Search
Search

Soorten

Soorten

Kleine vlokslak
Zeenaaktslak. Tot 45 mm. Kop, rhinoforen, rug en voorste papillen met oranje waas. Lichaam met kleine witte vlekjes. Papilinhoud meestal grijzig. Uiteinden van de papillen en koptentakels wit gekleurd, die van de rhinoforen meestal lichtgeel. Slanke slak met vrij korte, in kammen gerangschikte papillen. Voorrand voet spits uitgetrokken. Eisnoer als gladde, niet gekronkelde spiraal met insnoeringen, vaak afgezet op een vlakke ondergrond,  oesters en stenen.

[Lees verder...]


Grote vlokslak

Zeenaaktslak. Grote, brede slak, grootste zeenaaktslak van Nederland. Tot 12 cm. Rug dicht bezet met iets afgeplatte papillen, midden van de rug vrij. De voorrand van de voet is spits uitgetrokken. De papillen zijn in 15 of meer rijen gerangschikt. Van spierwit tot lichtbruin of grijs. Grote exemplaren zijn dicht bezet met veel kleine witte vlekjes. Kop vaak met een witte V-vormige vlek. Rhinoforen vaak iets donkerder met, evenals de papillen, witte punten. Eisnoer afgezet op hard substraat.

[Lees verder...]


Egelslak
Zeenaaktslak. Tot ca 30 mm. Ovale dieren. Rug bezet met zachte, puntige wratjes. Achter op de rug een krans met 7-9 geveerde kieuwen. Gelamelleerde rhinoforen in een onopvallende kleine schede. Deze zijn in volledig uitgestrekte toestand met een knik naar achteren gebogen. In Nederland regelmatig op Alcyonidium (Noordzee, Waddengebied, Grevelingenmeer, Ooster- en Westerschelde).

[Lees verder...]


Japanse stekelhoren (Japanse oesterboorder)
Mariene huisjesslak. Tot 50 mm. Crème, geelgrijs, licht- of donkerbruin of met kleurbanden. Mondopening meestal paarsbruin. Dikschalige, onregelmatige horen met tot 7 geschouderde windingen. Top spits, mondopening ovaal met gootvormig siphokanaal dat een tunnel kan vormen. Operculum bruin. Oppervlak ruw, 4-12 (vaak 8) forse dwarsribben en groeilijnen. Bovendien 4-7 spiraalribben en fijnere lijntjes. Kruispunten met schubjes of knobbelige verdikkingen. In de mondopening knobbeltjes. Exoot, in Zeeland.

[Lees verder...]


Amerikaanse oesterboorder

Mariene huisjesslak: Tot 40 mm. Grijswit tot bruin, soms donker gevlekt. Ribben soms lichter. Mondopening vaak paarsbruin. Stevige horen met 7-8 bolle windingen. Top spits, mondopening ovaal. Sifokanaal gootvormig, niet gesloten. 10-12 golvende, naar onderen vervagende ribben, gekruist door 16-18 dunne spiraalribben. Litoraal en sublitoraal in oestergebied in Zeeland.

 

[Lees verder...]


Wadslakje

Mariene huisjesslak. Ca 5 mm (tot 8 mm). Geelbruin of groengeel. Klein, niet zeer dunschalig, torenvormig horentje met 7-8 vlakke windingen. De top is spits, de mondopening peervormig en aan de bovenkant toegespitst. Er is geen navel zichtbaar. Operculum dun, groengeel. Het schelpoppervlak is glad met alleen groeilijnen. Massaal in slikgebieden van Zeeland en het Waddengebied. Veel in aanspoelsel langs de verdere Noordzeekust (oude verkleurde huisjes).

[Lees verder...]


Spoelhoren

Mariene huisjesslak. Tot 25 mm. Vaak kleiner. Grijswit tot roze, op de laatste winding 2-3 roze kleurbanden. 7-8 windingen, de laatste veel groter. Top vrij spits, mondopening langwerpig, ca 70% van de totale schelphoogte. Binnenlip met een plooi of knobbel. Geen navel. Sculptuur van horizontale spiraalgroeven, vooral onderaan de  winding. Strandmateriaal vaak blauwzwart verkleurd. Regelmatig op het strand (lege schelpen). Leeft dieper in de Noordzee.

[Lees verder...]


Trapgeveltje
Mariene huisjesslak. Tot 20 mm. Vaak kleiner. Crèmewit of lichtgeel. Vrij dikschalig, met 6-7 trapsgewijs afgezette, bovenaan min of meer 'geschouderde' windingen. Mondopenig smal en uitlopend in een recht siphokanaal. Geen navel. Sculptuur van 12-16 vrijwel loodrechte vertikale ribben, waartussen fijne horizontale groeven lopen. Noordzee, in wat dieper water. Spoelt regelmatig (leeg) aan; vaak blauwgrijs of bruin verkleurd.

[Lees verder...]


Schaalhoren
Mariene huisjesslak. Ca 30 cm. (Tot 60 mm). De verhouding lengte/hoogte is variabel. Buitenkant grijs tot geelgroen met donkere strepen, binnenkant matglanzend geel of groen. Stevige schelp in de vorm van een hoedje, zonder windingen. Van de top naar de onderrand uitwaaierende ribben. Schelprand in vorm aangepast aan de ondergrond. Geen operculum. In het litoraal op hard substraat. Algemeen in Zeeland en ook elders langs de Noordzeekust. In het Waddengebied schaars.

[Lees verder...]


Ruwe alikruik
Mariene huisjesslak. Ook in brak water (Brakwateralikruik). Tot 20 mm. Variabel: wit, geel, oranje, rood, bruin, met kleurbanden of blokkenpatroon. Dun- tot dikschalig. 5/6 matig tot bolle windingen. Top spits, mond ovaal, onderaan vaak wat 'uitgetrokken'. Geen navel. Sculptuur van vage tot zeer duidelijke horizontale ribben/groeven. Vormen in brak water hebben een dunschalige, vaak geblokte schelp Littorina saxatilis forma tenebrosa.

[Lees verder...]


Purperslak
Mariene huisjesslak. Tot 48 mm. Variabel kleurpatroon: wit, geel- of donkerbruin, soms 2-3 brede kleurbanden of smallere strepen. Operculum roodbruin. Dikke horens met 6-7 windingen. Top spits, mondopening ovaal , binnenin knobbeltjes. Kort siphokanaal. Geen navel. Sculptuur van vage tot duidelijke horizontale ribben, gekruist door groeilijnen, met op de kruispunten soms schubjes. Eikapsels geel, 3-9 mm, plasticachtig en flesvormig, afgezet op hard substraat. Voornamelijk in Zeeland. Na afname door TBT weer toegenomen (zie opm.).

[Lees verder...]


Oubliehorentje

Mariene huisjesslak. Tot 7 mm. Geelwit met een geelbruine opperhuid. Soms met roestbruine aanslag. Cilindervormig huisje, 5-6 vlakke windingen. Laatste winding veel groter, sluit de voorgaande in. Top steekt nauwelijks boven de schelp uit. Mondopening langwerpig, ca 90% van de totale schelphoogte. Geen navel, geen operculum. Oppervlak glad met alleen groeilijnen. Dier met een breed kopschild.  Kruipt net onder oppervlak van slikbodems. Zeeland en Waddengebied, vrij algemeen.

[Lees verder...]


Ongevlekt koffieboontje
Mariene huisjesslak. Tot 10 mm. Egaal roze met lichte witte of grijsroze onderkant. Geen bruine vlekken op de rugzijde. Stevig, bol horentje in de vorm van een koffieboon, met een langwerpige, spleetvormige mondopening aan de platte onderzijde. Oppervlak bezet met sterke dwarsribbels die in de mondrand doorlopen. Bij het levende dier zit de mantel grotendeels om de schelp geslagen. Nu en dan in Zeeland. Op het strand zeldzaam. Strandmateriaal is meestal blauw, bruin, zwart of grijs verkleurd.

[Lees verder...]


Muiltje

Mariene huisjesslak. Tot 50 mm. Bruin tot roze met paarsbruine vlekjes en strepen. Mondopening paarsroze. Pantoffelvormige schelp. Top omgekruld, laatste winding veel groter dan de voorgaande. Mondopening voor de helft afgedekt door een gladde witte plaat. De vorm en verhouding hoogte/breedte zijn variabel. Binnenzijde glanzend. Algemeen langs de hele kust in het sublitoraal. Vooral in Zeeland, maar ook veel in het Waddengebied. Regelmatig levend op het strand aangespoeld.

[Lees verder...]


Mosselslurpertje

Mariene huisjesslak. Tot 1,8 mm. Crèmewit, pperhuid grijsgeel. Dunschalig horentje met 5-6 bolle windingen. Top vrij stomp, protoconch ingedraaid. Mondopening eivormig, op de binnenlip een spits tandplooitje. Naast de mond een nauwe navel. Het oppervlak is glad met alleen groeilijnen. Parasiteert op andere weekdieren, met name op de Mossel, leeft tussen de byssusdraden. Sublitoraal en dieper, met name in Zeeland.

 

[Lees verder...]


Kleine alikruik

Mariene huisjesslak. Tot 1 cm, meestal kleiner. Paarsbruin of zwart. Onderaan de laatste winding vaak een gele kleurband. Mondopening paarslila, opperhuid paarszwart. Dunschalig horentje met 5-6 vlakke windingen. Top zeer spits, maar vaak afgesleten. Mondopening eivormig, operculum bruin. Geen navel. Glad, met alleen onregelmatige groeilijnen, geen dwarsgroeven of ribben. Zeldzame autochtone soort in Nederland.

 

[Lees verder...]


Grofgeribde fuikhoren

Mariene huisjesslak. Meestal in brak water. Tot 35 mm. Paarsbruin. Het eelt op de laatste omgang is dun, doorschijnend, paarsbruin of wit. Mondopening vaak paarsbruin. Opperhuid roestbruin. Dikschalig met vrij bolle windingen. Top matig spits, mondopening peervormig met kort siphokanaal. In de mondopening soms kleine,  knobbels. Oppervlak met brede verticale ribben, gekruist door horizontale vlakke ribben (traliewerk). Mondrand vaak verdikt door dwarsrib (varix). Slikbodems in het sublitoraal. Plaatselijk in Zeeland, o.a. Grevelingen.

[Lees verder...]


Grays kustslak

Mariene huisjesslak. Schorren en kweldergebieden, zelden in brak water. 8 x 5 mm. Glanzend bruingeel, in het midden vaak een wat donkerdere bruine kleurband. Opperhuid grijsbruin. Vaak bedekt met aangroeisel. Dunschalig horentje met 6-7 vlakke windingen. De top is spits. Oppervlak glad, met alleen groeilijnen. Geen navel, de mondopening is eivormig en breed. Operculum eivormig, bovenin spits, hoornachtig met rondom een vliezige rand. Lijkt op huisjes van het Wadslakje Peringia ulvae maar breder en groter.

[Lees verder...]


Glanzende tepelhoren
Mariene huisjesslak. Tot 15 mm. Verse exemplaren zijn bruingeel met op de laatste winding 4 of 5 rijen roodbruine gevlamde vlekjes. 5-6 windingen met ertussen een ondiepe naad. De top is spits, de navel langwerpig van vorm en gedeeltelijk bedekt door het eelt. Het schelpoppervlak is glad met alleen groeilijnen.   Langs de hele kust en in de Zeeuwse stromen. Nu en dan levend op het strand, oud strandmateriaal is vaak blauwzwart of bruin verkleurd.

[Lees verder...]


Alikruik

Mariene huisjesslak. Tot 4 cm, meestal ca. 2,5 cm. Stevige, samengedrukt kegelvormige horen met 6-7 bolle windingen en een spitse top. Bruingrijs met horizontale kleurbanden, mondopening wit. Vage, meestal ondiepe platte ribben en groeven. Geen navel. Operculum spits ovaal, hoornachtig bruin. Algemeen langs hele kust op hard substraat in het litoraal, het meest in slikgebieden.

[Lees verder...]


Pagina 42 van 44Eerste   Vorige   35  36  37  38  39  40  41  [42]  43  44  Volgende   Laatste   

Diensten

Weekdieren (EU-Habitatrichtlijn)

Mariene soorten en ecologie

Contact

Stichting ANEMOON
Postbus 29
2120 AA Bennebroek

anemoon@cistron.nl

06-11442009

Back To Top