Search
Search

Soorten

Soorten

Zeeborstel-kroonslak

Zeenaaktslak. Tot 15 mm. Transparant wit. Kop, rug en binnenzijde papillen donkerrood. Rhinoforen met witte vlekjes, vooral op top en bovenrand schede. Rug rood gevlekt. Nooit rode punt op papiltop. Basis en binnenzijde papillen met  grote donkere vlek. Papilinhoud wit, grijsbruin, lichtbruin. Rug met 7 paar papillen met tuberkels in tot 5 concentrische cirkels. Tuberkels vlak, glad. Rhinoforen glad, om de basis een trompetvormige schede. Eisnoeren met harmonica-achtige plooiing of meer bolvormig. Zeldzaam. Oosterschelde op Ruwe zeeborstel.

[Lees verder...]


Trage kroonslak
Zeenaaktslak. Tot 35 mm. In Nederland vaak geel- tot oranjebruin, met witte puntjes op rug en rhinoforen. Op de flanken staande witte klieren vormen een onderbroken lijn. Geen rode tot zwarte vlekken zoals bij andere kroonslakken. Forse soort. Zijkant van de rug met 8-10 forse, vrij gladde, gezwollen papillen, dicht bezet met 8-12 vlakke wrattige tuberkels. Rhinoforen glad met trompetvormige schede, ca 4 keer zo lang als de schedes. Eieren als van de Roodgevlekte kroonslak, maar groter en grover van structuur. Schaars. Oosterschelde.

[Lees verder...]


Veelstippige kroonslak
Zeenaaktslak. Tot 25 mm. Grijsachtig met paasrtode vlekken en strepen. Rhinoforen met op de schede roodpaarse vlekjes. Rondom de papilbasis pigmentloos. Papiltuberkels met paarsrode stip op de top. Tuberkels, schederanden, rhinoforen ook met ronde witte vlekken. Vertakkingen middendarmklier lichtbruin. Rhinoforen glad, basis met wijde schede. Op de rug 7-8 paar gelobde papillen, met ca. 7 rijen wratachtige tuberkels. Eisnoeren fors, als golvende  harmonica-achtige band afgezet op de as van het voedsel. Zeldzaam. Noordzee en aangespoeld op Texel.

[Lees verder...]


Breedkop-harlekijnslak

Zeenaaktslak. Tot 45 mm. Een meestal plompe of gezwollen slak met twee korte mondtentakels en 6-12 (meestal 8) gele tot oranje vingervormige kopuitsteeksels die voor de gelamelleerde rhinoforen staan. Halverwege kop en staart zit de kieuwkrans met 5-8 korte enkelvoudig geveerde kieuwen. Karakteristieke exemplaren met aan weerszijden van de kieuwkrans twee breed afgeplatte papillen.

[Lees verder...]


Groene mosdierslak

Zeenaaktslak. Tot 20 mm. Grijsgroen of geelgroen. Basis van rhinoforen en kieuwen met donkerder groen pigment. Top rhinoforen geel tot geelbruin, tuberkels en mantelrand grijs of ongekleurd. Kleine slanke slak met gereduceerd mantelschild. Gelamelleerde rhinoforen . Op de rug 3-7 drievoudig geveerde kieuwen, lichaam  met afgeronde, intrekbare tuberkels. Eieren in een open spiraalvormig wit, geel-oranje of vaalroze lint van 1-2 windingen op het voedsel of substraat. 

 

[Lees verder...]


Bleke plooislak
Zeenaaktslak. Tot 28 mm. Transparant tot wit, soms wat geel of roze. Plooivormige mantelranden, vaak in een gele lijn. Aan de basis van de rhinoforen en achter de kieuwen vaak witte vlekken. Slank, met brede voet,  gelamelleerde rhinoforen en afgeplatte mondtentakels. De gereduceerde geplooide mantel loopt vanaf de rhinoforen tot achter de kieuwen. Rug met knobbeltjes, 7-13 geveerde kieuwen. Eisnoeren als cirkelronde witte spiralvormige band, afgezet op hard substraat in voorjaar en herfst.

[Lees verder...]


Oranje plooislak
Zeenaaktslak. Tot 33 mm. Transparant wit, rug soms met drie oranje strepen. Uitsteeksels met witte, gele of oranje toppen. Op de rug van de staartsoms een gele streep. Langs de kieuwen rijen witte vlekjes. In Nederland is de vorm met witte toppen het meest gevonden. Slanke slak met 2-3 drievoudig geveerde kieuwen, met daar omheen 2-7 vingervormige uitsteeksels. Twee vingervormige uitsteeksels bij de basis van de rhinoforen. Rhinoforen met tot 12 grove lamellen. Eisnoeren als witte onregelmatig afgezette band. Zeldzaam. Vroeger algemener in Waddengebied en Zeeland.

[Lees verder...]


Zuiderzee-schijfslak
Zeenaaktslak (brak water). Tot 7 mm. Lichaam geelwit tot groen met donkere vlekjes. Ovaal tot cirkelrond mantelschild. De spitse rhinoforen zijn intrekbaar en dragen twee lamellen in de lengterichting. Twee paar gelamelleerde kieuwen die niet op de rug maar onder het mantelschild zitten. Leeft vaak in associatie met het mosdiertje Palingbrood Einhornia crustulenta en kalkhoudende korstvormige mosdiertjes en wieren. Vroeger in de Zuiderzee. Nu uitgestorven.

[Lees verder...]


Penseelkrab

Krab. Mariene soort, ook in brak water. Rugschildbreedte tot 3,5 cm. Groenbruin tot grijsgeel, jonge exemplaren met witte  vlekken. Onderzijde lichaam lichter. Scharen gelijk. Rugschild opvallend vierkant, met aan de zijkant drie tandachtige uitsteeksels en tussen de ogen een brede, ongetande rand. Scharen mannetje groter, met een karakteristieke, sponsachtige pluk haar aan de binnenkant van iedere schaar (niet bij vrouwtjes). Looppoten slank, aan de zijkant met korte haren. Exoot. Inmiddels algemeen langs de hele kust, vooral in Zeeland.

[Lees verder...]


Blaasjeskrab
Krab. Marien en (licht) brak water. Rugschild tot 45 mm. Meest kenmerkend is de doorlopende dunne lijn net onder de ogen. Kleur groengrijs met donkere roodbruine tot donkerrode vlekken. Of donker met groenbeige vlekken. Meestal met duidelijk symmetrisch vlekkenpatroon op rugschild en lichte en donkere banden over de looppoten. Vierkant schild en drie tanden aan de zijkant. Poten van de mannetjes groter, met een bolle, lederachtige blaas aan de basis van het beweegbare schaardeel.  Zeeland, Waddengebied. Exoot, sterk toegenomen.

[Lees verder...]


Chinese wolhandkrab
Krab. Zoet, brak en zout water. Tot 8,5 cm breed bijna vierkant rugschild. Grijsgroene tot donkerbruin. Langs de zijkant van het rugschild aan beide zijden 4 tanden (achterste 2 minder opvallend), en aan de voorkant tussen de ogen ook 4 (2 maal 2) tanden. Looppoten normaal ontwikkeld en niet sterk verschillend. Schaarpoten sterk ontwikkeld, en voorzien van een forse dot haren (bij het vrouwtje iets minder dicht). 

[Lees verder...]


Zuiderzeekrabbetje

Krab. Brak water. Tekst nog in bewerking.

[Lees verder...]


Blauwe zwemkrab

Krab. Mariene soort. Ook in brak water. Exoot uit Amerika. Schildbreedte tot 25 cm. Bovenkant rugschild olijfkleurig tot bruin, soms bijna zwart. Poten en (bij mannetjes) de scharen opvallend blauw. Vrouwtjes hebben rode scharen. Rugschild breed, aan beide kanten een  grote zijwaarts wijzende stekel. Achterste poten peddel-achtig afgeplat. Mannetjes worden groter dan vrouwtjes. Nu en dan individuen in (meestal) brak water.

[Lees verder...]


Gewone zwemkrab

De Zwemkrab heeft drie korte, niet al te scherpe punten tussen de ogen, maar daartussen geen haren. De uiteinden van achterste poten zijn afgeplat en breed. Het rugschild is glad. De dieren kunnen goed zwemmen.

[Lees verder...]


Gemarmerde zwemkrab

Krab. Mariene soort. Tekst nog in bewerking.

[Lees verder...]


Gewimperde zwemkrab

De samenvatting van de gewimperde zwemkrab.

[Lees verder...]


Grote heremietkreeft

Heremietkreeft. Mariene soort tot 10 cm (rugschild  3,5 cm). Het weke achterlijf is verborgen in een slakkenhuis (jonge dieren o.a. in alikruiken, trapgeveltjes, tepelhorens, oudere in Wulk en Noordhorens). Teruggetrokken is de kreeft nauwelijks zichtbaar. Lopend komen scharen, ogen, voelsprieten en deels het rugschild uit de horen. Scharen, poten en rugschild zijn oranjebruin met wit.

[Lees verder...]


Garnaal. Mariene soort. Ca. 5-6 cm (tot 7 cm). Levende dieren zijn grijsbruin tot zalmroze, met weinig spikkels. Algemene lichaamsvorm, rugschild en poten min of meer gelijk aan die van de Gewone garnaal Crangon crangon. Iets slanker en kleiner. Op de bovenkant van het zesde segment van het achterlijf (vóór de staart) zitten twee smalle richels, met ertussen een duidelijke groeve (ontbreekt bij Gewone garnaal). Leeft verder van de kust. Nabij de kust schaars. In Zeeland enkele malen gevonden/herkend.

[Lees verder...]


Brakwatersteurgarnaal

Garnaal. Zout en (voornamelijk) brak water. Tot 5 cm. Grauwbruin tot vrijwel doorzichtig. Het rostrum is recht. Duidelijke strepen ontbreken.

[Lees verder...]


Rugstreepsteurgarnaal

Garnaal. Mariene soort, ook in brak water. Tot 6 cm. Grote exemplaren zijn meestal bruinachtig met meestal een witachtige lengtestreep midden op de rug. Kleine exemplaren gewoonlijk kleurloos met vage gele ringetjes op de pootgewrichten. Rostrum lang en recht met meestal 11-13 tandjes. 

[Lees verder...]


Pagina 38 van 44Eerste   Vorige   33  34  35  36  37  [38]  39  40  41  42  Volgende   Laatste   

Diensten

Weekdieren (EU-Habitatrichtlijn)

Mariene soorten en ecologie

Contact

Stichting ANEMOON
Postbus 29
2120 AA Bennebroek

anemoon@cistron.nl

06-11442009

Back To Top