Search
Search

Soorten

Artikelen november 2013

Kleine zee-eik

Zeewier. Bruinwier. Tot enkele tientallen cm lang. Olijfgroen tot lichtbruin. Met regelmatige, dichotome vertakkingen die vrijwel meteen vanuit de discusvormige hechtschijf ontspringen. Duidelijke middenrib, vaak met een karakteristieke twist. De voortplantingsorganen zijn gezwollen en hebben een smal randje. Leeft op hard substraat in het bovenste deel van het intergetijdengebied, voornamelijk op beschutte kusten/dijken. De betreffende zone ligt vlak onder de zone met Groefwier, maar boven de Blaaswier- en Knotswierzone.

[Lees verder...]


Geplaats in: Soorten, Bruinwieren
Gezaagde zee-eik

Zeewier. Bruinwier. Tot 60 cm lang, soms zelfs langer. Vertakkingen worden 2 cm breed. Olijfgroen tot bruin. Voortplantingsorganen lichtgroen (vrouwelijk) of oranjebruin (mannelijk). Het thallus (plantvorm) bestaat uit een discusvormige hechtschijf en een ronde steel met regelmatige dichotome vertakkingen (elke vertakking splitst zich in twee gelijke delen). De vertakkingen zijn afgeplat en hebben een duidelijke middenrib en gezaagde randen. In de lagere zones van het intergetijdengebied, met name in Zeeland en het Waddengebied.

[Lees verder...]


Geplaats in: Soorten, Bruinwieren
Gesterde geleikorst

Mariene kolonievormende zakpijp. Exoot / ingevoerde soort. De kolonie heeft in stervorm rond een gemeenschappelijke uitstroomopening gerangschikte zakpijpjes. Vormt plakkaten tot enkele dm2 op allerlei substraat. 'Sterren' in doorsnee 1 cm, individuele zakpijpjes ca. 4 mm. Variabel gekleurd: blauw, paars, geel, bruin tot zwart. Individuele zakpijpjes - sterretjes - vaak lichter en contrasterend met de verder donkere kolonie. Donkere sterren op een lichte ondergrond komen ook voor. Algemeen langs de hele kust.

[Lees verder...]


Geplaats in: Soorten, Zakpijpen
Slingerzakpijp
Kolonievormende mariene zakpijp. Exoot / ingevoerde soort. Elke kolonie bestaat uit groepjes van meerdere kleine individuele zakpijpjes (zooïden) bijeen, die wel allemaal een eigen instroomopening hebben, maar waarbij meerdere groepjes van die individuele zakpijp-zoïden, samen één uitstroomopening hebben. Botrylloides-soorten hebben heel langgerekt en vaak slingerend vormen. De instroomopeningen liggen aan de buitenkant van de slinger, rondom de uitstroomopeningen.

[Lees verder...]


Geplaats in: Soorten, Zakpijpen
Glanzende bolzakpijp

Kolonievormende zakpijp, marien. Zakpijp met een sponsachtig uiterlijk. De kolonies zijn halfdoorschijnend, meestal geelroze van kleur en springen daardoor meestal duidelijk in het oog. Ze zijn opvallend glanzend. De kolonie heeft vaak de vorm van een afgeplatte bol. De omtrek is echter meestal niet mooi rond, maar heeft vaak uitstulpingen. De zijkanten van de kolonie zijn soms met zand bedekt. De kolonie is voorzien van onregelmatig gerangschikte gaatjes. Om ieder gaatje is een ringetje te zien van minder doorschijnend weefsel. Wie beter kijkt, kan zien dat ieder gaatje de opening vormt van een doorschijnend 'buisje'. Ieder buisje is een zakpijpje. De kolonies voelen opmerkelijk stevig en glad aan.

[Lees verder...]


Geplaats in: Soorten, Zakpijpen
Ronde zakpijp

Hier de samenvatting van de ronde zakpijp Molgula manhattensis

[Lees verder...]


Geplaats in: Soorten, Zakpijpen
Zeebes

Zakpijp. Mariene soort. Klein, hoogstens 1-2 cm. De hoogte is ongeveer de helft van de doorsnede. Afgeplatte bol, die met een brede basis op de ondergrond is vastgehecht. De mantel is licht gerimpeld en lichtbruin tot roodbruin, de openingen kunnen iets lichter zijn. Soms liggend, soms rechtop staand. Solitaire zakpijp, maar vaak in groepjes bij elkaar. De in- en uitstroomopening steken er duidelijk boven uit; de instroomopening zit bijna op de top, de uitstroomopening daaronder, vaak op ca. 1/3 van de lichaamshoogte. Beide openingen met 4 lobben. Vooral in Zeeland, plaatselijk.

[Lees verder...]


Geplaats in: Zakpijpen
Ruwe zakpijp

Hier de samenvatting van de vuilwitte zakpijp Ascidiella aspersa

[Lees verder...]


Geplaats in: Soorten, Zakpijpen
Doorschijnende zakpijp
Mariene lange solitaire zakpijp, vaak met meerdere individuen dichtbij elkaar. Het gladde lichaam is halfdoorzichtig wit tot geel soms zelfs oranje. De in- enuitstroomopening zijn beide voorzien van een geel tot oranje randje. Van alle solitaire zakpijpen die in de Nederlandse wateren voorkomen is dit de meest opvallende. Vooral in Zeeland.

[Lees verder...]


Geplaats in: Soorten, Zakpijpen
Japans bessenwier

Zeewier. Bruinwier. Groot, groenbruin zeewier dat in bossen groeit. Kan tussen de 1 en 5 meter worden. Karakteristiek zijn de kleine, besvormige drijfblaasjes, die in grote aantallen langs de zijtakken groeien. Groeit in het ondiepe sublitoraal (beneden de laagwaterlijn), op hard substraat. Zeeland (o.a. Oosterschelde en Het Grevelingenmeer) en Waddenzee. Aangespoeld op het strand langs de hele kust.

[Lees verder...]


Geplaats in: Soorten, Bruinwieren
Blaaswier

Zeewier. Bruinwier. Tot 50 cm lang en ca 2 cm breed. Olijfgroen tot bruin. Thallus met vrij regelmatige, dichotome vertakkingen. Vooral kenmerkend zijn de luchtblazen, die paarsgewijs aan weerszijden van de duidelijke middenrib voorkomen en in de vork van vertakkingen. Voortplantingsorganen sterk gezwollen. Groeit langs de hele kust op hard substraat in de getijdenzone, vooral onder de zone van Kleine zee-eik. Vooral aspectbepalend in geëxponeerde gebieden.

[Lees verder...]


Geplaats in: Soorten, Bruinwieren
Slangster
Zeester. Mariene soort. Centrale schijf met 5 versmallende ronde armen. Aan weerszijden van elk armsegment zitten drie stekeltjes. Meestal egaal oranje, grijsroze of bruin gekleurd met een symmetrische tekening op de centrale schijf. De gewone Slangster is algemener dan de Kleine slangster.

[Lees verder...]


Harige spookkreeft

Spookkreeftje. Mariene soort. In Nederland tot 2 (mannetje) en 1,5 cm (vrouwtje). Oranje-rood of nagenoeg doorzichtig. Scharen mannetje vaak wit met oranje vlekken. Kieuwbladen donker gevlekt. Broedbuidel vrouwtje donkerrood gestipt. Twee paar kopantennes, een paar zeer lang. Lichaam en scharen mannetje dicht behaard, vrouwtjes zonder beharing. Derde en vierde lichaamssegment met twee paar kieuwblaadjes, het vrouwtje heeft daar ook de broedbuidel. Slechts drie paar pootjes.

[Lees verder...]


Reuzensnoerworm
mariene worm. Zeer lange, dunne donkere worm: bijna altijd langer dan een meter, gewoonlijk 5-15 m, in extreme gevallen tot 30 m lang. Dikte 5 mm of minder. Ogen nauwelijks zichtbaar. Zwart of donkerbruin, jongere exemplaren lichter. Wordt ook langste snoerworm genoemd.

[Lees verder...]


Geplaats in: Soorten, Snoerwormen
Kleine hoefijzerworm
Hoefijzerworm. Mariene soort. Tentakelkrans in diameter 5-10 mm, koker enkele cm hoog, geelbruin. Krans zilverwit of geelachtig. Zichtbaar is alleen de hoefijzervormige tentakelkrans (lophophoor), op een  hoornachtige, deel samentrekbare koker. Leeft op of ingeboord in kalksteen of ander stevig substraat. In het midden zit de mondopening. Het wormachtige dier heeft geen geledingen zoals borstel- of ringwormen. De tentakels worden bij verstoring snel ingetrokken. Oosterschelde. Schaars.

[Lees verder...]


Slijmkokerworm
Borstelwormen. Mariene soorten. Slijmkokerwormen zijn gelede wormen (ongeveer honderd segmenten) die leven in een zelf gegraven gang in slibachtig zand of slib, zelden in zand. Alleen de lange en fijne geel-oranje draden steken boven de gang uit waar ze in alle richtingen verspreid op het zand liggen. Deze draden, met een diameter van 2 à 3 mm, trekken zich bij de minste aanraking samen. De worm zelf, die niet zichtbaar is, meet 25 tot 30 cm en heeft een diameter van 1 tot 2 cm. Hij is zalmkleurig, helderbruin of bleekgeel; de kieuwen, die zich net achter de tentakels bevinden, zijn donkerrood.  

[Lees verder...]


Geplaats in: Soorten, Borstelwormen
Waaierkokerworm
Borstelworm. Marien. Deze soort uit de familie Sabellidae, de Waaierkokerwormen, heeft mooi gekleurde 'geveerde' tentakels, die in een krans staan. De diameter daarvan kan meer dan 6 cm zijn. De kleuren liggen vaak in twee of drie banden: afwisselend roodbruin en wit. De koker staat doorgaans op hard substraat. Volwassen dieren kunnen tot 40 cm worden. De meeste exemplaren worden echter niet groter dan 20 cm. Bij de geringste verstoring trekt het dier de tentakelkrans in. Wordt ook waaierkokerworm genoemd.

[Lees verder...]


Geplaats in: Soorten, Borstelwormen
Grijze aderspons

Mariene spons. Een tot 2-5 mm dikke korstvormende spons, qua omvang afhankelijk van het substraat, tot enkele vierkante decimeters. Met duidelijke aders in een sterpatroon. Waar aders kruisen, zit een uitstroomopening (vaak moeilijk te zien). Oppervlak  ruw aanvoelend doordat de skeletnaalden in groepjes naar buiten steken. De ronde vrij grote uitsrtoomopeningen tussen de aders onderscheiden deze spons van andere korstvormende soorten.

[Lees verder...]


Geplaats in: Sponzen
Weke balletjesspons

Mariene spons. Exoot. Kleine exemplaren van 1-2 cm hebben vaak een bolvorm. Grotere exemplaren zijn sliertig en kunnen andere organismen overwoekeren. Rose tot lichtbruin, vaak met een slijmerig witachtig vlies. De spons heeft een opvallend zachte (weke) structuur. Bij deze soort ontbreken kleine silicium- of kalknaaldjes die in andere sponzen voorkomen. Inmiddels algemeen in de Oosterschelde.

[Lees verder...]


Geplaats in: Soorten, Sponzen
Geep

Zeevis. Tot 1 meter lang, vaak kleiner. Slanke langgerekte soort met tot spitse vogelssnavel uitgegroeide snuit, verlengde onderkaak en kleine tandjes. De rug is donker groenblauw,  flanken en buik zilver. De kleine rug- en anaalvinnen staan ver naar achteren. Zwemt in scholen aan het oppervlak en wordt weinig door duikers gezien.

[Lees verder...]


Geplaats in: Soorten, Vissen
Pagina 2 van 4Eerste   Vorige   1  [2]  3  4  Volgende   Laatste   

Diensten

Weekdieren (EU-Habitatrichtlijn)

Mariene soorten en ecologie

Contact

Stichting ANEMOON
Postbus 29
2120 AA Bennebroek

anemoon@cistron.nl

06-11442009

Back To Top