Search
Search
 
Zoeken
 
 
Zoeken
Biotoop
Project
 
   
 
Groepen
 
 
 
   
 
Soorten
 
 
Data pager
Data pager
Page size:
PageSizeComboBox
select
 106 items in 11 pages
ZoekbeeldKenmerken
               
Data pager
Data pager
Page size:
PageSizeComboBox
select
 106 items in 11 pages
Alikruik
Littorina littorea

Alikruik
Littorina littorea

Mariene huisjesslak. Tot 4 cm, meestal ca. 2,5 cm. Stevige, samengedrukt kegelvormige horen met 6-7 bolle windingen en een spitse top. Bruingrijs met horizontale kleurbanden, mondopening wit. Vage, meestal ondiepe platte ribben en groeven. Geen navel. Operculum spits ovaal, hoornachtig bruin. Algemeen langs hele kust op hard substraat in het litoraal, het meest in slikgebieden.
Main Image
 
Littorina littorea Mariene huisjesslak. Tot 4 cm, meestal ca. 2,5 cm. Stevige, samengedrukt kegelvormige horen met 6-7 bolle windingen en een spitse top. Bruingrijs met horizontale kleurbanden, mondopening wit. Vage, meestal ondiepe platte ribben en groeven. Geen navel. Operculum spits ovaal, hoornachtig bruin. Algemeen langs hele kust op hard substraat in het litoraal, het meest in slikgebieden.

Afmetingen: H. 4 cm, B. 3,5 cm. Meestal kleiner, ca. 2.5 cm.
Schelpkleur: Bruingrijs tot geelgrijs met donkere  en lichtere horizontale kleurbanden. Soms bruinrood of geel. Mondopening wit.
Schelpvorm: Stevige, dikschalige horen met 6-7 bolle windingen en een scherpe top. Mondopening eivormig. Hoornachtig operculum (sluitplaat). Geen navel.
Sculptuur: Vlakke spiraalribben en groeven.
Overig: Het dier is lichtgrijs en heeft gestreepte koptentakels. Dezesoort wordt ook door de mens gegeten.

 Arctisch Gebied, Witte Zee, Gosenland, Groot-Brittannië en Noordzee, Atlantische Oceaan tot Spanje. Ook aan de Amerikaanse oostkust van Labrador tot New Jersey. In Nederland algemeen in het Waddengebied en de Zeeuwse wateren. Schaarser, plaatselijk zelfs zelfs ontbrekend langs de Noordzeekust van Noord- en Zuid-Holland. Leeft vooral in het litoraal tussen de hoog- en laagwaterlijn op hard substraat in de getijdenzone, tot een diepte van enkele meters beneden de laagwaterlijn. Vooral op golfbrekers en dergelijke. Ook op zandige of slikbodems. De dieren zijn omnivoor en het voedsel bestaat uit wieren als Zeesla en darmwieren. Maar ook detritus, diatomeeën en larven van zeepokken worden gegeten. Soms massaal aanwezig in slikgebieden, waar ze bij afgaand water fourageren en later tijdens het droogvallen beschutting zoeken. Vastgehecht aan hard substraat kunnen ze, afgesloten met het operculum, droogvallen goed doorstaan.
De dieren zijn van gescheiden geslacht. Bevruchting inwendig door copulatie van mannelijke en vrouwelijke individuen, meestal ’s nachts bij hoogwater. Ei-afzetting kan het hele jaar door plaatsehebben, maar stopt gewoonlijk bij lage temperaturen in de winter. De eieren worden afgezet in stevige lensvormige capsules, met in een geleiachtige massa meestal 3-4 (maximaal 9) kleurloze eieren. De dieren zijn geslachtsrijp na 1-2 jaar. Leeftijd 5-10 jaar (in aquaria tot 20 jaar).
 140262NederlandZoutwaterMOO|SMP|ANM
Amerikaanse oesterboorder
Urosalpinx cinerea

Amerikaanse oesterboorder
Urosalpinx cinerea

Mariene huisjesslak: Tot 40 mm. Grijswit tot bruin, soms donker gevlekt. Ribben soms lichter. Mondopening vaak paarsbruin. Stevige horen met 7-8 bolle windingen. Top spits, mondopening ovaal. Sifokanaal gootvormig, niet gesloten. 10-12 golvende, naar onderen vervagende ribben, gekruist door 16-18 dunne spiraalribben. Litoraal en sublitoraal in oestergebied in Zeeland.

Main Image
 
Urosalpinx cinerea 

Mariene huisjesslak: Tot 40 mm. Grijswit tot bruin, soms donker gevlekt. Ribben soms lichter. Mondopening vaak paarsbruin. Stevige horen met 7-8 bolle windingen. Top spits, mondopening ovaal. Sifokanaal gootvormig, niet gesloten. 10-12 golvende, naar onderen vervagende ribben, gekruist door 16-18 dunne spiraalribben. Litoraal en sublitoraal in oestergebied in Zeeland.

Afmetingen: H. tot 40 mm, B. tot 20 mm, meestal kleiner.
Schelpkleur: Grijswit tot donkergrijs, geelbruin, donkerbruin, soms met donkere vlekken; ribben vaak iets lichter. Kleine exemplaren tot 1 cm hoog vaak paarsachtig. Mondopening donkerder, tot paarsbruin, iets glanzend. Operculum hoornachtig, bruin.
Schelpvorm: Stevige horen met 7-8 bolle, onregelmatige windingen. Top vrij spits, mondopening ovaal, met een gootvormig, niet gesloten sifokanaal. Mondrand iets verdikt, met tot 6 bredere ribbels.
Sculptuur: Oppervlak ruw, met op de laatste winding 10-12 golvende ribben die naar de onderkant vervagen. Daarnaast hier en daar sterke groeilijnen en 16-18 dunne maar duidelijke spiraalribben. Mondopening ovaal, bovenaan iets toegespitst.
Dier: Crèmekleurig tot lichtoranje met donkerdere vlekken op mantelranden en tentakels. Koptentakels plat, aan de uiteinden slank. Ogen op een derde van de kop op het bredere deel van de tentakels. Mantelrand met aan de linkerkant een korte sifo. Voet vooraan afgerond en iets verdikt, met een inkeping voor het boororgaan.

Sinds 2009 gevonden in en bij de oude oesterputtenbij Gorishoek in de Oosterschelde. Er zijn nog geen aanwijzingen dat deze soort hier sterk toeneemt en/of het areaal uitbreidt. Dit zal vooral te maken hebben met de geringe dispersiecapaciteit.

 

Exoot, afkomstig van de oostkust van Amerika, tussen Prince Edward Island en Florida. Met de oestercultuur wijder verspreid en nu tevens voorkomend tussen British Columbia en San Francisco. In 1927 voor het eerst aangetroffen in Groot-Brittannië op oesterpercelen van Essex en Kent, geïmporteerd met de Amerikaanse oestersoort Crassostrea virginica. In Nederland voor het eerst gevonden in de Oosterschelde bij Gorishoek. De natuurlijke verspreiding is traag, doordat volwassen slakken slechts geringe afstanden afleggen en tevens doordat verplaatsing over zachtebodems voor deze soort problematisch is.Vaak op en rond op oesterbedden, op hard substraat. Vanaf iets boven de laagwaterlijn tot een diepte van ca. 40 m. De soort leeft van oesterbroed, met afmetingen tot ca. 20 mm en van zeepokken, Muiltjes en andere mollusken en zijn in staat om gaten in de schelpen te borenop vergelijkbare wijze als de Purperslak.
De dieren zijn van gescheiden geslacht. Vrouwtjes groeien sneller en worden groter. Voortplanting begint bij watertemperaturen boven 12° Celsius in mei-juni. De wijfjes produceren tot 40 vaasvormige eikapsels die in de getijdenzone op een vaste ondergrond worden bevestigd. Eieren komen uit na ca. 8 weken. Geen pelagisch veligerlarvenstadium. Wanneerde watertemperatuur onder de 5º Celsius zakt gaat het dier in de modder in winterslaap. Leeftijd: tot 13-14 jaar.
 140429NederlandZoutwaterSMP|Exoten
Amerikaanse schijfhoren
Gyraulus parvus

Amerikaanse schijfhoren
Gyraulus parvus

Zoetwaterslak. Exoot / ingevoerde soort. Tot 3,8 mm. Hoornkleurig, geelbruin. Klein, schijfvormig huisje. Dunschalig met 4-5 matig bolle windingen. Mondopening iets omgebogen. Sculptuur van onregelmatige spiraallijntjes en groeilijnen. In sloten en andere wateren met onderwatervegetatie. Nog slechts een paar keer gevonden. Mogelijk uitbreidend.
Main Image
 
Gyraulus parvus Zoetwaterslak. Exoot / ingevoerde soort. Tot 3,8 mm. Hoornkleurig, geelbruin. Klein, schijfvormig huisje. Dunschalig met 4-5 matig bolle windingen. Mondopening iets omgebogen. Sculptuur van onregelmatige spiraallijntjes en groeilijnen. In sloten en andere wateren met onderwatervegetatie. Nog slechts een paar keer gevonden. Mogelijk uitbreidend.

Afmetingen: H 1,3; B3,8 mm.
Schelpkleur: Hoornkleurig, geelbruin. Glanzend.
Schelpvorm: Klein, schijfvormig huisje. Dunschalig met 4-5 matig bolle windingen. Mondopening iets naar voren gebogen. Navel zeer wijd. De sculptuur bestaat uit fijne onregelmatige spiraallijntjes en groeilijnen.

 Ingevoerde soort (Noord-Amerika). In Nederland (nog) schaars, maar breidt zich vermoedelijk, net als in omringende landen, uit.
ANEMOON verspreidingsatlas weekdieren: Amerikaanse schijfhoren
Leeft in zoet water.  Bij Afferden gevonden in een schone sloot met diverse waterplanten. 593136NederlandZoetwaterANM|Exoten
Asgrauwe tolhoren
Gibbula cineraria

Asgrauwe tolhoren
Gibbula cineraria

Mariene huisjesslak. Tot 17 mm, meestal kleiner. Vuilwit met paarsrode schuine streepjes. Mond parelmoerkleurig. Operculum rond, bruin. Stevige kegelvormige horen, met 5-7 matig bolle windingen en een wat hoekige mond. Navel nauw, maar diep. Oppervlak met ondiepe spiraalribben. In Zeeland lokaal op hard substraat (ingevoerd). op het strand fossiel (Eemien).
Main Image
 
Gibbula cineraria Mariene huisjesslak. Tot 17 mm, meestal kleiner. Vuilwit met paarsrode schuine streepjes. Mond parelmoerkleurig. Operculum rond, bruin. Stevige kegelvormige horen, met 5-7 matig bolle windingen en een wat hoekige mond. Navel nauw, maar diep. Oppervlak met ondiepe spiraalribben. In Zeeland lokaal op hard substraat (ingevoerd). op het strand fossiel (Eemien).Afmetingen: H. tot 17 mm, B. tot 17 mm.
Schelpkleur: vuilwit, met een patroon van paarsrode schuin weglopende streepjes. Binnenzijde van de mond parelmoerkleurig. Operculum rond, hoornachtig, bruin.
Schelpvorm: Stevige, min of meer regelmatig gewondenkegelvormige horen, met 5-7 matig bolle windingen. De mondopening is hoekig tot vierkant. Er is een nauwe maar duidelijke en diepe, ronde navel.
Sculptuur: Het schelpoppervlak is meestal bezet met een variabel aantal ondiepe spiraalribben.

Dier:
kop met een verlengde snuit. Koptentakels lang, aan de basis liggen op een korte verhoging de ogen. Voet ovaal, met 3 paar voettentakels. Lichaamskleur crèmewit tot geelgrijs, met paarsige, golvende, dwarsgestreepte vlekken op voet, snuit en ringvormige strepen op de tentakels.
 

Van Noorwegen en IJsland tot Portugal, Gibraltar en Marokko. Aan de vastelandszijde van het Noordzeebekken uitgestorven sinds het Eemien, ca. 100.000 jaar geleden. Vanaf halverwege de jaren 70  bij Yerseke door de schelpdierhandel en -kweek aangevoerd met Oesters, Mossels. In het wild gevonden in 1994. Inmiddels op diverse plaatsen in het Oosterscheldegebied aanwezig op stenen van dijken, op schelpen (oesters) en tussen rood- en bruinwieren, waaronder Gezaagde zee-eik en Japans bessenwier.

Op het strand: Bereikt onze kust soms op drijvende voorwerpen, wier en in eieren van de Wulk, vermoedelijk grotendeels van de Franse of Engelse kusten. Lege fossiele huisjes spoelen frequent aan langs de hele kust en stammen uit het Eemien (Pleistoceen).

Bewoner van rotskusten. Vooral aanwezig langs deels zandige kusten. De dieren leven vooral op beschutte plaatsen onder bruin- en roodwieren in de getijdenzone en in rotspoelen, vanaf iets beneden de laagwaterlijn tot diepten van meer dan100 m. Het voedsel bestaat uit algen en detritus. De dieren zijnvan gescheiden geslacht. Ei-afzetting en bevruchting in de Noordzee waarschijnlijk vooral in het voorjaar. Ronde geelwitte eieren. De soort kan ten minste 3 jaar oud worden. 141782NederlandZoutwaterMOO|LIMP|SMP|Exoten
Basters drijfslakje
Heleobia stagnorum

Basters drijfslakje
Heleobia stagnorum

Huisjesslak uit brak tot bijna zoet water. Tot  6,5 mm. Glanzend wit, soms doorschijnend. Vaak met aangroeiing. Opperhuid bruin. Operculum lichtbruin. Dunschalig, torenvormig, tot 7 matig bolle windingen. Top spits, mondopening ovaal, bovenin spitser. Mondrand onverdikt. Navel nauw. Groeilijnen en minieme spiraallijntjes. Leeft plaatselijk in binnendijks brak water (Zeeland). Verder niet uit Nederland bekend.
Main Image
 
Heleobia stagnorum Huisjesslak uit brak tot bijna zoet water. Tot  6,5 mm. Glanzend wit, soms doorschijnend. Vaak met aangroeiing. Opperhuid bruin. Operculum lichtbruin. Dunschalig, torenvormig, tot 7 matig bolle windingen. Top spits, mondopening ovaal, bovenin spitser. Mondrand onverdikt. Navel nauw. Groeilijnen en minieme spiraallijntjes. Leeft plaatselijk in binnendijks brak water (Zeeland). Verder niet uit Nederland bekend.Afmetingen: H. tot 6,5 mm, B. tot 3 mm.

Schelpkleur: Glanzend wit, zeer licht geelachtig of doorschijnend en kleurloos. Vaak met aangroeiing op de schelp. Opperhuid geelbruin, schilferig. Operculum hoornachtig, lichtbruin.
Schelpvorm: Dunschalig, torenvormig horentje, met tot 7 matig bolle windingen. Top spits, mondopening ovaal, bovenin toegespitst. Mondrand dun, onverdikt. Navel zeer nauw. Behalve groeilijnen ook minieme spiraallijntjes.

Dier: Zie Opgezwollen brakwaterhorentje, echter de lichte velden, bestaande uit kleine gele pigmentstippen, ontbreken, het oog is ovaal, iets groter dan bij Ecrobia ventrosa en ligt niet op een verhoogde tentakelbasis. Lichaamskleur variabel, egaal licht tot donkergrijs. Snuit vaak donkerder, met lichter uiteinde. Details in de kop-pigmentatie en vooral de gele pigmentkorrels in de tentakels zijn als onderscheidingskenmerk met het Opgezwollen brakwaterhorentje te gebruiken.

 Bekend uit Noordwest-Duitsland en het Middellandse-Zeegebied. In Nederland een zeldzame brakwatersoort, die in Zeeland voorkomt in verscheidene binnendijks gelegen brakke kreken, wielen, watergangen en inlagen. Er zijn geen recente meldingen uit het Waddengebied of van de Hollandse kusten bekend.Brakwatersoort die een brede range van zoutgehalten verdraagt. In Nederland in brak water met een zoutgehalte tussen 2,6 en 13,2‰. Veel lagere, maar ook hogere waarden worden (tijdelijk) ook geaccepteerd. Gewoonlijk van gescheiden geslacht, echter ook voortplanting door zelfbevruchting is waargenomen. De eikapsels bevatten één ei en worden onder andere op de schelpen van soortgenoten afgezet. Geen pelagisch larvenstadium. De verdere levenscyclus is niet goed bekend. 153928NederlandZoutwaterSMP|ANM
Blauwgestreepte schaalhoren
Patella pellucida

Blauwgestreepte schaalhoren
Patella pellucida

Mariene huisjesslak. Tot 7 mm. Lichtbruin, met 2-8, (zelden 10) stralende lichtblauwe tot groene, onderbroken kleurlijnen. Mutsvormige schelp met stompe top. Geen operculum. Lijkt glad, maar bij vergroting is vaak een radiaire sculptuur te zien. Soms met sterkere ribben. Naast de ovale dunschalige vorm is er een dikschaliger, meer ronder vorm (forma laevis Pennant). Leeft op grote bruinwieren. In Nederland uiterst zeldzaam. Wel regelmatig op aangespoeld wier.
Main Image
 
Patella pellucida Mariene huisjesslak. Tot 7 mm. Lichtbruin, met 2-8, (zelden 10) stralende lichtblauwe tot groene, onderbroken kleurlijnen. Mutsvormige schelp met stompe top. Geen operculum. Lijkt glad, maar bij vergroting is vaak een radiaire sculptuur te zien. Soms met sterkere ribben. Naast de ovale dunschalige vorm is er een dikschaliger, meer ronder vorm (forma laevis Pennant). Leeft op grote bruinwieren. In Nederland uiterst zeldzaam. Wel regelmatig op aangespoeld wier.Afmetingen: H. tot 7 mm, B. tot 20 mm.
Schelpkleur: Lichtbruin tot hoornkleurig, bij jonge dieren deels doorschijnend. Vanuit de top lopen 2-8, (zelden 10) stralende lichtblauwe tot groene, onderbroken kleurlijnen.

Schelpvorm: Dunschalige tot meer stevige, mutsvormige schelp. De top is stomp en ligt vrij dicht bij de achterrand. De schelp lijkt glad met alleen duidelijke groeilijnen en -banden, maar bij vergroting is vaak een fijne radiaire sculptuur te zien. Naast de  ovale dunschalige vorm is er een dikschaliger, meer ronder vorm, die ook groter wordt (forma laevis Pennant).

Dier: mantelranden deels met franjevormige tentakels. Kop met brede snuit, koptentakels weinig buitende schelp uitstekend en slank, iets afgeplat, met kleine ogen aan de basis. Lichaamskleur grijswit tot crème, kop en voetrand soms donkerder geel totbruin. Geen operculum.

 IJsland, Noorwegen, Atlantische kust van Groot-Brittannië en Frankrijk tot Portugal. Zeldzaam in het westelijk deel van de Middellandse Zee en langs de Afrikaanse westkust. De soort leeft vooral in wat koudere wateren. In de Noordzee onder meer op Helgoland en langs de Noordzeekust van Groot-Brittannië. Uit Nederlandse voornamelijk bekend van vaak nog levende dieren, die op het strand aanspoelden op wieren als Knotswier en Laminaria. Autochtoon bekend van uit de Waddenzee gevist Veterwier Chorda filum.Langs rotskusten, vastgehecht op bruinwieren. De soort prefereert zilte plaatsen met een sterke waterbeweging in het sublitoraal. Van iets beneden de laagwaterlijn tot een diepte van ca. 30 m. Vooral aanwezig op Laminaria-achtig zeewier, zoals Suikerwier Saccharina latissima en Vingerwier Laminaria digitata. Ook gevonden op wieren uit het geslacht Fucus en op Riemwier Himanthalia elongata. Het voedsel bestaat uit de bruinwieren en detritus.

Afwijkend van dan veel andere schaalhorens zijn de dieren gedurende hun hele leven van gescheiden geslacht. Voortplanting in het voorjaar. Eieren vormen een groengele, geleiachtige massa, met een dun membraam, afgezet in het plankton.

Het verschil tussen de typische dunschalige kom- of badkuipvorm en de dikkere, meer mutsvormige f. laevis wordt veroorzaakt door de plaats op het wier waar de dieren zich na het larvale stadium vasthechten. Dieren in holten in de nerf van het wier ontwikkelen zich tot de forma laevis, dieren die op de bladen van het wier zitten tot de typische dunschalige vorm.

 147459NederlandZoutwaterMOO|LIMP|SMP
Boothoren
Scaphander lignarius

Boothoren
Scaphander lignarius

Mariene huisjesslak. Tot 15 mm. Tamelijk dunwandige  maar stevige schelp met een zeer wijde mondopening. De laatste winding sluit alle voorgaande in. De mondrand steekt een weinig boven de schelp uit. De top ligt geheel verzonken. Boven- en onderkant afgerond. Sculptuur van vage groeven. Noordzee, dieper water.
Main Image
 
Scaphander lignarius Mariene huisjesslak. Tot 15 mm. Tamelijk dunwandige  maar stevige schelp met een zeer wijde mondopening. De laatste winding sluit alle voorgaande in. De mondrand steekt een weinig boven de schelp uit. De top ligt geheel verzonken. Boven- en onderkant afgerond. Sculptuur van vage groeven. Noordzee, dieper water.Afmetingen: H. tot 15 mm, B. tot 9 mm.
Schelpkleur: Crèmewit, met in de spiraalgroeven donkerbruine lijntjes. De mondopening is van binnen wit. Opperhuid bruingrijs tot roestbruin.
Schelpvorm: Tamelijk dunwandig maar stevige horen, met een zeer wijd oorvormig uitgegroeide laatste winding die de eerdere windingen volledig insluit. Geen top: deze ligt verzonken in de schelp. Boven- en onderkant afgerond. Geen operculum.
Sculptuur:  fijne spiraalgroefjes, deels opgebouwd uit putjes. Daarnaast in de lengte fijnere groeilijnen.

Dier: In kruipende toestand tot ruim 18 mm. Kopschild lang, ovaal afgerond, voorzijde in het midden wat ingedeukt. Aan de achterkant uitlopend in langwerpig-driehoekige, brede tentakelvormige flappen die de voorkant van de schelp voor een deel afdekken. Mondopening met een rasptong, in de maag zitten drie onverkalkte, hoornachtige kauwplaten. Voet met aan de zijkanten grote, lange, dunne flappen die de schelp over de gehele lengte omvatten, maar elkaar bovenop niet raken. Aan de achterzijde nog een achterste flap (pallial lobe) die de topzijde van de schelp deels kan omvatten. Lichaamskleur grijswit met een geeloranje of bruinachtige zweem.
 

Van Noorwegen en IJsland tot de Canarische Eilanden. Ook in de Middellandse Zee. Van deze soort bestaan slechts weinig meldingen van het NCP. Deze zijn alle afkomstig uit dezelfde 10 x 10 km-hokken in het centrale deel. Recente waarnemingen komen uit een 10 x 10 km-hok in het noordelijke deel van het NCP.

Op het strand: Uiterst zeldzaam en vermoedelijk groetendeels fossiel.

Van het sublitoraal tot een diepte van 1.500 m. De soort komt voor op fijnzandige, vaak slibrijke sedimenten. De dieren zijn ongetwijfeld carnivoor, maar het voedsel is onbekend. Zelf vormen ze voedsel voor onder meer kabeljauwachtigen. Over de voortplanting, het voortplantingsseizoen, de groei en levensduur konden geen gegevens worden getraceerd. Hoogstwaarschijnlijk zijn de dieren hermafrodiet en worden ze meerdere jaren oud. 139488Nederland SMP|ANM
Bos-glimslak
Zonitoides arboreus

Bos-glimslak
Zonitoides arboreus

Landslak. Exoot/ingevoerde soort in Nederland. Tot 5 mm. Geelbruin, glimmend, iets doorschijnend. Huisje schijfvormig met tot 4,5 iets verhoogde beginwindingen en een diepe navel. Laatste winding iets samengedrukt en soms licht gekield. Sculptuur van onregelmatige fijne spiraallijntjes en groeilijnen. Op vochtige plaatsen in bossen (ook in naaldbos). Soms ingevoerd met tuinplanten. [Ook bekend van St. Eustatius - Bes-eilanden]

Main Image
 
Zonitoides arboreus 

Landslak. Exoot/ingevoerde soort in Nederland. Tot 5 mm. Geelbruin, glimmend, iets doorschijnend. Huisje schijfvormig met tot 4,5 iets verhoogde beginwindingen en een diepe navel. Laatste winding iets samengedrukt en soms licht gekield. Sculptuur van onregelmatige fijne spiraallijntjes en groeilijnen. Op vochtige plaatsen in bossen (ook in naaldbos). Soms ingevoerd met tuinplanten. [Ook bekend van St. Eustatius - Bes-eilanden]

  Nederland (ingevoerd: exoot). BES-eilanden. St. Eustatius.  819980NederlandLandANM
Bron-blaashoren
Physa fontinalis

Bron-blaashoren
Physa fontinalis

Zoetwater-huisjesslak. Tot 12 mm. Lichtbruin, glanzend, het dier is door de wand zichtbaar. Linksgewonden huisje. Geen navel. Alleen vage groeilijntjes. Bij het kruipende dier zijn de mantelflappen als vingers om de schelp heengeslagen.
Main Image
 
Physa fontinalis Zoetwater-huisjesslak. Tot 12 mm. Lichtbruin, glanzend, het dier is door de wand zichtbaar. Linksgewonden huisje. Geen navel. Alleen vage groeilijntjes. Bij het kruipende dier zijn de mantelflappen als vingers om de schelp heengeslagen.Afmetingen: H tot 12, B tot 7 mm.
Schelpkleur: Lichtbruin of hoornbruin, glanzend, doorschijnend: het dier is door de wand zichtbaar.
Schelpvorm:
Linksgewonden huisje met 4-5 bolle windingen. De laatste is sterk opgeblazen en neemt 3/4 van de totale hoogte in. De top is  stomp, de voorgaande windingen zijn afgerond en steken maar weinig boven de lichaamswinding uit. De mondopening is scherp en niet of nauwelijks verdikt. Geen navel. Geen afsluitplaatje (operculum) in de mond.
Sculptuur: Geen sculptuur, alleen vage groeilijntjes.
Dier: Bij het kruipende dier zijn de mantelflappen als vingers om de schelp heengeslagen.
 Algemeen in het hele land, het minst bekend uit Zeeland.

Bron-blaashoren, Phyta fontinalis, ANEMOON verspreidingsatlas Weekdieren.
Leeft vooral in stilstaande en zwak bewogen wateren met veel plantengroei. Kan enige vervuiling en verzilting verdragen. 248248NederlandZoetwaterMOO
Chinees hoedje
Calyptraea chinensis

Chinees hoedje
Calyptraea chinensis

Mariene huisjesslak. Tot 15 mm (diameter). Wit tot créme, opperhuid lichtgeel. Qua vorm een verbreed, plat, puntig rond hoedje, zoals in Aziatische landen wordt gedragen. Een deels gedraaid schot dekt een deel van de mondopening aan de binnenkant af. Oppervlak met groeilijnen en soms knobbeltjes. Dier met korte snuit. Platte, korte koptentakels, het oog aan de basis. Voet ovaalrond. Lichaamskleur bleekwit tot geelachtig, soms roze. Zelden, aangevoerd met materiaal schelpdiervisserij (Oosterschelde).
Main Image
 
Calyptraea chinensis Mariene huisjesslak. Tot 15 mm (diameter). Wit tot créme, opperhuid lichtgeel. Qua vorm een verbreed, plat, puntig rond hoedje, zoals in Aziatische landen wordt gedragen. Een deels gedraaid schot dekt een deel van de mondopening aan de binnenkant af. Oppervlak met groeilijnen en soms knobbeltjes. Dier met korte snuit. Platte, korte koptentakels, het oog aan de basis. Voet ovaalrond. Lichaamskleur bleekwit tot geelachtig, soms roze. Zelden, aangevoerd met materiaal schelpdiervisserij (Oosterschelde).Afmetingen: H. tot 6 mm, B. tot 15 mm (diameter).
Schelpkleur: Van buiten wit tot crémegeel, met een lichtgele opperhuid, binnenzijde glanzend wit.
Schelpvorm: Vrij dunschalige, laag kegelvormige schelp in de vorm van een min of meer rond, verbreed, plat, puntig hoedje, zoals in Aziatische landen veel wordt gedragen. Mondopening in vorm aangepast aan de ondergrond, vaak min of meer rond. Aan de binnenkant bevindt zich een karakteristiek, gedeeltelijk gedraaid schot dat een deel van de mondopening afdekt.

Sculptuur:  Het schelpoppervlak is glad met groeilijnen, maar kan ook bedekt zijn met vage tot scherpe knobbeltjes.

Dier: Korte snuit. Platte, korte koptentakels, met het oog aan de basis. Voet ovaalrond. Lichaamskleur bleekwit tot geelachtig, soms roze.

 Van de Britse Eilanden tot de Canarische Eilanden en verder zuidwaarts tot Congo. Ook in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee. In Nederland in het verleden incidenteel een aantal keren levend in Zeeland aangetroffen op oesterbanken nabij Yerseke, vermoedelijk via import door de schelpdierindustrie. Ook later enkele keren levend aangetroffen op schelpen in de Oosterschelde. Daarnaast als vers aangevoerd materiaal bekend van de Kalkbranderij Yerseke en als fossiel van diverse plaatsen in Zeeland.Onder in de getijdenzone en in het sublitotraal, tot diepten van enkele tientallen meters. Vastgehecht op hard substraat, bijvoorbeeld op schelpen of kleinere stenen. De dieren vangen met behulp van slijm kleine voedseldeeltjes uit het water, die op vergelijkbare wijze als bij het Muiltje naar de monddelen worden getransporteerd (zie aldaar). De dieren zijn protandrisch hermafrodiet; jonge dieren zijn mannetjes, die in de loop van hun bestaan veranderen in vrouwtjes. Er is sprake van broedzorg; de vrouwtjes houden de eieren tijdens hun ontwikkeling onder de schelp of blijven dicht in de buurt. Na het uitkomen van de eitjes kruipen de larven meteen rond over het substraat. Er is geen pelagisch larvenstadium. 138961NederlandZoutwaterSMP|ANM
 
   
 
Instellingen
 
 


Kolommen
select
       
Indeling
select
        
Uiterlijk
select

Groepsnaam
select

Sortering groepsnaam
select



 
   

Diensten

Weekdieren (EU-Habitatrichtlijn)

Mariene soorten en ecologie

Contact

Stichting ANEMOON
Postbus 29
2120 AA Bennebroek

anemoon@cistron.nl

06-11442009

Back To Top