Search
Search

Soorten

Weekdieren

Ketting-schepje
Mariene huisjesslak. Tot 5 mm. Witachtig, bijna transparant, zeer dunschalig. 2-3 snel toenemende windingen, de laatste uitgegroeid tot ‘oor’. Bovenzijde mondrand steekt niet boven de topwindingen uit en is nauwelijks gekarteld. Geen operculum. Oppervlak met spiraalsgewijs verlopende rijen duidelijk langwerpig-ovale putjes, die de vorm aannemen van aaneengesloten schakels van een ketting. Schelp geheel omsloten door de mantel. Maag met drie verkalkte kauwplaten. Noordzee, ver van de kust. Enkele keren aangespoeld. Zeldzaam.

[Lees verder...]


Houtboormossel
Mariene tweekleppige. Tot 13 mm. Grijs- tot kalkwit, opperhuid geelbruin. Schelpen lijken op die van paalwormen, echter zonder paletten.Tussen de top zitten 2 accessorische schelpstukken. Het middelste deel heeft horizontale, verticale en schuine ribben, het voorste deel bijna uitsluitend horizontale ribben, het achterstuk is vrijwel glad. Dier met lange sifobuis, met alleen een instroomsifo, die ca 1 cm buiten het hout uitsteekt. Noordzee, verder van de kust in afgezonken waterdoordrenkt hout. Zelden op het strand in wrakhout.

[Lees verder...]


Holteschelpje
Mariene tweekleppige. Tot 9 mm. Glanzend wit, opperhuid geelbruin. Dunschalig bol, ovaalrond. Oppervlak met concentrische groeilijnen. Geen mantelbocht. Dier zonder echte sifonen, de in- en uitstroomopeningen liggen niet bij elkaar, de instroomopening ligt aan de voorzijde, de uitstroomopening meer aan de achterzijde. Slanke voet die grotendeels als een cilinder kan worden opgerold. Lichaamskleur wit tot geelwit. In het verleden enkele keren autochtoon aangetroffen in het sublitoraal van dijken en havenpieren. Nu en dan aanspoelend aan drijvende voorwerpen op het strand.

[Lees verder...]


Grote parelmoerneut
Mariene tweekleppige. Tot 19 mm. Grijswit, met een matte olijfgroene opperhuid (periostracum) met soms oranje vegen en vlekken. Groter dan de voorgaande soorten, met aan de buitenzijde vage tot duidelijke radiaire ribben. Deze kruisen de concentrische groeilijnen waardoor het oppervlak een fijne ruitsculptuur krijgt. Slot taxodont. Onderrand met karteltjes (gecreneleerd). Dier zonder sifonen, de voet is cilindrisch, aan het uiteinde afgeplat. Noordzee, ver van de kust. Fossiel bekend van het strand (Waddeneilanden).

[Lees verder...]


Grove papierschelp
Mariene tweekleppige. Tot 25 mm. Wit, opperhuid licht bruingeel. Dunschalige, ovaalronde tot licht hoekige schelp. Ovaalrond, de achterzijde is afgeknot en afgerond, evenals de boven- en onderrand. Linkerklep iets boller dan de rechterklep. Oppervlaktesculptuur met name op het achterste gedeelte wat grover en de groeilijnen verlopen daar meestal wat grilliger. Geen slottanden, ligamentdrager begrensd door een hoekige inkeping. Noordzee, verder van de kust. Uiterst zelden op het strand.

[Lees verder...]


Glanzend tandhorentje
Mariene huisjesslak. Tot ca. 5 mm. Crème. 6-7 vrij vlakke windingen. De topwinding is klein en ingedraaid, niet gekanteld. In de mondopening aan de spilzijde een scherpe tandplooi. Oppervlak glad met grovere groeilijnen en soms microscopische spiraallijntjes. Lichaamskleur witachtig met een groot aantal gele vlekken op de koptentakels, kop en voet. Noordzee, geassocieerd met diverse weekdieren en wormen. Op het strand voornamelijk oude fossiele exemplaren

[Lees verder...]


Gezwollen tolhoren
Mariene huisjesslak.Tot 10 mm. Crème, geelgrijs tot bruinroze met rozerode en bruine vlekken en strepen. 6-7 matig bolle windingen die aan de bovenkant afgeplat zijn. Mondopening hoekig, binnenin parelmoerkleurig. De navel is nauw, kommavormig en vrij diep. De sculptuur bestaat uit fijne spiraalrichels. Noordzee, ver van de kust (Klaverbank). Zelden op het strand, alleen op drijvende voorwerpen en als fossiel.

[Lees verder...]


Gezwollen slanke noordhoren
Mariene huisjesslak. Tot 70 mm. Wit of crème, opperhuid bruin tot groenachtig. De schelp is vrij dunschalig, met 8-9 vrij bolle, vaak licht geschouderde windingen. De opperhuid kan glad zijn, maar ook vezelig. De top gaat gelijkmatig over in de volgende windingen en is niet knopvormig. Sifokanaal vrij kort, gebogen. Operculum peervormig. De windingen hebben fijne spiraalsculptuur. Soms zijn de windingen gedrongen en is de opperhuid streperig. Schaars in de Nederlandse Noordzee in diep water.

[Lees verder...]


Gezaagd schepje
Mariene huisjesslak: H. tot 15 mm, B. tot 10 mm. Vaak veel kleiner. Langwerpig hoekig horentje met 2-3 snel toenemende windingen, de laatste is uitgegroeid tot een ‘oor’. Bovenzijde van de mondrand steekt niet boven de topwindingen uit. Buitenkant mondrand aan de onderzijde gekarteld/ingezaagd. Over de schelp lopen spiraalrijen van minuscule, op een lichte verhoging staande, ronde of niervormige putjes die tegen elkaar aanliggen en een kettingvormige sculptuur vormen. Dier aanzienlijk groter dan de schelp.

[Lees verder...]


Gewone papierschelp
Mariene tweekleppige. Tot 25 mm. Wit met geelbruine opperhuid. Dunschalige, ongelijkkleppige schelp. Rechterklep iets boller dan linker. Vanuit de top lopende flauwe plooi naar de achterzijde. Sculptuur van concentrische groeilijnen. Boven-achterzijde tamelijk grof gekorreld; verdere schelp zeer fijn. Geen slottanden, ligamentdrager met hoekige inkeping. Dier: Sifonen over vrijwel de hele lengte gescheiden, uiteinden soms ballonvormig. Lichaamskleur: crèmewit. Noordzee, verder van de kust. Spoelt weinig aan.

[Lees verder...]


Gevlekt koffieboontje
Mariene huisjesslak. H. tot 12 mm, B. tot 9 mm. Bol, koffieboonvormig horentje met een langwerpige, spleetvormige mondopening. Sculptuur van sterke dwarsribbels. Schelpkleur egaal roze-achtig, soms meer grijzig. Drie sterk afstekende bruine vlekken op de rugzijde. De onderkant is wit of grijsroze. Nu en dan levend te vinden in Zeeland. Aangespoeld op het strand meestal fossiel.

[Lees verder...]


Gevlamde tolhoren
Mariene huisjesslak: Tot 17 mm. Geel, groengeel, met schuinlopende paarse en donkerrode lijnen en vlekken. Mondopening parelmoerkleurig. Stevige horen met 5-7 matig bolle windingen. Top stomp, vage tot sterke spiraalrichels. Koptentakels lang, oog op verdikte basis. Lichaam grijswit met paarse vlekken. Koptentakels vaak met donkere brede en smallere ringen. Ingevoerd in Zeeland (omgeving Yerseke) schaars.

[Lees verder...]


Geribd gordelhorentje
Mariene huisjesslak. Tot 2,5 mm. Lichtgeel, crème of wit, met meestal twee korte bruingele (kommavormige) banden op het laatste deel van de laatste winding. Opperhuid geeloranje tot donkerbruin. 5-6 matig bolle windingen met daartussen een vrij diepe naad. Top stomp, mondopening ovaal en vaak iets verdikt. Geen navel. De sculptuur bestaat uit fijne lengtegroefjes en op de bovenkant van de windingen vage verticale dwarsplooien, die naar het midden van de windingen vervagen. Bekend uit de Oosterschelde en uit aanspoelsel op het strand.

[Lees verder...]


Genavelde tolhoren
Mariene huisjesslak. Tot 16 mm (meestal kleiner). Grijsgeel met schuine, roze tot paarsroze lijnen en vlekken. Mondopening parelmoer. Kegelvormige horen met 5-7 windingen. Navel rond en diep, mondopening hoekig. Vage spiraalrichels. Koptentakels lang. Aan de basis op knopvormige verhoging de ogen. Voet met drie paar voettentakels. Lichaam gelig, kop- en voettentakels met paarse strepen, vlekken en ringen. Ingevoerde soort (Yerseke). Nog nauwelijks verder verspreid in Oosterschelde.

[Lees verder...]


Geaderde stekelhoren
Mariene huisjesslak. Vaak ca 12,5 cm (maar kan tot 18 cm worden). Witachtig of bruin met donkerbruine, vaak onderbroken streepjes op de spiraalkoorden. Top vaak lichter. Mondopening vaak helder oranje. Bolle, stevige schelp met grote lichaamswinding. Mondopening groot, onderaan uitlopend in kort sifokanaal. Operculum langwerpig, hoornachtig. Windingen bovenaan met puntige knobbels, verder dwarsribben en dikkere en dunnere spiraalkoorden, waarop kleine knobbeltjes staan. Dier met duidelijke koptentakels en gespierde kruipvoet. Exoot. Mogelijk gevaar voor inheemse fauna. Breidt zich uit.

[Lees verder...]


Fluweelhoren
Mariene huisjesslak. Tot 15 mm. Geelwit tot paarsroze. Opperhuid geelbruin tot olijfgroen, bij levende dieren fluweelachtig, bij oud en dood materiaal vezelig of afgesleten. Dunschalige horen van 2-3 bolle windingen. De laatste winding is zeer groot en sluit de voorgaande grotendeels in. Schelpoppervlak met een grove of fijnere traliewerksculptuur. Zeldzame soort in Nederlandse wateren, o.a. te verwachten op de Klaverbank. Enkele keren als lege schelp aangespoeld.

[Lees verder...]


Dwerg-drijfhorentje
Mariene huisjesslak. Tot 3 mm. Glasachtig doorschijnend, crèmewit of bleekwit, met duidelijk donkerrood of paars topje. Vaak dunschalig (soms veel dikker) horentje met 4-6 matig bolle windingen. Top spits, mondopening hoekig. Buitenlip vaak verdikt. Geen navel. Laatste winding vaak glad, maar soms met smalle (nu en dan ook bredere) verticale ribjes en soms onregelmatige spiraallijntjes. Dier met lange koptentakels, ogen op duidelijke verdikking aan de basis. Voet kort en smal, met 1 achtervoettentakel. Lichaamskleur crèmewit of grijswit. Op wieren en/of hydropoliepen. Zeeland en Noordzee, zelden levend gemeld, maar spoelt veel vers/levend aan.

[Lees verder...]


Dunschalig zeeklitschelpje
Mariene tweekleppige. Tot 5 mm. Schelpkleur: verse exemplaren zijn blauwachtig wit en iets transparant en hebben vaak een roestkleurige aanslag. Lege schelpen zijn doorgaans ondoorschijnend en crèmewit. De umbo’s liggen gezien vanaf de voorrand van de schelp op ongeveer tweederde van de totale schelplengte. Oppervlak glad, met fijne groeilijnen. Geen mantelbocht. Deze soort leeft in associatie met de in de bodem ingegraven Modderzeeklit Brissopsis lyrifera, Bekend uit de Noordzee (Oestergronden). Niet van het strand bekend.

[Lees verder...]


Kleine kroonslak

Zeenaaktslak. <9 mm. Crèmekleurig, lichtgeel, semi-transparant. Op de rug rode vlekken. Behalve de terminale tuberkel hebben alle tuberkels een rode vlek op de top. Geen rode vlek aan binnenzijde cerata. Top rhinoforen met witte vlekken. Vertakkingen middendarmklier geel tot lichtoranje. Kop vooraan ingesneden. Rhinoforen glad, met een wijde schede om de basis. Op de rug rijen knotsvormige cerata, met een eindstandige wratachtige tuberkel. Eieren in een bandvormig harmonica-achtig snoer. Zeldzaam. In Nederland zijn nog geen eieren waargenomen.

[Lees verder...]


Driehoekige astarte
Mariene tweekleppige. Tot 16 mm. Geelwit met geelgroene tot roestbruine, gestippelde opperhuid. Stevige min of meer driehoekige schelp. De sculptuur bestaat uit tot 50 dicht tegen elkaar gelegen concentrische ribben. Slot heterodont, vrij grof en groot. Onderrand niet gecreneleerd. Geen mantelbocht. Noordzee, grote afstand van de kust. Vooral op en rond de Doggersbank. Uiterst zelden vers op het strand.

[Lees verder...]


Pagina 7 van 16Eerste   Vorige   2  3  4  5  6  [7]  8  9  10  11  Volgende   Laatste   

Diensten

Weekdieren (EU-Habitatrichtlijn)

Mariene soorten en ecologie

Contact

Stichting ANEMOON
Postbus 29
2120 AA Bennebroek

anemoon@cistron.nl

06-11442009

Back To Top