stevige platschelp

Mariene tweekleppige. Tot: 6 cm. Vuilwit, vaak met vanuit de top stralende oranjerode kleurbanden, die ook de verder kleurloze geeloranje kunnen kleuren. Dikschalige, platte, scheef-ovale schelp. De rechterklep is iets boller. Sculptuur van dicht opeenstaande concentrische richels, daartussen zeer fijne radiaire sculptuur. Aan de binnenkant hebben de schelpen een opvallende plooivormige verdikking. Mantelbocht duidelijk en diep. Noordzee, ver van de kust. Slechts uiterst zelden vers op het strand. Vaker te vinden op de Waddeneilanden, maar steeds fossiel.

 

[Lees verder...]


Stevige strandschelp

Mariene tweekleppige. Tot 55 mm. Verse exemplaren crèmewit, opperhuid grijsgeel. Stevige schelpen. Ovaal en aan beide zijden afgerond. Buitenzijde glad, met alleen groeilijnen. Afgeplat gedeelte aan beide kanten van de top waaiervormig gegroefd. Slotband grotendeels inwendig, in driehoekige ligamentholte. Noordzee, iets verder van de kust in grover zand. Levende exemplaren en verse doubletten spoelen relatief weinig aan. Oude kleppen zijn algemeen en vaak verkleurd.

 

[Lees verder...]


Noordkromp
Mariene tweekleppige. Tot 125 mm. Kalkwit, opperhuid bruin, zwart, schilferig. Dikschalig en bol. Bijna rond. De top is duidelijk omgebogen. Buitenkant glad, alleen groeilijnen. Slot heterodont, fors en opvallend. Vrij stevige uitwendige slotband. Binnenzijde met twee spierindruksels, in de mantellijn zit geen mantelbocht. Wordt honderden jaren oud. Noordzee, op grotere afstand tot de kust. Spoelt nu en dan aan, met name op de Noordelijke Waddeneilanden (losse kleppen).

[Lees verder...]


Verdikte fuikhoren

Mariene huisjesslak. Tot 14 mm. Geelwit, oranje, roze, bruin, mondrand vaak wit, ribben lichter of met donkerbruine vlekken of kleurbanden. Onder in het vaak witte sifokanaal zit steeds een donkerbruine tot zwarte vlek. Dikschalig, met 7-8 vrij bolle windingen. Mondlip sterk verdikt. Traliewerksculptuur, waarvan de dwarsribben overheersen. Eelt uit de mond bedekt zowel de spil- als de tegenoverliggende zijde. In de mond aan beide zijden knobbels. Operculum peervormig, bruinachtig. Leeft ver van de kust. Soms in visserijmateriaal en aangevoerd. Zelden fossiel.

[Lees verder...]


Zeggekorfslak

Terrestrische (Land-) huisjesslak. Tot 3 mm. Bruingeel tot roodbruin. Huisje (horentje) tonvormig, met 4-5 vrijwel gladde windingen. In de mondopening tot 5 tandplooien. Het horentje is rechtsgewonden (sommige andere korfslakken zijn linksgewonden). Leeft in moerasgebieden, in oeverzones en broekbossen met een dichtbegroeide tot ijle ondergroei van o.a. Zeggenplanten, zoals de Moeraszegge Carex acutiformis. Europees beschermde soort (Habitatrichtlijn).

[Lees verder...]


Korfschelp
Mariene tweekleppige. Tot 13 mm. Bruingeel of roze met een bruingrijze vezelige opperhuid. Vrij dikschalig, min of meer driehoekig. Rechterklep groter en boller dan linker. Top krult sterk om. Sculptuur van diverse dicht op elkaar staande ribjes en vanuit de top lopende plooien naar de achterkant. Linkerklep minder geribd met radiaire sculptuur. Slot heterodont. Twee spierindruksels, mantelbocht ondiep. Noordzee, plaatselijk in hoge dichtheden. De laatste decennia ook levend in Zeeland (Oosterschelde; Grevelingenmeer). 

[Lees verder...]


Tere hartschelp
Mariene tweekleppige. Tot 4,5 cm. Crèmekleurig tot geelbruin, met paarsbruine vlekken en banden, opperhuid groenbruin. opperhuid. Vrij dunschalige scheef-ovale schelp. 16-18 brede ribben die wijd uit elkaar staan, met daarop korte lepelvormige dorens en daartussen dwarssculptuur. Ribben aan de binnenzijde goed te volgen tot onder de top. Niet inheems, sinds 1999 in Nederland (Grevelingenmeer, Voordelta, Oosterschelde, Veerse Meer en bij de Maasvlakte. Doubletten zelden op het strand.

[Lees verder...]


Glanzende dunschaal

Mariene tweekleppige. Tot 1,8 cm. Dunne, ovale, zeer breekbare, glasachtige tot witte schelp. Achter de top zit een onduidelijke, lichte inbochting. Het oppervlak is vrijwel glad, met alleen groeilijnen. Plaatselijk algemeen in Zeeland (o.a. Grevelingen). In de Noordzee alleen in dieper water. Niet op het strand.

[Lees verder...]


Pagina 10 van 16Eerste   Vorige   5  6  7  8  9  [10]  11  12  13  14  Volgende   Laatste   

Diensten

Weekdieren (EU-Habitatrichtlijn)

Mariene soorten en ecologie

Contact

Stichting ANEMOON
Postbus 29
2120 AA Bennebroek

anemoon@cistron.nl

06-11442009

Back To Top